====== Naar zijn gelijkenis, als zijn beeld. Over Genesis 5:3 (1989) ====== //Uit: Clavis, jrg. 32, nr. 10, oktober 1989// In Genesis 5:3 lezen we dat toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, hij een zoon verwekte naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en hij noemde hem Seth.\\ In onze preek enige tijd geleden over de eerste vijf verzen van dit hoofdstuk hebben we uiteraard ook aandacht gegeven aan wat in vers 3 wordt gezegd. Daarbij hebben we ons in hoofdzaak aangesloten bij de in gereformeerde kring veelal gevolgde verklaring van dit vers. Deze verklaring vat het zeggen van de Schrift dat Adam een zoon verwekte naar zijn gelijkenis, als zijn beeld op als uitdrukking van het feit dat Seth in zonde werd ontvangen en geboren. Dit dan in duidelijke tegenstelling met Adam, van wie in vers 1 wordt gezegd dat hij geschapen werd naar de gelijkenis van God. Dit laatste houdt in dat Adam bij zijn schepping rechtvaardig en heilig was. Maar wanneer Adam nu op zijn beurt een zoon verwekt, geldt van deze niet ‘naar de gelijkenis van God’ maar ‘naar de gelijkenis van zijn vader Adam’. Dat is te verstaan: even verdorven als Adam door diens val in zonde was geworden.\\ Deze verklaring treffen we onder meer aan in de Kanttekeningen van de Statenvertaling, die hier het volgende zeggen: > Tegen Gods beeld en gelijkenis, naar hetwelk Adam geschapen was, wordt hier nu gesteld Adams beeld en gelijkenis, naar hetwelk Seth geboren is. Gods beeld was volmaakt, maar na den val was Adams beeld gansch verdorven, waardoor nu alle mensen, die natuurlijk uit Adam geboren worden, zondig ellendig en den dood onderworpen zijn. Zie Romeinen 5:12. De Kanttekeningen gaan hier min of meer in het voetspoor van Calvijn, die schrijft: > De uitdrukking, dat de mens gewon naar zijn beeld, heeft wel ten dele betrekking op de eerste oorsprong der natuur, maar tevens moet daarbij gedacht worden aan het bederf en den zondelijke aard, die hij zelf door afval zich op den hals had gehaald en waarin alle nakomelingen deelden. Hoewel Calvijn wat genuanceerder spreekt dan de Kanttekeningen, wil ook hij het ‘naar zijn gelijkenis en beeld’ zien als aanduiding van het bederf en de zondige natuur, waarin alle nakomelingen van Adam worden geboren.\\ Hetzelfde gebeurt in de Gereformeerde Dogmatiek van dr. A.G. Honig, die Genesis 5:3 aanvoert als eerste bewijsplaats van de natuurlijke verdorvenheid des mensen. Daarnaast vermeldt hij als Schriftplaatsen Job 14:4, Psalm 51:7 en Johannes 3:6.\\ En om niet meer te noemen, ook in de Heidelbergse Catechismus wordt voor de Schriftuurlijke leer van de erfzonde Genesis 5:3 als bewijsplaats vermeld. Zie Zondag 3:7.\\ Zoals gezegd volgden ook wij in onze preek deze verklaring, hoewel zij ons toen al niet geheel bevredigde. En bij nadere overweging menen wij dat zij niet juist is. Vandaar dat we nu in Clavis nogmaals willen stilstaan bij deze tekst.\\ Daarbij willen we om misverstand te voorkomen duidelijk vooropstellen dat de leer van de erfzonde, namelijk dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden en van nature geheel verdorven zijn, terdege op de Schrift is gefundeerd. Te wijzen valt hier inderdaad op plaatsen als Job 14:4 en Psalm 51:7. En dit is dan ook de leer van de Drie Formulieren van Enigheid, zoals blijkt uit Zondag 3 HC en artikel 15 NGB, terwijl we in DL III/IV,2 belijden: > Zodanig als nu de mens geweest is na de val, zodanige kinderen heeft hij ook voortgebracht, namelijk hij, verdorven zijnde, verdorvene; alzo dat de verdorvenheid, naar Gods rechtvaardig oordeel, van Adam op al zijn nakomelingen (uitgenomen alleen Christus) gekomen is, niet door navolging, gelijk eertijds de Pelagianen gedreven hebben, maar door voortplanting der verdorven natuur. Dit betekent dat de verdorven natuur van Adam zich ook voortplantte in Seth, zodat deze als een verdorvene ter wereld kwam.\\ Dit betekent evenwel niet dat dat nu ook de zin is van Genesis 5:3, als daar gezegd wordt dat Adam een zoon verwekte naar zijn gelijkenis en beeld, die hij Seth noemde.\\ Zoals we al zagen zien de Kanttekeningen hier //een tegenstelling// tussen het beeld en de gelijkenis Gods, waarnaar Adam geschapen werd (vers 1) en het beeld en de gelijkenis van Adam, waarnaar Seth geboren werd. Waarbij zij dan vervolgens stellen dat Gods beeld //volmaakt// was, terwijl Adams beeld na de val //geheel verdorven// was.\\ We doen er evenwel beter aan hier niet te spreken van een tegenstelling (volmaakt – verdorven) maar van een //voortgaande lijn.// De lijn, door God in Adam begonnen (vers 1), wordt voortgezet in Seth (vers 3). Genesis 5 biedt ons namelijk het schrift van Adams toledooth, van Adams geslacht. Dit hoofdstuk tekent ons wat er uit Adam geworden is. Daarbij tekent vers 1 ons het //begin.// Dat begin is de schepping van de mens door God; dat wil zeggen diens schepping naar de gelijkenis van God. Daaraan voegt vers 2 dan duidelijk toe dat God de mens schiep mannelijk en vrouwelijk en dat Hij hen zegende en dat Hij hun naam //mens// noemde ten dage van hun schepping.\\ En dit begin, dat uit God was, krijgt een heus, een echt vervolg. //En wel in Seth//, van wie vers 3 zegt dat Adam hem gewon //naar zijn gelijkenis en beeld.// Het is een spreken dat wil aangeven dat we in Seth (en straks in Enos, Kenan enzovoort enzovoort) werkelijk van doen hebben met het geslacht van Adam, zoals God dat van meetaf zocht toen Hij de mens schiep mannelijk en vrouwelijk en hen //mens// noemde.\\ Kortom, Seth wordt ons hier getekend als een //ware// mensenzoon, als het //wettige// geslacht van Adam, in wie de in vers 1 begonnen lijn zich voortzet. Zoals al gezegd biedt Genesis 5 ons dan ook de lijn van Adams geslacht. Daarbij past het ons dat geslacht voor te stellen als een zaad, dat verwekt werd naar de gelijkenis en het beeld //van vader Adam.//\\ En dan is het zeker waar dat heel het geslacht vanaf Seth in zonde werd ontvangen en geboren - in het door Adam verwekt worden is vanwege diens zondeval het in zonde ontvangen worden begrepen - maar dat is hier niet //het beheersende motief//. Genesis 5 biedt ons niet het boek van de voortplanting van Adams verdorven natuur op zijn nakomelingen, maar het boek van het //geslacht van Adam.// Het is het geslacht dat loopt allereerst via Seth, die een ware zoon des mensen was, verwekt als hij werd naar het beeld en de gelijkenis van zijn vader Adam, de eerste, ware mens.\\ En zo kunnen wij de lijn hier ook doortrekken tot op DE Zoon van de mens, Jezus Christus. Want het is duidelijk dat Jezus Christus geboren is uit het geslacht van Adam, waarvan Genesis 5 ons het begin tekent en waarvan Genesis 5:3 duidelijk aangeeft dat het daarin gaat om //ware mensenkinderen//, om waar zaad van Adam, geboren naar Adams gelijkenis.\\ Dit laatste belijden wij dan ook van Jezus Christus, de Zoon van God, die heel echt zoon van de mens is geworden. Hij, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, heeft uit het vlees en bloed van de maagd Maria door de werking van de Heilige Geest //ware menselijke natuur// aangenomen, opdat Hij ook het ware zaad van David zij (zie Zondag 14 HC). Dat is ook: opdat Hij het ware zaad van Abraham zij, ja, het ware zaad //van Adam// (vergelijk Matteüs 1:1; Lucas 3:38).\\ Jezus Christus is werkelijk zoon van de mens geworden, zoon van Adam, geworden naar Adams beeld en gelijkenis. Hij is de laatste Adam geworden naar de gelijkenis van de eerste. Daarvoor heeft Hij Zich niet geschaamd ondanks des mensen val in zonde. Daarvoor heeft Hij zich niet geschaamd vanwege des mensen schepping naar het beeld van God.\\ Genesis 5 toont ons het begin van Zijn geboortegeschiedenis, van Zijn MENSwording. Matteüs 1 en Lucas 3 tonen ons het einde ervan, de voleinding. Daarbij loopt er één rechte lijn van het begin naar het einde. Het is de rechte lijn vanaf de schepping van de eerste Adam als het beeld van God naar de geboorte van de laatste Adam, die als een ware mensenzoon het beeld van de eerste vertoont.\\ Die rechte lijn loopt er ook binnen Genesis 5 zelf. En dat direct vanaf het allereerste begin (vers 1 en 2) naar het allereerste vervolg (vers 3). Dat is: vanaf de eerste Adam naar de tweede Adam, namelijk Seth, die geboren werd naar de gelijkenis van de eerste; dat is als een ware mensenzoon. Het is de lijn, die tot haar voleinding komt in de geboorte van de laatste Adam, namelijk Jezus Christus, de Zoon van God, die zoon van de mens is geworden, zoon van de eerste Adam, om diens (scheppings)plaats in te nemen voor God.\\ De geboorte van deze Zoon des mensen, van deze Plaatsbekleder, staat niet //tegenover// de schepping van de eerste Adam naar het beeld van God maar ligt in het verlengde daarvan. En ten principale wordt Zijn geboorte ons reeds gemeld in Genesis 5:3.\\ Wanneer dit vers dus melding maakt van de geboorte van Seth naar de gelijkenis en het beeld van Adam, dan moeten wij deze gelijkenis niet stellen //tegenover// de gelijkenis van God, waarnaar Adam geschapen werd, zoals de Kanttekeningen doen, maar dan moeten we het ene hier zien liggen //in het verlengde van het andere.// Het gaat hier om de ene, doorgaande lijn vanaf de schepping van de eerste Adam tot op de geboorte van de laatste Adam. Want dat is inderdaad één doorgaande lijn.\\ Het is de lijn van God; de lijn, die niet bestaat bij de gratie van de eerste Adam, want die is inderdaad gevallen en in de waarheid niet staande gebleven. Het is de lijn, die bestaat bij de gratie van de laatste Adam, die niet met de eerste is gevallen en die als het Beeld van de Vader terstond bereid bleek de plaats van de eerste in te nemen, waarachtig aannemende de ware menselijke natuur met al haar zwakheden, uitgenomen de zonde. Zijn Beeld staat uitgedrukt in Genesis 5, met zoveel woorden ook in vers 3. Samenvattend menen wij te mogen stellen dat wanneer Genesis 5:3 zegt dat Adam een zoon gewon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld, de zin van deze woorden niet is uitdrukking te geven aan de voortplanting van Adams door de zondeval verdorven geworden natuur op zijn zoon Seth, zodat deze Schriftplaats behoort te dienen als bewijs van de Schriftuurlijke leer van de erfzonde. De zin van deze woorden is uitdrukking te geven aan de ene, rechtstreeks doorgaande lijn van de Heere God, waardoor Hij komt van de eerste Adam tot de Laatste, in Wie de Heere één is in Zijn werk van schepping en herschepping. Zeker, de zonde is er tussen gekomen. En die spreekt ook in Genesis 5, namelijk in de hier telkens terugkerende woorden ‘en hij stierf’ (vergelijk vers 5, 8, 11 enzovoort). Maar de zonde is er dan ook inderdaad //tussen// gekomen. Zij heeft niet het eerste woord en daarom ook niet het laatste. Dat woord is aan Hem, Die het Woord is, het Woord van den beginne, Die de Eerste is en de Laatste, de ongeschapen Zoon van God, Die als de laatste Adam ons de Vader heeft getoond. Zijn Beeld bepaalt het aanzien van Genesis 5:3.