====== Lucas 2:21 (Clavis jrg. 37, december 1999) ====== //“En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was eer Hij in de moederschoot was ontvangen.”// Nadat Lucas in de eerste twintig verzen van zijn tweede hoofdstuk de dingen van Jezus’ geboorte heeft verteld, waartoe ook behoort de geschiedenis van de herders, komt hij in vers 21 tot het verhaal van Jezus’ besnijdenis. Of liever gezegd van Jezus’ naamsverkrijging. Want dit laatste vormt hier de hoofdzaak. Maar dan wel zo, dat die naamgeving wordt verbonden met de dag van de besnijdenis. Het is een gang van zaken die we al eerder tegenkwamen bij Lucas, namelijk in de geboortegeschiedenis van Johannes de Doper. Met het oog op hem schrijft de evangelist in hoofdstuk 1:59: En het geschiedde, toen de achtste dag was aangebroken, dat zij kwamen om het kind te besnijden, en zij wilden het naar de naam van zijn vader Zacharias noemen.\\ Blijkbaar was het in die dagen de gewoonte om het kind op de dag van zijn besnijdenis ook zijn naam te geven. De dag van de besnijdenis is dan ook zoveel als de dag, waarop men officieel en publiek wordt ingelijfd in het nageslacht van Abraham. Men telt dan als in Israël ingelijfd. En dan is het ook de tijd dat het kind zijn naam ontvangt, zijn eigennaam, waarmee het voortaan genoemd zal worden en zich laat aanspreken. Zo verging het Johannes, de zoon van Zacharias en Elisabeth. En zo vergaat het nu ook Jezus, de Zoon van Maria, die wat dat betreft geen uitzondering vormde in de rij. Door zijn ontvangenis en geboorte was Hij dan ook echt zaad van Abraham geworden, een echt mensenkind, dat evenals Johannes deel had gekregen aan bloed en vlees. Hoe wondervol en beslist enig zijn ontvangenis ook was, zoals Lucas ons reeds heeft verteld in hoofdstuk 1, met name in vers 35, dat doet niets af van het feit dat Hij een heel echt en heel gewoon mensenkind was geworden. Het valt ons dan ook op hoe gewoon en natuurlijk de evangelist schrijft over Zijn geboorte. Het verging Maria wat dat betreft als iedere vrouw die in verwachting raakt. Dan beginnen voor haar de dagen te tellen, totdat die vol zijn geworden en zij haar kind ter wereld brengt. Zo ook Maria. Het geschiedde dat toen zij in Bethlehem waren, de dagen vervuld werden dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken. Aldus het heel eenvoudige geboortebericht in de verzen 6 en 7, waaraan niets onnatuurlijks is. De Heere Jezus wordt hier echt als een mensenkind geboren. Zoals ook blijkt uit het feit, dat hier niet van Hem wordt gesproken als Maria’s //eniggeboren// zoon, maar als haar //eerstgeboren// zoon. Er zouden nog meer kinderen geboren worden in het gezin van Jozef en Maria. De nu geboren zoon was wel eens voor altijd de eersteling, de eerstgeborene, maar Hij was geen eenling, niet iemand die op zichzelf stond. In Rom. 8 spreekt de apostel daarom van Hem als Diegene, die ertoe bestemd was om een eerstgeborene te zijn onder vele broederen. En in Hebr. 2 heet het: Daar nu de kinderen deelhebben aan bloed en vlees, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgekregen. Dat is kort gezegd, zoals de apostel schrijft in Galaten 4: geboren uit een vrouw. En de apostel voegt daaraan toe: geboren onder de wet.\\ En ook dit laatste laat Lucas 2 ons duidelijk weten. Want eenmaal geboren als alle kinderen van Abraham, beginnen ook voor Hem, evenals voor Johannes, de dagen te tellen, de dagen namelijk van zijn besnijdenis. Immers, zo luidt hier het woord van de Heere tot Abraham: “Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht, zegt de Heere, dat bij u al wat mannelijk is, besneden worde; gij zult het vlees van uw voorhuid besnijden en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u. Wie acht dagen oud is, zal bij u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten.”\\ Ja, daar was het verbond tussen de Heere en Abraham en diens zaad. Met als teken daarvan de besnijdenis, een teken dat bij alle Israëlitische jongetjes moest worden aangebracht, en wel op de achtste dag. Door die besnijdenis werden zij voor het leven gemerktekend als zaad en nageslacht van Abraham, dat was opgenomen in Gods verbond. Stefanus kon daarom in zijn rede in Hand. 7 zeggen, dat God aan Abraham gaf het verbond der besnijdenis. Welnu, ook op dit punt vormde de Heere Jezus geen uitzondering. Geboren uit een joodse vrouw, werd hij geboren onder de wet. En dat is allereerst de wet der besnijdenis. Na acht dagen was het daarvoor het aangewezen tijdstip. Toen moest Hij worden besneden en werd hij metterdaad besneden. Geen engel des Heeren, die hier tussenbeide was gekomen en de ouders had gezegd dat zij dit Kind niet moesten besnijden. Integendeel.\\ Nogmaals willen we hier wijzen op Hebr. 2, waar de apostel in vers 16 schrijft: “Want niet over de engelen ontfermt Hij Zich, maar Hij ontfermt Zich over het zaad van Abraham.” Dat betekent dat Hij optreedt als Borg en Losser van dit zaad. En een losser moet één van de familie zijn; hij moet tot het volk behoren en zijn broeders in alle opzichten gelijk zijn. Welnu, dat zien we gebeuren in Jezus’ besnijdenis op de achtste dag. Officieel wordt Hij hier ingelijfd in Abrahams zaad: een ware Israëliet, uit de stam van Juda, besneden ten achtsten dage.\\ En het is bij die gelegenheid dat Hij nu ook officieel zijn naam ontvangt, het is de naam //Jezus//, zo schrijft Lucas. Daarbij is wel duidelijk dat het de ouders, Jozef en Maria, waren die het Kind zijn naam gaven. Maar dat wordt hier niet met zoveel woorden gezegd, dit in onderscheiding met de evangelist Mattheüs, die van Jozef schrijft: “En hij gaf Hem de naam Jezus.” Doch bij Lucas blijven de ouders op de achtergrond. Niet zij of één van hen beiden zijn hier het onderwerp van de zin, doch Jezus. Van Hem wordt hier gezegd, dat Hij op de dag van zijn besnijdenis ook de naam Jezus ontving. De nadruk valt hier dus op het feit van de naamsverkrijging.\\ En daarmee correspondeert wat hier tegelijk een duidelijk onderscheid is met Mattheüs. Bij deze laatste wordt ons de naam Jezus verklaard. Immers, zo sprak de engel tot Jozef: Schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de Heilige Geest. Zij zal een zoon baren, en gij zult hem de naam Jezus geven, //want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden.//\\ Een dergelijke verklaring ontbreekt bij Lucas, zowel in onze tekst als ook tevoren in hoofdstuk 1, waar we de engel Gabriël tegen Maria horen zeggen: “En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven.” Een verklaring van de naam treffen we dus niet aan bij de evangelist Lucas. In plaats daarvan laat Lucas dit ene duidelijk uitkomen, namelijk dat de dingen hier zuiver een kwestie zijn van het tevoren uitgegane woord van God, dat niet onvervuld en krachteloos ter aarde valt, maar alles doet wat God behaagt en dat volbrengt waartoe Hij het zendt. Immers, zo verklaart Lucas van de nu ontvangen en gegeven naam Jezus: “die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen.” Hier vindt dus niets plaats op grond van enig menselijk initiatief; ook is hier geen naam van het moment, naar de ingeving van het moment, noch ook een naam op grond van wat voor ogen is. Wat hier geschiedt, dat is enkel het soevereine, almachtige Woord van God. Want geen woord dat van God komt, zal onmogelijk zijn, zo had de engel tenslotte tot Maria gezegd. En dienovereenkomstig was Maria’s laatste woord geweest: Zie, de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord.\\ En zo geschiedden de dingen nu ook metterdaad, én in Jezus’ geboorte, waardoor Maria de haar beloofde zoon baarde, én in Jezus’ naamsverkrijging, waardoor Hij de naam ontving, die door de engel was genoemd eer Hij in de moederschoot was ontvangen.\\ Mensen doen hier niets, het Woord van God wordt hier trefzeker volbracht. Het is het Woord, dat niet achter de feiten aanloopt, maar dat de feiten schept, de heilsfeiten en dat ons zo Gods heil nabij doet zijn.\\ En daarmee correspondeert ook de naam Jezus. Want dat is geen naam, waarin de naam van enig mens staat geschreven, doch een naam die vol is van de naam des Heren. Jezus, dat betekent: de Heere redt, de Heere stelt in de ruimte, Hij verschaft heil en verlossing, Hij zelf en niemand anders.\\ En dat is dan ook het geheim van Maria’s eerstgeboren Zoon. In Hem wordt de Heere zelf een ware mens, één van en één met Abrahams zaad, om Zich over dat zaad te ontfermen en Zich daarvoor borg te stellen. Hij is de HEERE Jezus, de HEERE onze Verlosser, door Zijn bloed, dat Hij reeds begon te storten in Zijn besnijdenis ten achtsten dage en dat Hij ten einde toe gestort heeft in Zijn kruisiging op Golgotha.\\ En dit is het enige ware Evangelie, waardoor een mens genezing ontvangt van de melaatsheid zijner ziel, dat is van al zijn zonden en overtredingen. Laten we in dit kerstlicht wandelen en ons daarover verblijden. Want God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus, zijn Zoon reinigt ons van alle zonde (1 Joh. 1:5-7).