====== Johannes 15:4a (Clavis jrg. 37, januari 1994) ====== //“Blijft in Mij”.// Zo beveelt de Heere Jezus Zijn discipelen. En Hij doet dat niet zonder goede grond. Hij doet dat nadat Hij Zichzelf bij hen heeft aangeprezen als de ware wijnstok. Zo immers begint de Heere Zijn onderwijs in Johannes 15. Hij zegt: Ik ben de ware wijnstok en Mijn Vader is de landman, de wijngaardenier. Even verderop, in vers 5, voegt Hij daaraan toe: gij zijt de ranken. Daarmee is het beeld compleet en is tegelijk duidelijk waarom de discipelen in Christus moeten blijven. Een rank immers die met de wijnstok niet verbonden blijft, kan niet bestaan. Zo’n rank kan geen vrucht dragen, zij is waardeloos voor de landman en wordt op een goed moment verbrand. Niet in Christus blijven betekent voor de discipelen – en dat geldt ook voor ons – buiten worden geworpen en ten ondergaan; wel in Hem blijven betekent voor hen leven en vrucht dragen voor de Vader.\\ Het geheim daarvan ligt in Christus, die zoals gezegd Zichzelf nadrukkelijk aandient als de ware wijnstok. En een ware wijnstok is een wijnstok die de wijngaardenier niet teleurstelt, waaraan zijn moeite en zorg niet tevergeefs besteed worden; het is een beslist rankendragende en daarmee vruchtdragende wijnstok. Wat dat betreft was het in het verleden wel anders geweest met de wijnstok Israël. Want wij moeten niet vergeten dat wanneer de Heere Jezus hier onderwijs geeft in het beeld van de wijnstok, Hij daarmee een beeld gebruikt dat ook in het Oude Testament reeds voorkomt. Daar wordt Israël, het uitverkoren volk van God, de wijnstok genoemd.\\ En ook wel de wijngaard. We kunnen denken aan Psalm 80, dat een gebed is tot God om de verlossing van Zijn volk van smaad en onderdrukking door de vijand. In de verzen 9 en 10 lezen we dan: “Gij hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven. Gij hebt volkeren verdreven en hem geplant. Gij hebt de grond voor hem toebereid, zodat hij wortelen schoot en het land vulde”. En even verder horen we de Psalmdichter roepen: “O God der heirscharen, keer toch weder, aanschouw uit de hemel en zie, en sla acht op deze wijnstok, de stek die uw rechterhand heeft geplant, op de zoon die Gij hebt grootgebracht” (vs. 15,16).\\ Israël, de wijnstok die de Heere met veel zorg uitgroef uit Egypte en die Hij met evenveel zorg en toewijding plantte in het land der vaderen als de stek van Zijn rechterhand. Maar deze wijnstok stelde de Landman dikwijls teleur. Heel sprekend is wat dat betreft het lied van de wijngaard, dat we bij de profeet Jesaja tegenkomen (Jes. 5:1-7). Ook daar de zorg en toewijding van de Landman, die er alles aan deed dat zijn wijngaard goede vruchten zou voortbrengen: hij spitte hem om, zuiverde hem van stenen, beplantte hem met edele wijnstokken, bouwde daarin een toren en hieuw ook een perskuip daarin uit. En wat was toen de verwachting? Dat hij goede druiven zou voortbrengen. Maar zie, hij bracht wilde druiven voort.\\ Zo is dus het huis Israëls van zichzelf, een volk dat tot geen goeddoen gewillig en in staat is, het brengt slechts wilde druiven voort. Mozes profeteerde daarvan reeds in zijn bekende lied in Deuteronomium 32: “Waarlijk, hun wijnstok stamt uit de wijnstok van Sodom en uit de wijngaarden van Gomorra; hun druiven zijn giftige druiven, bitter zijn hun trossen” (Deut. 32:32).\\ Maar nu Christus. Hij is de ware wijnstok, die niet teleurstelt noch bedriegt. Hij is de stek, die Gods rechterhand heeft geplant en wiens oorsprong heilig is en zuiver en goed. Hij is wel hier beneden geplant maar Zijn oorsprong ligt Boven in God; Hij is geheel en al ontvangen van de Heilige Geest van God. En zo is Hij waarlijk goed, goed in de ogen van de Heilige Geest van God. En zo is Hij waarlijk goed, goed in de ogen van de Heere, als de Zoon, in Wie de Vader een welbehagen heeft.\\ En daarom scherpt Christus Zijn discipelen het bevel in: blijft in Mij. Dat is: houdt vast aan Mij als de ware wijnstok. Want evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij aan de wijnstok niet blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft (vs. 4).\\ Daarbij moeten we erop letten dat Christus dit woord tot Zijn discipelen sprak op het moment waarop Zijn lijden en sterven voor de deur stonden. Johannes 15 behoort tot Christus’ afscheidswoorden met het oog op Zijn nabije dood. De nood en de verdrukking, waarvan Psalm 80 spreekt, zouden ten volle over Hem komen. Hij zou uitgerukt en verbrand worden in het vuur van Gods strafgericht. Maar Hij zou daaruit weer opkomen om verheerlijkt te worden met de heerlijkheid die Hij bij de Vader had eer de wereld was (vgl. Joh. 17:5). Zo zal Hij de ware wijnstok blijken te zijn, die het niet verdient om verbrand te worden maar om geëerd te worden. Dit is de eer die de discipelen Hem moeten brengen, dat zij in Hem blijven, gelijk Hij in hen blijft.\\ Van zichzelf dragen zij geen vrucht. Scherper gezegd nog, van zichzelf brengen zij kwade vruchten voort, zoals Israël maar al te vaak deed. Maar in Christus is daar een volheid aan levenssappen, die de ranken volop vrucht doet dragen, volop goede vrucht.\\ Blijft in Mij, dat is de altijd blijvende levenswet of levensregel voor de Kerk. Het is tegelijk ook haar altijd blijvend levensgeheim. Het is haar geheim in Hem, die is opgetreden als haar Borg en Middelaar, die waar was en standhield tot in de dood en die nu boven is bij de Vader. Ogenschijnlijk is Hij de altijd Afwezige maar in waarheid is Hij bij ons en met ons. Naar Zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde – zo belijden wij in Zondag 18 – maar naar Zijn Godheid, genade, majesteit en Geest wijkt Hij nimmermeer van ons. Dat is het geheim en de heerlijkheid van de gemeente in deze wereld: Christus in haar door Zijn Geest. Dat is anders gezegd: een woonstede Gods in de Heilige Geest (vgl. Efeze 2:22).\\ Door diezelfde Geest moeten wij in Hem blijven, aan Hem vasthouden. En dit blijven in Hem is niet een geheimzinnig en ongrijpbaar iets. Dit betekent heel concreet dat wij Zijn Woord aangrijpen en vasthouden. “Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven”, zo spreekt de Heere in het vervolg van Zijn onderwijs in vers 7. Christus kwam als het Woord in de wereld, bij Hem zijn woorden van eeuwig leven (Joh. 6:68). Blijven in Hem betekent daarom dat wij Zijn Woord en onderwijs niet vergeten maar dat tot ons laten spreken en ons daardoor laten gezeggen.\\ Zo onderhouden wij de band van de gemeenschap met Christus, de ware wijnstok. De apostel Paulus houdt ons daarom voor: Het woord van Christus moet rijkelijk in u wonen (Coloss. 3:16a). En de apostel Johannes schrijft daarom in zijn eerste brief: Hetgeen was van den beginne, hetgeen wij gehoord hebben, dat verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En onze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus (1 Joh. 1:1-3).\\ Wij zullen dus niet meer moeten doen dan bewaren de woorden van de apostelen, die de woorden zijn van de Heere zelf. Zo blijven wij in Hem, die de ware wijnstok is. Dan is de Kerk geen verdwijnende minderheid in deze wereld, zonder toekomst. Dan lijdt zij ook geen kwijnend bestaan, maar dan leeft zij en draagt zij vrucht voor God, zelfs als zij verkeert in allerlei druk en moeite. Christus, de ware wijnstok stelt niet teleur. In Hem is daar een onuitputtelijke bron van kracht en leven.\\ Blijft in Mij. Dat is het gebod ten leven, dat Christus Zelf ons heeft gegeven, ons allen gelijk op. Het is ons levensprogram, waarop ons leven gericht moet zijn en waarvoor we ons allen van harte moeten inzetten. Want zonder Hem kunnen wij niets doen, maar in Hem vermogen wij alle dingen. Dan zijn we niet onvruchtbaar maar dragen we veel vrucht. Tot lof van de Vader.