====== Efeziërs 1:4a (Clavis jrg. 35, juni-juli 1992) ====== //“Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld.”// Hoe weet de apostel dat zo zeker? Hoe kan hij zo stellig verklaren dat de mensen aan wie hij hier schrijft uitverkorenen Gods zijn, waarbij de apostel tegelijk zichzelf insluit. Hij spreekt immers van Hem die //ons// uitverkoren heeft.\\ Heeft Paulus een of andere bijzondere openbaring ontvangen dat hij zo kan spreken? Of betreft het hier een al te boude bewering die de apostel bij nader inzien toch eigenlijk niet echt kan waarmaken en staande houden?\\ Vast en zeker is noch het eerste noch het laatste het geval. Paulus is geen mens die zweert bij bijzondere openbaringen, waardoor hij boven anderen wijs zou zijn. Zulke wijsheid is niet anders dan eigenwijsheid en daarvan houdt Paulus niet. Hij heeft zichzelf de regel gesteld niet uit te gaan boven hetgeen geschreven staat, een regel die hij tegelijk aan allen voor houdt (vgl. 1 Cor. 4:6). Anders gezegd, Paulus is eenvoudig dienaar van het welomschreven, geopenbaarde Evangelie van Christus Jezus. Gelijk als in al zijn brieven stelt hij zich ook in de brief aan de Efeziërs zo voor: Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus (vs. 1). Geen mens dus die er een geheimleer op nahoudt maar één die (mede) stem geeft aan het thans door God aan al de heiligen en apostelen geopenbaarde geheimenis van het Evangelie van Christus (vgl. 3:4,5). Zo schrijft de apostel naar hetgeen geopenbaard is en spreekt hij van dingen die vast en zeker zijn.\\ Dat betekent tegelijk dat Paulus niet lichtvaardig en onverantwoord schrijft. Zijn woorden zijn welgegrond en ten volle verantwoord. Ook wanneer hij verklaart dat God ons in Christus heeft uitverkoren voor de grondlegging der wereld.\\ Hier is geen verklaring die op zichzelf staat maar die rust in en die meekomt met het Evangelie van de Christus. En zij geldt hen die dit Evangelie in geloof aanvaarden. Paulus schrijft hier dan ook niet ongeadresseerd maar geadresseerd. En wel aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus die te Efeze zijn (vs. 1). Verderop in hoofdstuk 1 spreekt hij van hen als mensen, die het woord der waarheid, namelijk het Evangelie van hun behoudenis hebben gehoord en die aan dat woord geloof hebben gehecht (vs. 13).\\ En zo nu, als mensen dus die het waarachtige Evangelie van God in Christus in geloof hebben aanvaard en aanvaarden, is daar voor hen de weldaad van hun verkiezing door God. Het is de eerste weldaad die de apostel hier noemt nadat hij zijn lezers in het voorafgaande vers heeft gewezen op allerlei geestelijke zegen, waarmee de God en Vader van hun Heere Jezus Christus hen gezegend heeft in de hemelse gewesten. Die menigerlei zegen bestaat dus om te beginnen in niets minder dan in hun uitverkiezing door God.\\ En deze uitverkiezing is inderdaad heel veel. Daarin ligt het hele Evangelie van God in Christus begrepen. Daarin ook komt het Evangelie uit in zijn ware aard, als Evangelie namelijk dat zuiver een kwestie is van Gods genade, van Zijn goedheid en ontferming.\\ Want uitverkiezing en uitverkiezen zijn woorden die spreken van een bevoorrechte positie die men ontvangt en dat boven en in onderscheiding van anderen, die niet zijn uitverkoren. Daarbij is deze uitverkiezing niet een daad van de mens zelf. Wie zichzelf verkiest, verhoogt zichzelf en zo’n mens wordt door God vernederd. Zij die uitverkoren zijn, prijzen dan ook niet zichzelf, zij prijzen God die alleen de Auteur is, de Bewerker van hun verkiezing. Hij staat dan ook voorop in wat de apostel hier verklaart aan de heiligen en gelovigen. En wel als Diegene die hier hoog geprezen wordt door Paulus. Want de woorden van vers 4 behoren tot het geheel van de verzen 3-14, en die vormen samen een loflied op God, Wiens goedheid hier in alle opzichten wordt gezegend Dat is geloofd en geprezen. “Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus”, zo zet de apostel dit gedeelte in.\\ En dan loopt hij niet over het Evangelie van de verkiezing heen maar grijpt hij dat aan tot lofprijzing van Hem, uit Wie deze verkiezing is. En dat is God alleen, de Vader van Jezus Christus. Door Hem zijn de heiligen en gelovigen uitverkoren, onderscheiden boven anderen, gesteld in een bevoorrechte positie. Het is hun positie van zonen van God te zijn. Want zo verklaart de apostel de rijkdom van deze verkiezing in het volgende vers, waar hij schrijft: In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid Zijner genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde.\\ Verkiezing of voorbestemming dus tot het zoonschap van God, waarbij niets van deze verkiezing is uit de gelovigen zelf. Zij is louter het werk van God; echt een bewijs van Zijn liefde, van Zijn genade overeenkomstig Zijn welbehagen. God heeft hier redenen genomen uit Zichzelf.\\ En dat zijn redenen die bestaan //in Christus//.\\ Het is een bepaling die Paulus al gebruikt in vers 3 die terugkeert in vers 4 en die ook daarna nog verschillende keren volgt in dit eerste gedeelte van de brief. Tot in totaal tien keer.\\ De apostel is hier echt vol van Christus, van Wie hij zijn brief vol schrijft en zonder Wie hij hier niets schrijft. Ook niet als het gaat om de verkiezing der gelovigen. Deze verkiezing, die haar bestaansgrond heeft enkel in God de Vader, zij is hun verkiezing in Christus.\\ En dat betekent dat de verkiezing is geschied in direct verband en met het oog op Christus, die als enige Gods Uitverkorene is, Gods geliefde Zoon, in Wie de Vader een welbehagen heeft (Matth. 3:17).\\ Al Gods welbehagen gaat naar Hem uit. Hij is het uitgedrukte Beeld en het sprekende bewijs van Gods liefde. Buiten deze Zoon des vaders om deelt geen mens in Gods liefde en genade. In Hem heeft God ons uitverkoren, zodat nu ook in Hem, die ons vlees en bloed heeft aangenomen, het Evangelie van onze genadige verkiezing tot ons komt.\\ Niet buiten Christus om maar door in geloof te zien op Hem, grijpen wij de zegen en de genade van onze verkiezing door de Vader.\\ En dan mogen en moeten we tegelijk weten dat deze verkiezing niet maar is geschied in ónze tijd, in de tijd waarin wij mensen leven. Zij is tevoren geschied in Góds tijd, die de eeuwigheid is. Hij heeft ons uitverkoren in Christus, schrijft de apostel, //voor de grondlegging der wereld//. Dat is: voordat God in den beginne hemel en aarde grondvestte en alle dingen tot aanzijn riep. Toen reeds was daar het evangelie van onze verkiezing in Christus. Het was er bij de Vader in Zijn Zoon Jezus Christus, die van tevoren was gekend voor de grondlegging der wereld (vgl. 1 Petr. 1:20; zie ook Spreuken 8:22-31).\\ Hoogheilig evangelie dat de apostel hier neerschrijft en dat onze handen en monden wil vullen met verwondering en met lofprijzing van God.\\ Wanneer wij gehoord hebben het woord der waarheid en in geloof aannemen het Evangelie van ons behoud in Christus, dan zullen wij onze eeuwige verkiezing door de Vader niet meer kunnen noch mogen wegdenken, maar die eerbiedig en in verwondering belijden. Hoe kostelijk zijn mij uw gedachten, o God. Met al mijn wegen zijt gij vertrouwd. Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij (Ps. 139).\\ Niet zonder reden prijzen de Dordtse Leerregels de leer der verkiezing bij ons aan als een schat van onwaardeerbare prijs. Laten we er geen onheilig spel mee spelen en er niet in onbedachtzaamheid aan voorbijgaan. Laten we er allen in hartelijk geloof amen op zeggen. Opdat we ons niet overgeleverd voelen in de handen van mensen, die hun eigen gang gaan, maar ons met onze kinderen weten te liggen voor rekening van Hem, die op Zijn schreden niet terugkeert maar Zijn welbehagen volvoert tot zaligheid van Zijn gemeente, die Hij in Christus heeft uitverkoren voor de grondlegging der wereld. Geen mens die daaraan iets veranderd!