====== 18 november - Jeremia 4:30b,31 ====== //Lezen: Openbaring 17// > “Tevergeefs maakt gij u mooi, de minnaars versmaden u, zij staan u naar het leven. Want ik hoor een kreet als van een, die in barensnood is, benauwdheid als van een, die voor het eerst baart, de kreet der dochter Sions; zij hijgt naar adem, breidt haar handen uit: Wee mij, want ik bezwijk voor moordenaars!” Juda heeft van het leven in het verbond met de Heere een karikatuur gemaakt. Uiterlijk dient deze bruid haar Man, maar innerlijk dingt ze naar de gunst van anderen. Bij hen denkt ze het echte levensgeluk te vinden en daarom doet ze haar uiterste best bij haar minnaars in de smaak te vallen. Maar dan de bijtende ironische woorden van de Heere over dit ijdele gedrag: “tevergeefs maakt gij u mooi, de minnaars versmaden u, zij staan u naar het leven.” Precies het omgekeerde van wat Juda met haar overspelige houding verwacht te bereiken, zal haar ten deel vallen. Haar eigen minnaars zullen haar onwaarachtigheid ontdekken en zich vol haat tegen haar keren. Reeds hoort Jeremia deze vrouw in haar angst schreeuwen, zoals een zwangere vrouw schreeuwt in haar barensweeën. Hijgend naar adem en ineenkrimpend van doodsangst roept zij het uit: “Wee mij, want ik bezwijk voor moordenaars!” Dat blijft er dan over van deze dochter van Sion, wier ogen naar alle kanten lonken. Haar eigen vrienden zetten haar buitenspel. De weeën van de dochter Sions, Jeremia hoort ze reeds. De Heere Christus hoort ze ook op weg naar Zijn kruis: “Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen. Want zie, men zal beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons en tot de heuvelen: Bedekt ons.” Hier wordt ons getekend, waarop het uitloopt met de Kerk, die tot het einde toe volhardt in haar afgoderij en die tot het uiterste vervolgt degenen, die heilig leven naar het woord Gods: zij wordt door de Heere geheel en al losgelaten en ter verwoesting overgegeven aan haar eigen minnaars. Wie ogen heeft om te zien, laat hij het zien. En geve de Heere, dat wij ons slechts weten te sieren met het kleed van Christus’ gerechtigheid, om zo als een reine bruid voor Hem te leven. //Zingen: _Psalm 65:3//