====== Matteüs 1:17 (Clavis jrg. 36, november-december 1993) ====== //“Al de geslachten dan van Abraham tot David zijn veertien geslachten en van David tot de Babylonische ballingschap veertien geslachten en van de Babylonische, ballingschap tot de Christus veertien geslachten.”// De evangelist Mattheüs begint zijn boek met een uitvoerig geslachtsregister. Daarbij weten wij dat de Bijbel, vooral in het Oude Testament, heel wat geslachtsregisters bevat. En eerlijk gezegd vormen deze registers voor ons niet direct de meest boeiende bijbelstof. Dat brengt de aard van deze registers met zich mee. Zij bestaan immers uit de opsomming van een groter of kleiner aantal namen, waarvan sommige ons wellicht bekend in de oren klinken maar vaak ook gaat het om voor ons totaal onbekende namen, die vaak ook nog moeilijk zijn om uit te spreken. Dat maakt de geslachtsregisters niet tot de meest sprekende en gelezen Schriftgedeelten. De Bijbel bevat gelukkig dan ook meer dan alleen maar geslachtsregisters. In het andere geval zou hij een beslist onleesbaar boek zijn, dat niet echt spreekt en leeft. De Bijbel zou dan zijn als een menselijk geraamte zonder vlees en spieren. En zoiets leeft niet maar is dood.\\ Intussen bestaat de Bijbel niet zonder zijn vele geslachtsregisters. En die registers zijn niet iets bijkomends, waar het Bijbelse verhaal ook wel zonder kan. Zij zijn beslist fundamenteel. Zij betekenen zoveel als wat het geraamte betekent voor het lichaam van mens of dier. Zonder zijn geraamte kan het lichaam niet bestaan, dan heeft het geen vastheid en bestendigheid, dan heeft het geen been om op te staan.\\ Welnu, zo is het ook met het lichaam van de Bijbel, dat niet bestaat zonder maar dat hangt aan zijn geslachtsregisters. Daarbij gaat het goed beschouwd maar niet om allerlei geslachtsregisters doch om slechts één. Het is het register waarmee het nieuwe testament of verbond begint en waarin heel het Evangelie van de Bijbel is begrepen. Het is het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van God, die Zoon des mensen is geworden, Zoon van David, Zoon van Abraham.\\ Jazeker, daar is het geslachtsregister van Jezus Christus. Dat wil zeggen het boek van Zijn genesis, van Zijn wording, van Zijn menswording. Aan die menswording hangt heel de Bijbel en daarin bestaat heel het Evangelie van God.\\ Sprekend laat Mattheüs ons dat Evangelie dan ook zien in het geslachtsregister, dat hij in vs. 2 begint bij Abraham en dat hij vervolgens in vs. 6 voortzet met David om het tenslotte in vs. 16 te laten uitlopen in de geboorte van Jezus Christus. Mattheüs begint dus niet helemaal bij het begin, zoals de evangelist Lucas dat wel doet in hoofdstuk 3 van zijn boek, waar hij de afkomst van Jezus helemaal terugvoert tot op Adam, de zoon van God (vgl. Luc. 3:38). Mattheüs echter, die vooral schreef met het oog op de Joden, wil met zijn geslachtsregister duidelijk laten uitkomen dat het in Jezus Christus gaat om het aan vader Abraham beloofde Zaad en om de aan koning David beloofde Zoon. Vandaar dat wij die twee namen meteen lezen in het beginvers bij Mattheüs, waar de evangelist letterlijk schrijft: ‘Boek van de genesis (dat is van de wording, van de aanvang) van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham’ . Daarna volgt dan in de verzen 2 tot 16 de nadere uitwerking van dit boek, van deze genesis, te beginnen dan uiteraard met de naam van Abraham en te eindigen met de naam van Jezus Zelf, die Christus genoemd wordt.\\ Intussen, wanneer Mattheüs zover is gekomen, zet hij niet zonder meer een punt. Dan trekt hij een streep en maakt hij de balans op. Dan overziet hij nog eenmaal het geheel en dan concludeert hij op grond daarvan tot drie stukken binnen het geheel. Dat wil zeggen om drie stukken van elk veertien geslachten. Daarbij gaat het niet om een willekeurige driedeling maar om een verdeling die voor de hand liggend is als men het geslachtsregister zelf leest. Alleen van David immers wordt ons meegedeeld dat hij de koning is (zie vs. 6a), terwijl vervolgens als enig opvallend gebeuren wordt vermeld het feit van de Babylonische ballingschap (zie vs. 11 en 12). Zo is hier als vanzelf de volgende driedeling gegeven:\\ - Van Abraham tot David (vs. l-6a). - Van David tot de Babylonische ballingschap (vs. 6b-11). - Van de Babylonische ballingschap tot de Christus (vs. 12-16).\\ Nu is er op zichzelf genomen nogal onderscheid tussen deze drie perioden. De eerste periode is een tijd van opgang, waarin het van de ene Abraham kwam tot het volksbestaan van Israël onder het glorieuze koningschap van David. Dit werd echt een bloeitijd voor Abrahams geslacht, waarover de latere Joden graag spraken en naar het herstel waarvan zij beslist uitzagen.\\ En dan die tweede periode? Wel, dat werd een tijd van neergang, een tijd waarin het steeds meer bergafwaarts ging met het zelfstandig bestaan van Israël en het koningshuis van David. Van David tot de Babylonische ballingschap, dat betekent dat Davids huis de troon in Jeruzalem kwijtraakt. De zonen van dit huis worden hoe langer hoe meer pionnen van Egypte en Babel. Daarbij noemt Mattheüs de naam van Jechonja als laatste van deze periode. Hij is dezelfde als koning Jojakin, die met het grootste deel van de Judese bevolking in ballingschap werd gevoerd (vgl. 2 Kon. 24:8-17, zie ook Jer. 22:20-30). Zo kwam daar een onherroepelijk einde aan de koninklijke glorie der Davididen en daarmee ook aan de heerlijkheid van Israël, dat onder de volkeren werd verstrooid.\\ En na de ballingschap in die derde periode die Mattheüs hier noemt? Wel, toen bleef het feitelijk even donker voor Davids huis als dat het door de ballingschap was geworden. Niet één van zijn nazaten, die Mattheüs noemt uit deze laatste periode, is er echt in geslaagd de troon in Jeruzalem weer te beklimmen. Van Zerubbabel weten wij dat hij landvoogd was van Juda onder de Perzische koning Darius (vgl. Haggaï 1:1,14), maar de namen die daarna volgen zijn ons helemaal onbekend. Afgezien dan uiteraard van de laatste twee, de namen van Jozef en van Jezus, die wij kennen vanuit het Nieuwe Testament. Maar dan wel zo dat zij beiden weliswaar zonen zijn van David, doch tegelijk zijn zij ver van de troon van David in Jeruzalem. Het betreft hier een timmerman en een timmermanszoon.\\ Overzien wij dus de drie perioden waarin Mattheüs het geslachtsregister van Jezus Christus verdeelt, dan is daar terdege onderscheid. Het is een onderscheid als tussen dag en nacht, als tussen licht en duisternis. We kunnen hier wat dat betreft spreken in termen van opgaan, blinken en verzinken (vgl. dr. C. van der Waal in //Sola Scriptura,// deel III, blz. 12).\\ Maar wat is nu tegelijk het verrassende wanneer Mattheüs de balans opmaakt? Wel, dat hij bij alle onderscheid dat hier ongetwijfeld is, toch niet dat onderscheid laat domineren maar juist opkomt voor de volkomen gelijkwaardigheid van de drie perioden, die hij hier noemt. Want duidelijk is dat de evangelist die gelijkwaardigheid hier benadrukt en daarvoor de aandacht vraagt.\\ In waarheid is hier blijkbaar geen onderscheid. In waarheid. Dat wil zeggen: in het Boek van de geboorte, van de genesis van Jezus Christus. In het licht van dat Boek valt hier alle onderscheid weg en dragen alle drie perioden gelijk op vrucht. In dat licht zijn deze drie perioden van gelijke waarde. Zij schrijven alle drie gelijk op aan dat ene Boek en dragen alle drie gelijk op bij aan die ene geboorte.\\ Wat er dan ook in deze perioden wisselde aan eer en heerlijkheid, één ding blijft hier constant. En dat is dat daar telkens weer geboorte plaatshad, dat daar telkens weer zaad werd gewonnen. Daarbij kon het vlees soms vreemd te werk gaan, zoals bijvoorbeeld bij Juda, die Peres en Zerach verwekte bij Tamar (vs. 3), terwijl van David wordt gezegd dat hij Salomo verwekte bij de vrouw van Uria (vs. 6b). Maar wat doet dat ertoe? Dat is te verstaan: wat deed dat af van het zaad dat gewonnen werd? En juist daarin vinden die drie stukken elkaar en dragen zij alle drie gelijk op bij aan de geboortegeschiedenis van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham.\\ Het is een bijdrage van telkens veertien geslachten. En daarbij is veertien inderdaad het getal, waarin al de geslachten die Mattheüs in dit geslachtsregister noemt begrepen zijn. Laten we ze maar even in drie rijen naast elkaar zetten, waarbij ik dan de schrijfwijze volg zoals mijn bijbel die hanteert. |//eerste deel//|//tweede deel//|//derde deel//| |Abraham |Salomo |Jechonja | |Isaak |Rechabeam |Sealtiël | |Jakob |Abia |Zerubbabel | |Juda |Asa |Abihud | |Peres |Josafat |Eljakim | |Chesron |Joram |Azor | |Aram |Uzzia |Sadok | |Amminadab |Jotam |Achim | |Nachson |Achaz |Eliud | |Salmon |Hizkia |Eleazar | |Eoaz |Manasse |Mattan | |Obed |Amon |Jakob | |Isal |Josia |Jozef | |David |Jechonja |Jezus | Driemaal veertien geslachten dus.\\ Maar is het wel echt dat Mattheüs het geslachtsregister van Jezus Christus zo opzet en indeelt? Gaat de evangelist hier niet gekunsteld te werk? Want het kan in het licht van bepaalde oudtestamentische gegevens toch niet ontkend worden dat Mattheüs hier en daar een geslacht weglaat. Zo bijvoorbeeld in vs. 5, waar we lezen dat Salmon Boaz verwekte bij Rachab en dat Boaz Obed verwekte bij Ruth. Gelet op het tijdsverschil tussen deze beide stammoeders zullen hier vast en zeker enkele geslachten meer zijn geweest die Mattheüs niet vermeldt. Datzelfde geldt ook voor bijvoorbeeld de verzen 8 en 9, waar Joram en Uzzia elkaar direct opvolgen, terwijl het Oude Testament daar drie regerende vorsten uit Davids huis tussen plaatst, namelijk de koningen Ahazia, Joas en Amazia (vgl. 2 Kron. 22-25).\\ Weglatingen zijn er dus hier en daar. Maar dat maakt het geheel niet onecht of gekunsteld. Hier is een ware, een betrouwbare stamboom, die een kunstig geheel vormt. De onderscheidene delen ervan trekken gelijk op, elk veertien geslachten leverend. Kortom, wat Mattheüs hier laat zien, dat is de altijd constante, in alle tijden gelijk op doorgegane geboortegeschiedenis van Jezus Christus. Daarin liet de ene periode niet meer heil van God zien dan de andere. Daarin staan de dagen na de ballingschap niet ten achter bij de dagen daarvoor. Hoe diep de Babylonische ballingschap ook sneed in het leven van Abrahams zaad en Davids huis, zij vermocht niets af te doen van het heilswerk van God in de genesis van Jezus Christus. De naam van Jechonja, die de laatste is uit de tijd, die uitliep in de duisternis en het strafgericht van God in de ballingschap, is nochtans tegelijk ook de eerste uit de tijd na de ballingschap, die eveneens veertien geslachten oplevert. Hoe bestaat het!\\ Psalm 89 onthult ons het geheim daarvan: “Indien zijn zonen mijn wet verlaten en niet naar mijn verordeningen wandelen, indien zij mijn inzettingen ontwijden en mijn geboden niet onderhouden, dan zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken en hun ongerechtigheid met plagen, maar mijn goedertierenheid zal Ik hem niet onthouden, mijn trouw zal Ik niet verloochenen, mijn verbond zal Ik niet ontwijden, noch veranderen wat over mijn lippen is gekomen” (Ps. 89:31-35).\\ Driemaal veertien geslachten, te beginnen met Abraham, die naar het vlees een verstorvene was en te eindigen met Jezus, die door het vlees niet is verwekt (zie vs. 16), tonen ons de macht van de goedertierenheid en de trouw van Hem, die constant Dezelfde is, Wiens plan nimmer faalt, Wiens Woord altijd gelijk op wordt volbracht. Voor wie Zijn Naam vrezen gaat altijd op de Zon der gerechtigheid (vgl. Mal. 4:2).\\ Nee, wij hebben geen reden om te klagen, noch om in duisternis te wandelen, noch om ons blind te staren op de zonden en dwaasheden van mensenkinderen, die in dit geslachtsregister niet ontbreken. Doch machtig daar bovenuit gaat het vast gebouw van Gods gunstbewijzen, dat naar Gods gemaakt bestek in eeuwigheid zal rijzen. In de Messias, Jezus Christus, in Wiens genesis Oude en Nieuwe Testament één zijn, overal vol van genade en waarheid.\\ Komt, ziet en verwondert u.