====== 8 november - Jeremia 1:10 ====== //Lezen: Jeremia 25:1-29// > “Merk op, Ik stel u heden over de volken en de koninkrijken om uit te rukken en af te breken, om te verdelgen en te verwoesten, om te bouwen en te planten.” Het lijkt alles zo klein en onbeduidend: het priesterzoontje Jeremia uit het onbetekenende dorp Anatoth. Maar de Heere heeft hem gemaakt tot drager van Zijn woord. De Heere zegt: Let op, Jeremia, Ik stel u heden over de volken en de koninkrijken. De man uit het dorpje Anatoth wordt aangesteld tot zaakgelastigde van de Heere. Jeremia komt te staan in Gods raad en mag Diens plannen kennen en meedelen. En daarmee is het optreden van deze profeet van beslissende betekenis voor de volken en de koninkrijken der aarde. Want zijn opdrachtgever is niet een of andere dorpsgod, maar Hij is de Groot-Koning van hemel en aarde, Die het wereldgebeuren in Zijn hand heeft. En deze Koning straft alle brutale opstand tegen Hem en zegent alle gehoorzame onderwerping aan Hem. Vandaar dat Jeremia aangesteld wordt, enerzijds om te verdelgen, anderzijds om te bouwen. Allereerst dus om te verdelgen. In vier termen wordt dat hier aangegeven om daarmee de zwaarte van Gods oordeel uit te drukken. Zonder erbarmen moet de profeet over alle verbondsafval de straf van God afkondigen en voltrekken. Daartoe zou hij de beschikking krijgen over het rijk van Nebucadnezar, dat een instrument werd in de hand van God om alle afval te straffen. En dan eerst de afval onder Zijn eigen volk. Want het oordeel begint altijd bij het huis Gods en gaat vandaaruit over de wereld. Anderzijds moet Jeremia ook bouwen en planten. Op alle bekering en gehoorzaamheid moet hij de zegen van de Heere leggen. Ook dat zou heel het wereldgebeuren raken en allereerst zijn eigen volk. Denk maar aan de zegen van Israëls terugkeer door toedoen van koning Kores. Het beslissende woord in deze wereld wordt gesproken door de Kerk, die mond van de Heere is. De Kerk moet willen vloeken waar God vloekt, en willen zegenen waar Hij zegent. De oordelen van de Heere komen zeker en zelfs allereerst over de Kerk, die uiterlijk gereformeerd is, maar intussen niet leeft uit het levende Woord van God. //Zingen: _Psalm 119:69//