====== Preek over Zondag 18 (1974) ====== {{tag>"Catechismusprekenbundel ‘Horen naar het Woord’ (2014)"}} <- preken:catechismus:zondag-17:1974 ^ preken:catechismus ^ preken:catechismus:zondag-19:1974 -> |Tekst|Zondag 18 van de Heidelbergse Catechismus| |Lezen|Lucas 24:50-53\\ Handelingen 1:1-11| |Zingen|_Psalm 48:1,4| | |_Psalm 48:6| | |_Psalm 68:1,8,9| | |_Psalm 119:57| | |_Psalm 68:14,17| Preek gehouden te: * Grootegast op 8 september 1974 en 19 augustus 1990; * Assen op 16 februari 1975; * Frieschepalen op 12 januari 1975. Opgenomen in de prekenbundel //Horen naar het Woord// (2014). \\ //Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,// De hemelvaart van onze Middelaar mogen wij zien als de kroon op Zijn borgtochtelijk werk hier op aarde. Want Jezus Christus, de Zoon van God is in de volheid des tijds in deze wereld gekomen om allen, die in Hem geloven het eeuwige leven te schenken, dat is het leven van de herstelde gemeenschap tussen God en Zijn volk; het herstel ook van de verhoudingen tussen de mens en zijn naaste en deze schepping. Daartoe nam de Zoon van God onze zwakke menselijke natuur aan. Hij heeft Zichzelf vernederd en is ons in alles gelijk geworden. Zo, als de Zoon Gods en als de Zoon des mensen, heeft Hij Zijn Middelaarswerk volbracht. Hij heeft in heel Zijn leven de last van de toorn Gods tegen onze zonde gedragen en dat inzonderheid aan het einde van Zijn leven. Om de last van die toorn te dragen heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja tot de dood aan het kruis. En wanneer onze Borg zo heeft geleden, is gekruisigd, gestorven en begraven, ja nedergedaald ter helle en op de derde dag is opgestaan, vaart Hij op naar de hemel, veertig dagen na Zijn opstanding. Hij, die opgevaren is naar de hemel, is niemand anders dan die uit de hemel is neergedaald, de Zoon des mensen. Zijn hemelvaart was niet anders dan de rijke vrucht van Zijn borgtochtelijk neerdalen uit de hemel op de aarde; de hemelvaart is in alle opzichten de kroon op Zijn Middelaarswerk op aarde. De Zoon van God, die de hemel verliet, Hij treedt nu weer de hemel binnen. Hij, die voor een korte tijd beneden de engelen was gesteld, wordt nu gekroond met eer en heerlijkheid. Dat was de heerlijkheid, waar deze Zoon des Mensen recht op had, krachtens verdienste. Daarom kan de Heere Jezus bidden: “Vader, de ure is gekomen; verheerlijk Uw Zoon, opdat Uw Zoon U verheerlijke”. En ook dit: “En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was”. Zo vaart de Zoon des mensen uit kracht van Zijn volbrachte Middelaarswerk op naar de Vader. Ja, en het is de Vader die dit recht erkent, die Hem Zijn loon nu uitkeert. Want Hij, die Zelf opvaart, wordt tegelijk door de Vader opgenomen. De Váder kroont Hem nu met eer en heerlijkheid. Nietwaar, zo toch leert de Bijbel ons de hemelvaart van Christus. De Zoon váárt op en de Vader néémt Hem op. “Hij werd opgenomen”, zo lezen wij in Handelingen 1 vers 9. En de apostel Paulus schrijft later in de brief aan de Philippenzen: “Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en de naam boven alle naam gegeven”. Christus’ hemelvaart is niet de bestorming van een gesloten hemelburcht, maar de ingang in het geopende Vaderhuis en zodoende de heerlijke kroon op Zijn volbrachte arbeid. Alleen, geliefden, denk nu niet dat met Christus’ hemelvaart een einde is gekomen aan Zijn Middelaarswerk. Nee, bepaald niet. Die arbeid is sinds het moment van zijn hemelvaart onverminderd voortgegaan. De hemelvaart betekent niet het einde van Zijn werk, zelfs niet een pauze in de strijd, die Christus heeft te voeren tegen al Zijn vijanden, de duivel, de zonde en de dood. Integendeel, de hemelvaart is een onderstreping van die strijd en een verheviging van Christus’ worsteling tegen al Zijn vijanden en dat voor, ten behoeve van, al Zijn volk. De Catechismus heeft dat ook verstaan, waar hij zegt, dat Christus voor de ogen van Zijn jongeren van de aarde ten hemel is opgenomen en dat Hij óns ten goede daar is, totdat Hij wederkomt om te oordelen de levenden en de doden. “Ons ten goede”, in die woorden heeft de kerk beleden de voortgang, ja de heerlijke, de glorieuze, de vertroostende voortgang van Christus’ werk in en vanuit de hemel. Bijna tweeduizend jaar geleden verliet Christus deze aarde, maar Hij ging voort met Zijn werk. Die arbeid zet Hij ook vandaag onverminderd voort, ja al de eeuwen tot aan Zijn wederkomst: “Zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld”. Hij die dat gezegd heeft, is uw Middelaar. Hem willen wij u in dit uur verkondigen. Wij spreken u over: //Ons geloof in Jezus Christus, die ten hemel is opgevaren.// - Hoe Christus door Zijn hemelvaart Zijn middelaarswerk op aarde afsluit. - Hoe Christus door Zijn hemelvaart Zijn middelaarswerk in en vanuit de hemel voortzet. 1) De hemelvaart van Christus vormt het slot van de evangeliebeschrijving van Mattheüs, Marcus en Lucas. Mattheüs noemt de hemelvaart niet met evenzovele woorden, maar duidelijk is dat wij in het slot van zijn evangeliebeschrijving te doen hebben met Jezus’ woorden, vlak voor diens hemelvaart tot Zijn discipelen gesproken. Marcus schrijft aan het slot van zijn boek: “De Heere Jezus dan werd, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel, en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods”. Ook Lucas eindigt zijn evangeliebeschrijving – uitvoeriger dan de eerste twee – met de mededeling dat de Heere Jezus van hen scheidde. “Hij hief de handen op en zegende hen. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde. En zij keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap, en zij waren voortdurend in de tempel, lovende God.” De hemelvaart van Christus is het slot van de evangeliën. Het werk, dat Christus als onze Middelaar op deze aarde, had te verrichten, ja heel Zijn leven op aarde vanaf Zijn geboorte, is ons uitvoerig door de evangelieschrijvers bericht en zij beëindigen hun verhaal met Christus’ hemelvaart. En daarmee laten de evangelisten ons zien, hoe de periode van Christus’ werk op aarde afgesloten wordt met Zijn hémelvaart! Ja, hémelvaart, daarop loopt het leven van Christus hier op aarde uit! Zo sluit Hij Zijn werk hier af (vréde met God)! Het is een máchtige afsluiting, een afsluiting die ons oog wil openen voor de heerlijkheid van Christus werk hier op aarde! Aan de opdracht van de Vader was Hij gehoorzaam geweest tot in de dood aan het kruis en zo had Hij voor Zijn volk de zaligheid verdiend. Heel duidelijk laten de evangeliën ons dan ook zien, dat heel Christus’ leven en heel Zijn arbeid op aarde gericht was op die zaligheid, op het verwerven daarvan. Christus was gekomen om vrede te brengen; vrede voor Gods volk, vrede voor deze wereld; de vrede, die bestaat in de nooit meer eindigende periode van volmaakte blijdschap voor het volk van het Koninkrijk der hemelen op de nieuwe aarde. Heel Christus’ opdracht kunnen wij samenvatten in het woord van de profeet Jesaja, aangehaald in Lucas 4 bij het begin van Christus’ publieke optreden: “De Geest des Heeren is op Mij, daarom dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht te geven, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid; om te verkondigen het aangename jaar des Heeren.” Welnu, die opdracht heeft Christus als de Gezondene des Vaders volbracht. Door de getrouwe volbrenging van die opdracht heeft Hij de satan gebonden en de Zijnen vrijgemaakt, verlost. Heel de inhoud van het evangelie van Lucas is daar de meest heerlijke demonstratie van. Christus heeft Zijn Middelaarswerk hier op aarde aangevangen en tot voltooiing gebracht. En daarom kan en mag Christus bidden: “En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.” Nu, die heerlijkheid heeft Christus ontvangen, want, zo eindigt Lucas zijn evangelie: “En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde.” Christus verlaat de aarde en Hij vaart op naar de Vader. Daar liep het op uit met het leven en de arbeid van de Christus, aldus het slot van Lucas’ evangelie. Nu, daar moest het ook op uitlopen. Want door Zijn hemelvaart keert Christus als de Gezondene des Vaders naar de Vader terug. In heel Zijn leven had Hij volbracht de wil des Vaders om vrede aan Zijn volk te schenken. Nu mag Hij naar het Vaderhuis terugkeren. En dat met het lichaam, waarin en waarmee Hij Zijn Middelaarswerk had volbracht. De Gezondene des Vaders behoort nu ook naar zijn menselijke natuur in het Vaderhuis. Tegelijk vaart Christus nu ook op als onze Borg en Broeder. Hij is opgevaren voor de ogen van zijn jongeren, zegt de Catechismus. Christus’ hemelvaart had maar niet alleen betekenis voor Hemzelf, maar ook voor heel Zijn volk. En daarom vaart Christus op voor de ogen van Zijn discipelen. Evenzeer als de discipelen getuigen waren van Christus’ opstanding, zijn zij dat ook geworden van zijn hemelvaart: “terwijl zij het zagen, voor hun ogen, werd Hij opgenomen”. De apostelen konden in hun getuigenis bevestigen, dat zij persoonlijk gezien hebben, dat Jezus Christus ten hemel voer, dat Hij de hemelse troon beklom. Zo mocht Stefanus Hem enige tijd later ook aanschouwen, toen hij vol van de Heilige Geest zijn ogen opsloeg ten hemel en de heerlijkheid Gods zag en Jezus, staande ter rechterhand Gods. Zo ook heeft Paulus de verhoogde Heiland mogen zien toen hij op weg was naar Damascus en de Heere aan hem verscheen. Zo mag heel de kerk weten: Jezus Christus, onze Borg is opgevaren naar de hemel. En dat betekent dat Hij alle schuld en straf, die ons van de hemel scheiden, heeft weggenomen. Zijn hemelvaart doet ons weten, dat Hij alles heeft volbracht. Wanneer er ook maar iets had ontbroken aan Zijn Middelaarswerk, dan had de Vader Hem niet ten hemel opgenomen, dan was de hemelpoort voor Hem gesloten gebleven; dan hadden de engelen Hem niet opgewacht en hadden zij niet gezongen: “Verhoogt o poorten nu de deur, rijst eeuw’ge deuren, rijst omhoog, opdat G’uw Koning moogt ontvangen.” Maar zie, Christus had alles volbracht; Hij had de zonden van het volk verzoend door Zijn voldoening op Golgotha. Ja, volmaakt was Zijn werk hier op aarde geweest en volkomen Zijn overwinning op de vijand; zoals David reeds in Psalm 68 daarvan had geprofeteerd: “Gij zijt opgevaren naar den hoge. Gij hebt gevangenen meegevoerd.” Jazeker, Christus voert bij Zijn hemelvaart een stoet gevangenen achter zich aan. Allereerst de satan, die Hij voor eeuwig had gebonden. Daarachter: de zondemacht, waarover Christus volkomen getriomfeerd had door Zijn volmaakte offer op Golgotha. Tenslotte de dood, waarvan Christus de prikkel had ontnomen, doordat Hij de zonde had vernietigd. “Gij zijt opgevaren naar den hoge. Gij hebt gevangenen meegevoerd.” Christus’ hemelvaart: dat verzekert ons van de volkomenheid van Christus’ werk hier op aarde, van de triomf van Christus onze Middelaar op al Zijn vijanden en de volmaakte vrede voor Gods volk. De vrede, die zijn vervulling en bekroning hierin zal vinden, dat God bij Zijn volk komt wonen en Zijn volk bij Hem, zoals ons dat wordt beschreven in Openbaring 21: “En ik (Johannes) hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn.” Die vrede was het doel van Christus’ strijd: Hij wilde komen wonen onder Zijn volk! Die vrede, dat wonen, is de vrucht van Christus´ strijd op Golgotha en van zijn overwinning op de vijand. Daarom kan Christus Zijn volk ook verlaten met zegenende handen. Jazeker, een zegenende Zaligmaker gaat van Zijn volk heen. Zo mochten Zijn discipelen Hem zien opvaren: “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u.” Het was de vrede, die Christus voor Zijn volk had verworven door de verzoening van hun zonden, door de overwinning op Zijn vijanden: de dood, de duivel en het graf. Door die verzoening en door die overwinning kan God komen wonen onder Zijn volk. En dat zal gebeuren als Christus weerkomt. Immers, zo vernemen de discipelen uit de mond van de twee engelen: “Deze Jezus, die van u is opgenomen naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.” Op dezelfde wijze, dat wil zeggen met de zegen voor Zijn volk. Op die dag, op de dag van Zijn wederkomst zal Hij aan zijn volk uitdelen de volle vrucht van Zijn worsteling op Golgotha: dat is de eeuwigdurende volmaakte vrede met God. Zo hebben wij ook te verstaan wat de Catechismus in antwoord 46 noemt: om te oordelen de levenden en de doden. Christus’ wederkomst, die ons gegarandeerd is in Zijn hemelvaart, betekent voor Gods volk het binnenhalen van zijn Borg en Middelaar, van Zijn Koning die voor Zijn volk op Golgotha de strijd heeft volbracht. Zo komt Hij om te oordelen; zo komt Hij Zijn volk voor Zich opeisen om dat volk te doen delen in de vrucht van Zijn middelaarswerk hier op aarde, zoals die zijn afsluiting en bekroning vond in Zijn hemelvaart. 2) Wij letten nu ook op dat andere, dat ons in Christus’ hemelvaart wordt verkondigd: die hemelvaart betekent tegelijk de voortgang van Zijn middelaarswerk in en vanuit de hemel. Zoals ons aan het slot van Lucas’ evangelie de hemelvaart getekend wordt als de afsluiting van Christus’ werk op aarde, zo wordt ons in het begin van het boek Handelingen de hemelvaart getekend met het oog op de voortgang van Christus’ werk in en vanuit de hemel. Lucas begint zijn tweede boek dan ook met de woorden: “Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Theofilus, over al wat Jezus begónnen is te doen en te leren tot de dag dat Hij werd opgenomen.” Daarover ging het evangelie van Lucas. Zijn tweede boek, de Handelingen der apostelen, laat ons zien hoe Jezus Zijn werk voortzet en dat als de opgevaren Heere, in en vanuit de hemel. Het tweede boek van Lucas kunnen wij dan ook beter noemen: de handelingen van de Verhoogde Christus door Zijn apostelen. Wat Christus op aarde was begonnen en door Zijn hemelvaart had afgesloten, zet Hij nu in en vanuit de hemel voort. Daar is Christus nu naar Zijn menselijke natuur om daar voor het aangezicht van de Vader Zijn Middelaarswerk voort te zetten of zoals de Catechismus het zegt: “Christus is ons ten goede daar, totdat Hij wederkomt om te oordelen de levenden en de doden.” Ja, Christus zet Zijn Middelaarswerk in de hémel voort. Daarmee belijden wij allereerst, dat Christus naar zijn menselijke natuur niet meer op de aarde is. Deze kwestie blijkt van uitermate groot belang te zijn voor de Catechismus, want hij geeft apart aan deze kwestie twee vragen en antwoorden gewijd. Daarin handhaaft de Catechismus tegenover het Lutheranisme (en vandaag aan de dag ook tegenover allerlei vrijzinnige theologie) dat Christus met een echt menselijk lichaam de hemel is binnengegaan. De Luthersen zeiden, dat Christus’ menselijke natuur deel gekregen heeft aan Zijn goddelijke eigenschappen en dan vooral wel aan de eigenschap van de alomtegenwoordigheid. Hemelvaart betekent in de Lutherse leer: Christus is ook naar Zijn menselijke natuur alomtegenwoordig geworden; dus naar Zijn menselijke natuur is Christus sinds zijn hemelvaart ook in de hemel. Ja, maar tegelijk ook nog op de aarde. Daartegenover belijden de Gereformeerde kerken, dat Christus naar Zijn menselijke natuur echt mens is gebleven; dat Hij een echt menselijk lichaam – zij het wel verheerlijkt – maar dan toch een echt menselijk lichaam heeft behouden; een lichaam, dat plaatsgebonden is, evengoed als ónze lichamen. Dus is sinds de hemelvaart Christus naar Zijn menselijke natuur niet meer op de aarde maar in de hemel. Wel blijft Hij bij ons naar Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest en dat, zoals Hij Zelf heeft gezegd: al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Waarom de Catechismus daar zo uitvoerig bij stilstaat? Wel, om dat hier niets minder in geding is dan de voortgang van Christus’ Middelaarswerk in de hemel. Zou Christus geen echt mens meer zijn, dan zou Hij niet langer onze Middelaar kunnen zijn. Dan zou Hij ook niet als onze Middelaar Zijn volmaakte offer aan de Vader kunnen presenteren in het hemelse heiligdom; dan zou Hij niet als onze Hogepriester Zijn dienst kunnen verrichten in de hemelse tabernakel. Daarom blijven wij vasthouden, dat Christus na Zijn hemelvaart als echt mens in de hemel is en dus niet meer op de aarde. Dat blijven wij vasthouden ook tegenover allerlei vrijzinnige theologie, die de lichamelijke ten hemel opneming van Christus een volslagen onmogelijkheid acht. Nu, het is dan ook een goddelijk wonder, zoals al de heilsfeiten goddelijke wonderen zijn die alleen door het geloof te verstaan zijn. Door de kracht van dat geloof houden wij vast aan de lichamelijke hemelvaart van onze Heiland. Naar zijn menselijke natuur is Hij nu in de hemel en Hij verricht daar op de meest heerlijke wijze Zijn Middelaarswerk vóór Zijn volk. Wat dan die arbeid is; wel wij mogen het zo zeggen: Christus komt Zijn volk, dat Hij Zich op Golgotha heeft gekocht, opeisen, om dat volk klaar te maken om bij God te wonen. Hij komt dat doen op grond van Zijn volbrachte werk en Hij doet dat door de prediking van Zijn Woord. De triomfantelijke voortgang daarvan wordt ons getekend in het boek Handelingen. Het evangelie gaat, beginnende in Jeruzalem, uit over de gehele aarde tot aan de einden der wereld. Het wordt Pinksteren. Christus’ Geest wordt uitgestort over alle vlees. Zijn Kerk blijkt in waarheid algemeen of katholiek. De arbeid der zending begint. Ook de heidenen gaan volop delen in de vrede van Christus’ kruis. Zo komt er in deze wereld een volk, dat kan en mag leven in de herstelde levensgemeenschap met God, de levensgemeenschap die gelegen is in de verzoening der zonden door Christus’ offer op Golgotha! Zo gaat Christus Zich op deze aarde een volk bereiden, dat leeft onder een open hemel en waar plaats is in het huis van de Vader. Want dat is het grote doel dat Christus in Zijn Middelaarswerk voor ogen heeft: de nieuwe mens, die leeft in het nieuwe paradijs, de woonplaats van God en mensen. Heel de Middelaarsarbeid van Christus, ook na Zijn hemelvaart, is daarop gericht. Nee, de hemel is niet de plaats van de stille eeuwigheid. Het is de plaats waar de grootste activiteiten worden ontplooid. Sinds de hemelvaart worden de laatste voorbereidingen getroffen om die geweldige schare, die niemand tellen kan, te ontvangen. Met het oog daarop verricht Christus Zijn Middelaarswerk in de hemel. En daarom is de machtige voortgang van het Woord des kruises in deze wereld en de instandhouding van de kerk op deze aarde enkel en alleen vrucht van Christus’ werk in de hemel. En wij verstaan nu dat die arbeid van Christus in de hemel ons hier in de Catechismus allereerst wordt getekend als príésterlijke arbeid: door Zijn hemelvaart is Christus in de hemel voor het aangezicht van de Vader onze Voorspreker; wij kunnen ook zeggen: onze Advocaat, onze Pleitbezorger. Een advocaat is iemand, die andermans zaak verdedigd. Zulk een advocaat hebben wij nodig. Waarom? Wel vanwege onze zonden. Zo schrijft de apostel Johannes in zijn eerste brief: “Wanneer iemand gezóndigd heeft, wij hebben een voorspraak, een Pleitbezorger bij de Vader: Jezus Christus, de Rechtvaardige.” Wanneer iemand gezóndigd heeft; met andere woorden onze zonden maken het noodzakelijk, dat wij een Voorspreker hebben. Jazeker, want die zonde maakt het onmogelijk dat God bij de mensen komt wonen. Welnu, Christus die dat heil, die vrede aan Zijn volk wil schenken, Hij treedt op als onze Voorspreker. Christus, die naar de hemel is gegaan, Hij treedt bij de Vader tussen, opdat onze zonden daar verzoend worden in de hemelse tempel voor het aangezicht van de Vader. Wij hebben een Voorspraak in de hemel, Jezus Christus, de Rechtvaardige. Nu de Vader Hem in de hemel heeft opgenomen, zodat Hij onze Voorspreker kan zijn op grond van Zijn offer, en onze zonden metterdaad verzoend worden. Maar, zou iemand kunnen vragen: waarom hebben wij zulk een Voorspreker nog nodig? Golgotha ligt toch achter ons? De straf, die ons de vrede aanbrengt, was toch op Hem? Door het kruis op Golgotha is er toch geen veroordeling meer voor hen, die in Christus Jezus zijn? Waarom dan een Advocaat? Nu, inderdaad: Golgotha ligt achter ons, de schuld is verzoend en de vrede is verworven. Maar tegelijk zegt de Bijbel dat Jezus Christus ook vandaag nog Zijn Middelaarswerk verricht. Christus is opgewekt, Hij zit aan de rechterhand van God, en Hij treedt ook voor ons tussen bij de Vader. Wij hebben een Hogepriester in de hemel, die medelijden kan hebben met onze zwakheden, omdat Hij net als wij echt mens is. En daarom zegt de brief aan de Hebreeën, moeten wij gaan tot de troon der genade, opdat wij genade vinden om geholpen te worden op de rechte tijd. Wij moeten niet menen, dat nu Golgotha achter ons ligt, dat wij ons nu door eigen kracht wel kunnen redden. Wie dat denkt is Remonstrants. Nee, de Bijbel leert ons dat wij ook in de toedeling van de vrede van Golgotha van Christus afhankelijk zijn. Trouwens, ook na Christus’ wederkomst zal er boven ons leven staan: sola gratia, dat is: door genade alleen. De arbeid van Christus als onze Middelaar en Hogepriester gaat daarom onverminderd voort. En dat is des te noodzakelijker nu sinds de hemelvaart de aanklager der broeders, de oude slang, de satan, uit de hemel is neergeworpen om zijn aanklachten tegen de broeders voor het aangezicht van God in te dienen. De satan klaagt ons iedere dag opnieuw aan. Maar zie, Christus is naar de hemel gegaan. Hij heeft van de Vader het recht ontvangen om onze Pleitbezorger te zijn. De hemelvaart van Christus betekent allereerst, dat wij een Priester hebben in de hemel, die aan de Vader de rijke vrucht van Zijn trouwe ambtsvervulling voorhoudt. Jezus Christus: Priester op Zijn troon. Vanwege die priesterlijke arbeid van Christus in de hemel, gaat zijn kerkvergaderend werk hier voorspoedig voort. Er komt een volk in deze wereld, dat gerechtvaardigd is en zich gerechtvaardigd mag weten door de priesterlijke arbeid van Jezus Christus. Een volk, dat dáárom eenmaal bij God zal wonen. En die glorievolle ingang in het huis des Vaders is voor Gods volk des te zekerder, nu wij ons vlees in de hemel reeds tot een zeker pand hebben. Want Jezus Christus is als mens in de hemel. En Hij is ons Hoofd. Daarom zal Hij ook zijn lichaam – en dat zijn wij, zijn volk – tot Zich nemen. De Catechismus gebruikt hier het beeld van Hoofd en ledematen. Al de lidmaten samen vormen het ene lichaam en van dat lichaam is Christus het Hoofd. Nu is het duidelijk dat hoofd en lichaam één geheel vormen; die twee behoren bij elkaar. Welnu, het Hoofd is reeds in de hemel; maar dat is dan de garantie, dat het lichaam er ook zal komen. Christus, het Hoofd, deelt nu reeds in de hemelse heerlijkheid. In die heerlijkheid zal ook het lichaam delen. “Ik ga heen om u een plaats te bereiden.” Nu, geliefden, dan zal het lichaam er dus ook komen. Ons vlees in de hemel als een pand: Christus wil ons niet meer kwijt. Zijn menselijke natuur is het bewijs hoezeer Hij aan ons verbonden is. En zo is Christus iedere dag bezig voor ons, zijn volk, opdat dat volk het grote doel niet mist, maar zal ingaan in het hemelse Jeruzalem, de woonplaats van God en mensen. Voor die glorievolle toekomst worden wij klaargemaakt door de Heilige Geest, die ons als tegenpand is gezonden, door wiens kracht wij zoeken dat daarboven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand van God en niet dat op de aarde is. De Heilige Geest is ons gezonden als een tegenpand, dat wil zeggen als eerste gave, die het bewijs is van de volle heerlijkheid, die wij zullen ontvangen. En die Geest doet ons zoeken de dingen die boven zijn. Dat wil zeggen die Geest verbindt ons met Christus; de Geest doet ons in ons leven hier op aarde rekenen met de heerschappij van Christus. Christus in de hemel aan Gods rechterhand is het bewijs dat Hij de heerschappij heeft; dat Hij dus de macht van de zonde en de satan heeft gebroken. Zoeken de dingen die boven zijn betekent dus: in ons leven op aarde laten zien, dat wij niet langer slaven van de zonde zijn, maar slaven van Christus; aan Hem zijn wij verbonden, want Hij kocht ons met Zijn bloed. Gods volk erkent niet langer de zonde, omdat zij door de Geest van Christus kent en erkent de kracht van het bloed van Christus, waarmee Hij is ingegaan in het hemelse heiligdom om Zijn volk met God te verzoenen. Christus, Die ons vlees meenam in de hemel als een pand, omdat Hij Zijn volk niet kwijt kan, Hij gaf ons Zijn Geest als tegenpand, opdat dat volk Hem niet uit het oog zou verliezen, maar zou rekenen met de kracht van Zijn bloed. Pand en tegenpand – zij zijn het bewijs van het krachtige verlangen van de hemelse Bruidegom om aan Zijn Bruid uit te delen de volle vrucht van Zijn worsteling en overwinning voor Zijn volk. Zo groot is het verlangen van deze Bruidegom naar Zijn Bruid. Verlangt die Bruid ook naar haar Bruidegom? Ziet zij Hem reeds komen door Zijn werk van verzoening heen; Hem komen door Zijn Woord en Geest. Hem komen ook met name in Zijn kervergaderend werk? Dat zal zij doen naar mate zij zoekt de dingen die boven zijn en zich dus laat verzoenen met God door Hem die geen zonde heeft gekend, maar die Hij voor ons tot zonde heeft gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem. Dus, laat u met God verzoenen door het bloed van Hem, die naar de hemelse tempel is gegaan tot reiniging van onze zonden, opdat Hij, wanneer Hij hier terugkomt met de vrede voor Zijn volk, Hij dat volk als Zijn Bruid aan de Vader kan presenteren, rein, heilig, zonder vlek of rimpel en God zal zijn alles in allen. Amen.