====== Johannes 15:4a,b (Clavis jrg. 38, februari 1999) ====== //“Blijft in Mij, gelijk Ik in u”.// Een onderwijzing van de Heere Jezus aan het adres van zijn discipelen. Het is een onderwijzing in wederkerigheid; we kunnen ook zeggen een onderwijzing met een belofte. Zij moeten in Hem blijven, //gelijk Hij in hen.//\\ Waarom in Hem? Wie is Hij?\\ Dat verklaart Hij hun zelf. Hij is de ware wijnstok. Zo begint Christus zijn onderwijs hier. In vers 1 van dit hoofdstuk horen we Hem zeggen: Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de Landman, de wijngaardenier. En even verderop in vers 5 voegt Hij daaraan toe: gij zijt de ranken. Daarmee is het beeld compleet en is tegelijk ook duidelijk, waarom de discipelen in hem moeten blijven. Een rank immers die met de wijnstok niet is verbonden, kan onmogelijk bestaan. Zo’n rank verdroogt en verdort; zij krijgt gebrek aan levenssappen en kan daarom ook geen vrucht dragen. Het einde ervan is dat zij wordt opgeruimd; de brand gaat erin. Want op Zichzelf genomen, zonder vrucht, is het hout van de wijnstok niets waard. Het is even waardeloos en onbruikbaar als smakeloos zout. In Ezech. 15 lezen we als woord van de Heere: Mensenkind, wat heeft het hout van de wijnstok vóór op alle ander rankendragend hout tussen de bomen van het woud? Neemt men daarvan hout omdat tot iets te verwerken of maakt men daarvan een pin om er van alles aan op te hangen? Zie, het wordt tot voedsel aan het vuur gegeven. En dan eindigt deze profetie zo: Daarom, zo zegt de Heere Heere: zoals Ik onder het geboomte van het woud het hout van de wijnstok tot voedsel aan het vuur gegeven heb, zo zal Ik de inwoners van Jeruzalem overgeven en Ik zal het land tot een woestenij maken, omdat zij ontrouw geworden zijn.\\ Het beeld waarin de Heere Jezus tot zijn discipelen spreekt, was dus niet onbekend. Het komt al voor in de Schriften van het Oude Testament. Daar wordt Israël vergeleken met een wijnstok. En ook wel met een wijngaard. Te denken valt bijvoorbeeld aan Psalm 80, dat een gebed is tot God om zijn wederkeer tot herstel en verlossing van zijn volk. In de verzen 9 en 10 lezen we dan: “Gij hebt een wijnstok uit Egypte uitgegraven. Gij hebt volkeren verdreven en hem geplant. Gij hebt de grond voor hem toebereid, zodat hij wortelen schoot en het land vulde”. En even verder klinkt de roep van de Psalmdichter: “O God der heirscharen, keer toch weder, aanschouw uit de hemel en zie, en sla acht op deze wijnstok, de stek die uw rechterhand heeft geplant, op de zoon die Gij u hebt grootgebracht” (vers 15,16).\\ Israël dus de wijnstok die de Heere met veel zorg uitgroef uit Egypte en die Hij met niet minder zorg en toewijding plantte in het land der vaderen als de stek van zijn rechterhand.\\ Maar wat zien we veelal wanneer de Heere in het beeld van wijnstok of wijngaard over zijn volk spreekt? Dat hier een wijnstok is, die teleurstelt, waarmee de Landman bedrogen uitkomt. De wijnstok //liegt,// hij voldoet niet aan wat de boer ervan verwacht, er ook van mag verwachten gelet op al het goede, dat hij aan zijn wijngaard gedaan heeft.\\ Heel sprekend is hier het lied van de wijngaard, opgetekend in Jesaja 5. Het is een lied dat vol is van de inzet en de inspanning van de landman, die er alles aan doet dat zijn wijngaard goede vruchten zal opleveren. Hij spitte hem om, zuiverde hem van stenen, beplantte hem met edele wijnstokken, bouwde daarin een toren en hieuw ook een perskuip daarin uit met het oog op de komende oogst. En met dit al was zijn wijngaard gelegen op een vruchtbare heuvel. En wat verwachtte de eigenaar daarom van zijn wijngaard? Dat hij goede druiven zou voortbrengen. Maar zie, hij bracht wilde druiven voort.\\ Zo is nu het huis Israëls van zichzelf, een volk dat tot geen goeddoen gewillig en bereid is. Het brengt anders niet dan kwade en bittere vruchten voort. Mozes had daarvan reeds geprofeteerd in zijn ontdekkende lied in Deut. 32: “Waarlijk, hun wijnstok stamt uit de wijnstok van Sodom en uit de wijngaarden van Gomorra; hun druiven zijn giftige druiven, bitter zijn hun trossen”.\\ Maar er is ook een Schriftwoord inzake de wijngaard, dat hoop en verwachting wekt. “Te dien dage, zo profeteert Jesaja in hoofdstuk 27, zal er een wijngaard zijn, die bruisende wijn voortbrengt; zingt van hem in beurtzang... In de komende dagen zal Jakob wortel schieten, Israël bloeien en uitspanten, zodat zij de wereld met vruchten zal vervullen”.\\ En de verklaring daarvan ligt niet in Jakob zelf. Die ligt in Israëls Messias, Jezus Christus, de eigen Zoon van God. Hij is de ware wijnstok, die niet liegt, die niet teleurstelt. Hij is de stek, dien Gods rechterhand heeft geplant en waarvan de wortel heilig is en zuiver en goed. Hij is wel hier beneden geplant, maar Hij is niet van beneden uit de aarde, gelijk Hij niet uit de aarde spreekt. Hij is van boven uit God, Hij is de Zoon van God, die het leven niet heeft uit Israël, maar in Zichzelf, uit de Vader. Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelf (Joh. 5:26). Zo is Hij God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet gemaakt, van hetzelfde wezen met de Vader. Dit betekent ook dat de Vader en de Zoon op elkaar zijn betrokken; zij zijn één in de uitvoering van Gods raad tot de verlossing van Gods volk.\\ Die eenheid ligt ook uitgedrukt in het beeld van de Vader als de landman en van de Zoon als de wijnstok. Christus staat niet op Zichzelf en Hij komt niet in eigen naam; Hij is de gezondene van de Vader. Door de Vader is Hij geplant in het land Israël. En hier is een planting die niet teleurstelt. Ik ben de waarachtige wijnstok, zegt Christus. Alles wat de ranken nodig hebben om vracht te dragen, hebben zij in deze wijnstok.\\ Maar daarom scherpt Christus zijn discipelen ook het bevel in: blijft in Mij. Dat betekent: houdt vast aan Mij als de ware wijnstok, als een betrouwbare planting van de Vader in de hemel. Want evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft (vers 4).\\ En wie in Hem blijft? Die draagt veel vracht, zegt de Heere in vers 6. In Hem is daar een onuitputtelijke bron aan genade, goedertierenheid en trouw. Uit zijn volheid, schreef de evangelist reeds in hoofdstuk 1, hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade. Want de wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.\\ En hoe wij in hem blijven? Dat doen wij door zijn Woord te aanvaarden, door zijn onderwijs te overleggen en in onze harten te bewaren. Zo verbindt Christus zelf het een hier aan het andere, wanneer Hij in vers 7 zegt: Indien gij in Mij blijft //en mijn woorden in u blijven.// Blijven in Jezus is dus niet een vaag en oncontroleerbaar iets, dat doen wij door op zijn woorden acht te geven en die in ons te laten wonen en werken. Dit zijn geen woorden van mensen, die het allemaal zo goed weten en zichzelf bovenmate wijs vinden, dit zijn de woorden van het Woord, van het alleen goede en wijze Woord van God, die ons zijn Zoon heeft gezonden tot een ware Zaligmaker en Verlosser. Opdat ons leven niet langer onvruchtbaar zal zijn voor Hem, maar opdat wij vrucht zullen dragen. Hierin is mijn Vader verheerlijkt, zegt Christus in vers 8, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn. Maar de onvruchtbare rank wordt weggesnoeid en in het vuur geworpen.\\ Laten we niet onverschillig, zorgeloos en eigenwijs zijn, maar willen leren van Christus. Dan heeft ons leven zin en doel. Heere tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven. Alles wat wij vinden en bevinden gaat voorbij, maar de woorden van God houden eeuwig stand. Woorden zijn het vol van Geest en leven. Ik belijd één doop tot vergeving der zonden, verwacht de opstanding der doden en het leven van de toekomende eeuw.\\ Dit is ons zeker deel. Door het geloof. In Christus, de waarachtige wijnstok. Blijft in Mij, gelijk Ik in u.