====== Gelijk ons de Heilige Schriften leren (1993) ====== //Uit: Clavis, jrg. 36, nr. 6, juni 1993// Dit opschrift is ontleend aan artikel 11 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis, dat met deze woorden eindigt. Het zijn woorden die kort maar krachtig te kennen geven dat hetgeen wij in dit artikel belijden niet maar een menselijke leer is, maar zonder meer de leer van de Heilige Schriften. Daarom geen leer die ter discussie staat maar gezaghebbende leer van God waar het geloof niet zonder kan.\\ Waarover dit artikel handelt? Over God Zelf. Dat is te verstaan over God de Heilige Geest, van Wie hier wordt beleden dat Hij waarachtig en eeuwig God is.\\ Nu wij onlangs Pinksteren hebben gevierd, het feest van de uitstorting van de Geest, willen we kort iets meer zeggen over wat de gereformeerde Kerk in dit artikel belijdt en verdedigt.\\ Artikel 11 is het laatste van de vier artikelen die spreken over God in Zijn heilige Drie-eenheid. Daarbij zet artikel 8 ons uiteen wat de Schrift ons leert inzake de Drie-eenheid van God, artikel 9 noemt dan het Schriftbewijs daarvoor, terwijl de artikelen 10 en 11 stil staan bij de belijdenis dat ook de Zoon en de Heilige Geest waarachtig en eeuwig God zijn. Daarbij noemt artikel 10 met zoveel woorden een aantal Schriftplaatsen, waaruit het waarachtig God zijn van de Zoon duidelijk blijkt. In onderscheiding daarvan volstaat de belijdenis in artikel 11 als het om de Heilige Geest gaat met de slotverklaring ‘gelijk ons de Heilige Schriften leren’.\\ Wat leren de Schriften ons volgens dit artikel dan van de Heilige Geest?\\ Begonnen wordt met te zeggen dat de Heilige Geest van eeuwigheid van de Vader en de Zoon uitgaat; Hij is niet gemaakt noch geschapen, noch geboren, maar is alleen van beiden uitgaande.\\ Evenmin als de Zoon is de Heilige Geest een schepsel, dat door God is gemaakt of geschapen. Wij mogen van de Geest wel spreken als een kracht van God maar dat is dan geen geschapen kracht. De Geest is de eeuwige Kracht Gods, die Zelf God is.\\ De ketter Arius ontkende dat de Zoon echt God is, zijn volgelingen ontkenden hetzelfde van de Heilige Geest. De oude Kerk heeft tegen deze dwaalleer duidelijk positie gekozen, met name ook in de belijdenis van Nicea en de gereformeerde belijdenis trekt in dat spoor verder. Zowel van de Zoon als van de Heilige Geest verklaart zij: niet gemaakt noch geschapen.\\ Maar er is hier ook onderscheid met de Zoon. Van deze laatste geldt dat Hij is geboren, maar van de Geest zegt artikel 11 ‘noch ook geboren’. Het woord //geboden// past bij de naam van de Zoon. Hij heet de Zoon omdat Hij van eeuwigheid af uit de Vader is geboren.\\ In onderscheiding daarvan eerbiedigen wij de naam van de Heilige Geest in de term //uitgaan.// De Geest is het, die als een adem van God uitgaat. In Psalm 33:6 wordt de Geest dan ook aangeduid als de adem van Gods mond. En in Job 33:4 lezen wij: “De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de Adem des Almachtigen doet mij leven”. Hiermee stemt overeen wanneer de Heere in Johannes 3 van de Geest zegt dat Hij is als de wind die waait waarheen hij wil. Op te merken valt in dit verband dat zowel in het Hebreeuws als in het Grieks eenzelfde woord wordt gebruikt voor Geest en wind (of adem). Ook bij de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2 wordt gesproken van het geluid van een sterke wind.\\ We moeten er voorts op letten dat artikel 11 van de Heilige Geest zegt dat Hij //van beiden// uitgaat, namelijk én van de Vader én van de Zoon.\\ In Matth. 10:20 spreekt Christus tot zijn discipelen over “de Geest uws Vaders” die in hen zal spreken, en in Joh. 15:26 spreekt Hij van de Trooster “die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid”.\\ In Gal. 4:6 horen wij Paulus zeggen dat God “de Geest zijn Zoons heeft uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader”.\\ Deze Schriftplaatsen, die met andere zijn aan te vullen, laten zien dat de Geest zowel van de Vader als van de Zoon uitgaat; Hij is de Geest van beiden, die door beiden wordt uitgezonden, die ook tot beiden terugkeert.\\ Artikel 11 sluit hier nauw aan bij de belijdenis van Nicea, die van de Heilige geest belijdt: die Heere is en levend maakt, die van de Vader en van de Zoon uitgaat.\\ Daarbij kwamen de woorden ‘en van de Zoon’ oorspronkelijk niet voor in deze belijdenis. Zij zijn naderhand toegevoegd door de synode van Toledo – 589. De Oosterse kerk met als centrum Konstantinopel heeft deze toevoeging nooit willen aanvaarden en naderhand werd dit stuk van de leer, dat wel kortweg wordt aangeduid als het ‘filioque’ (latijn voor: en van de Zoon), één van de oorzaken van de scheuring tussen de Oosterse en de Westerse kerk in het jaar 1054.\\ De verwerping van het ‘filioque’ strijdt met de duidelijke leer van de Schrift. Het betekent een scheiding tussen de Zoon en de Heilige Geest en daarmee tegelijk ook een scheiding tussen Woord en Geest. Daarom is het van fundamenteel belang vast te houden aan wat de belijdenis van Nicea en artikel 11 op dit punt zeggen. In het andere geval maken we het Woord tot een dode letter, waarin niet de levendmakende Geest is, terwijl we tegelijkertijd de Geest laten waaien waarheen wij zelf willen in plaats van te eerbiedigen dat de Geest van Zich laat horen uitsluitend in en door het Woord.\\ Uitgaande van de Vader en van de Zoon belijden wij vervolgens in artikel 11 dat de Heilige Geest in orde is de derde Persoon van de Drievuldigheid, van éénzelfde wezen, majesteit en heerlijkheid met de Vader en de Zoon, zijnde waarachtig en eeuwig God.\\ In orde de derde Persoon. Dat is dus niet een kwestie van //rangorde// als zou de Geest minder of lager zijn dan de Vader en de Zoon, maar een kwestie van //bestaansorde.// Hier valt terug te verwijzen naar wat in artikel 8 reeds zo onder woorden is gebracht: De Vader is de oorzaak, oorsprong en begin aller dingen, zowel zienlijke als onzienlijke; de Zoon is het Woord, de Wijsheid en het Beeld des Vaders; de Heilige Geest, de eeuwige Kracht en Mogendheid, uitgaande van de Vader en de Zoon.\\ Ook valt hier te wijzen op de orde in Gods werken, waarbij de Schrift ons leert dat de Vader eerst schept, de Zoon daarna verlost, terwijl de Heilige Geest al Gods werken in heiligmaking voltooit.\\ Zo dan belijden wij de Vader als de eerste Persoon en de Zoon als de tweede Persoon, terwijl we deze belijdenis volmaken in de eerbiediging van de Heilige Geest als de derde Persoon in de Heilige Drievuldigheid.\\ Hoe heerlijk en heilig is onze God in de Geest, die Hij ten Leidsman aan Zijn gemeente heeft gegeven op de weg naar het eeuwig zalig leven en die wij niet moeten bedroeven maar die wij mogen en moeten geloven en belijden gelijk ons de Heilige Schriften leren.