====== Iets over het woord ‘gemeente’ (1991) ====== //Uit Clavis, jrg. 34, nr. 5/6, mei-juni 1991// Zoals we allen wel zullen weten, kent de Bijbel niet het onder ons gebruikelijke woord ‘kerk’. Wat de Bijbel wel kent is het woord ‘gemeente’. We komen het op vele plaatsen tegen zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. We noemen als voorbeeld uit het Oude Testament Ps. 22:23 en Ps. 40:10 en uit het Nieuwe Testament Matth. 16:18 en 18:17.\\ Het woord dat hier in het Hebreeuws van het O.T. wordt gebruikt, is in de Septuagint, de Griekse vertaling van het O.T., weergegeven met het woord ‘ekklèsia’. Het is hetzelfde woord, dat we vervolgens ook in het Grieks van het N.T. tegenkomen, waarbij de zo-even genoemde tekst Matth. 16:18 de eerste plaats is in het N.T., waar het woord wordt gebruikt.\\ Wat is de betekenis en functie van dit voor ons vandaag vreemde maar in die tijd echt sprekende Griekse woord ‘ekklèsia’ (wellicht klinkt ons minder onbekend in de oren het daarvan afgeleide Latijnse woord ecclesia, dat ook wordt gebruikt in de Latijnse tekst van de N.G.B.)?\\ Het woord ‘ekklèsia’ is een zelfstandig naamwoord, waarin het werkwoord ‘ekklèsiazein’ meeklinkt. En de betekenis van dit werkwoord is ‘oproepen of dagvaarden’ en ook ‘een vergadering beleggen’. Dienovereenkomstig dient het zelfstandig naamwoord ‘ekklèsia’ ter aanduiding van //een vergadering of samenkomst//. Daarbij moeten we dan niet denken aan een zo maar spontaan opkomende losse vergadering, die veeleer een samenscholing is, maar aan een terdege georganiseerde wettig bijeengeroepen vergadering, die handelingsbevoegd is en bindende uitspraken kan doen.\\ Het niet alleen kwantitatief dikke maar vooral kwalitatief goede Grieks-Engels woordenboek van Liddell-Scott geeft als betekenis van ‘ekklèsia’: ‘assembly duly summoned’. Het woord ‘ekklèsia’ spreekt dus van een op ordelijke wijze uitgeschreven en wettig bijeengeroepen vergadering.\\ In de Griekse wereld van die tijd deed het woord vooral dienst ter aanduiding van de //volksvergadering//. De Griekse wereld, die nogal democratisch was ingesteld, kende het principe van de volksregering. Dat wil zeggen dat de burgers van de stad, die feitelijk een staat was in het klein, het recht hadden hun stem uit te brengen in allerlei burgerlijke aangelegenheden. Zij kwamen daartoe op gezette tijden in vergadering bijeen. Zulk een vergadering nu, die oorspronkelijk werd samengeroepen door een daartoe aangewezen heraut, heette een ‘ekklèsia’. Dit woord spreekt dus van een tot de publieke aangelegenheden wettig bijeengeroepen vergadering van de burgers van de stad.\\ Dit laatste betekent overigens niet dat nu ook letterlijk alle bewoners van de stad stemrecht hadden in de volksvergadering. De Griekse stadstaat herbergde een vaak internationale bevolking. Te midden daarvan waren alleen zij die het Griekse burgerrecht hadden en die dus echt burgers waren in de volle zin van het woord, geroepen en gerechtigd mee te spreken en mee te stemmen in de volksvergadering. Ook in het Nieuwe Testament horen wij van zulk een volksvergadering. Dat is in Hand. 19 in de geschiedenis van het oproer, dat Demetrius, de zilversmid, en zijn vakgenoten veroorzaken om de arbeid van Paulus te Efeze te boycotten. Het werd een echt volksoproer, waarbij de zaak totaal uit de hand dreigde te lopen. Tenslotte wist de stadssecretaris de menigte tot kalmte te brengen, waarbij hij erop wees dat wanneer men iets naar voren had te brengen, dit in //de// //wettige volksvergadering// beslist zou worden. Daarbuiten om handelen betekende dat men zich schuldig maakte aan verboden samenscholing (Hand. 19:39, 40).\\ En zoals nu de echt op haar burgers bedachte Griekse wereld het woord ‘ekklèsia’ gebruikte ter aanduiding van haar volksvergadering, zo nu gebruikt de echt op Christus’ onderdanen bedachte Geest van God ditzelfde woord als aanduiding van Zijn volksvergadering. Het is de vergadering die wordt samengeroepen, niet maar met het oog op burgerlijke of profane aangelegenheden maar met het oog op de onderhouding van de heilige godsdienst. We kunnen en mogen daarom zeggen dat het echt Bijbelse woord ‘ekklèsia’ of gemeente spreekt van de tot de publieke godsdienst wettig bijeengeroepen vergadering van de burgers van het koninkrijk der hemelen. Die burgers zijn zij die weliswaar leven op deze aarde te midden van allerlei volkeren maar die intussen hun ‘politeuma’ of burgerschap in de hemelen hebben (Filpp. 3:20) en die als zodanig geroepen en gerechtigd zijn hun stem uit te brengen in deze heilige vergadering. Dat wil zeggen niet hun vóór- of tegenstem, maar hun //amenstem//. Het is de stem die amen zegt op het heilig Evangelie en die daarmee dit evangelie als rechtsgeldig aanvaardt en voor bindend verklaart (zie o.a. Deut. 27:11-26).\\ De ‘ekklèsia’ van Christus is geen democratie maar een theocratie, die geregeerd wordt naar de wil van God, die ons in het Evangelie wordt bekendgemaakt. Wat dat aangaat is er dus een hemelsbreed onderscheid tussen de Griekse ‘ekklèsia’ en de christelijke. Maar dat onderscheid doet niets af van het feit dat het in beide gaat om een wettig bijeengeroepen vergadering of samenkomst, die op gezette tijden bijeenkomt volgens haar eigen vergaderorde.\\ Ter bevestiging van wat we tot nu toe gezegd hebben over het woord ‘ekklèsia’ of gemeente, willen we nog wijzen op wat dr. J. van Bruggen in zijn commentaar op Mattheüs over dit woord schrijft. We lezen: “Het woord ‘ekklèsia’ betekent in het Grieks van Matteüs’ tijd ‘vergadering, openbare samenkomst’ (zie ook Hand. 19,40). Het hangt van de context af, aan wat voor soort vergadering valt te denken” (zie genoemd commentaar, blz. 349).\\ In een excurs in kleine letter toont de auteur deze betekenis van ‘ekklèsia’ nader aan, met name door te verwijzen naar het gebruik ervan bij de Joodse schrijver Josephus. Samenvattend laat Van Bruggen zien dat ‘ekklèsia’ functioneert ter aanduiding van een heel echte vergadering of samenkomst. Dat wil zeggen een vergadering //die wordt bijeengeroepen en weer ontbonden//. Of wil men een vergadering //met een begin en een eind//.\\ Dat de gemeente van Christus haar eigen vergaderorde heeft, weten wij. Het is een orde, die ons nog altijd herinnert aan Gods eigen scheppingsorde van den beginne, dat is aan Gods scheppingsweek, waarin de Heere in zes dagen alles schiep en waarin Hij op de zevende dag rustte (Gen. 2:1-3).\\ Het evangelie van God (inzake de kerk of gemeente) is in geen enkel opzicht onnatuurlijk, veel minder nog is het tegennatuurlijk, dat is revolutionair. Het laat de natuur juist weer tot haar recht komen; het stelt weer orde op zaken in deze door de zonde ordeloos geworden wereld. Het zoekt weer op wat verloren is gegaan en schept rust en vrede in deze rusteloze en verstoorde schepping. En dat alles dankzij onze Heere Jezus Christus, die door Zijn dood en opstanding de ware rust(dag) heeft aangebracht, de sabbatsrust die nog overblijft voor het volk van God in de wereld van God (Hebr. 4:1-10).\\ In overeenstemming met dit evangelie van schepping en herschepping is daar die echt rust brengende, nog altijd blijvende vergadering van de Heere en Zijn volk op Zijn dag. Dat is op de (=elke) eerste dag van de week (vgl. Joh. 20:19-23; Hand. 20:7; 1 Cor. 16:2).\\ In dit verband valt ook te wijzen op de nog altijd blijvende zin van het sabbatsgebod. Het is het gebod dat ons vermaant de kerkedienst te onderhouden en vooral op de rustdag tot //de gemeente van God// naarstig te komen om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken, God de Heere openlijk aan te roepen en de armen christelijke handreiking te doen. En dat ons vervolgens overeenkomstig het principe van deze rustdag vermaant al de dagen van ons leven van onze boze werken te rusten, de Heere door Zijn Geest in ons te laten werken en zo de eeuwige sabbat in dit leven te beginnen (Zondag 38 H.C).\\ Samenvattend menen we te mogen stellen dat het zo vaak in de Bijbel voorkomende woord ‘gemeente’ ons spreekt van de kerk en wel als de door de stem van het evangelie bijeengeroepen, vooral op de rustdag samenkomende en zich zo naar de eeuwige rustdag uitstrekkende vergadering van het volk van God.\\ In overeenstemming met deze betekenis van het woord gemeente spreekt onze geloofsbelijdenis in artikel 27 dan ook van de enige katholieke kerk als //een heilige vergadering of samenkomst// van de ware gelovigen, die al hun zaligheid verwachten van Jezus Christus.