====== Preek over Zondag 28 (1975) ====== {{tag>"Catechismusprekenbundel ‘Horen naar het Woord’ (2014)"}} <- preken:catechismus:zondag-27:1974 ^ preken:catechismus ^ preken:catechismus:zondag-29:1975 -> |Tekst|Zondag 28 van de Heidelbergse Catechismus| |Lezen|1 Johannes 1:1-4, ~1 Johannes 5:5-12| |Zingen|_Psalm 73:12,13| | |_Psalm 73:14| | |_Psalm 25:2,4,6,7| | |_Psalm 98:4| | |_Gezang 18:1| Preek gehouden te: * Grootegast op 5 januari 1975(?), 26 oktober 1986 en 3 oktober 1993; * Oosterwolde op 30 november 1975; * Groningen-Oost op 15 februari 1976; * Driesum op 8 augustus 1976. Opgenomen in de prekenbundel //Horen naar het Woord// (2014). \\ //Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,// Wanneer wij het Avondmaal vieren hebben wij deel aan een plechtige maaltijd. De plechtigheid en verhevenheid kenmerkt deze maaltijd en wel het witte laken en het zilver van de bekers. Het behoeft natuurlijk niet met zilver. Er kan best een tijd komen – zoals die er voor veel van Gods oprechte kinderen al is – dat het alles veel eenvoudiger moet. Maar daardoor wordt het vieren van het Avondmaal niet minder rijk. Want als wij vandaag Avondmaal vieren met zilveren bekers, dan is dat om daarin iets te tonen van onze liefde voor de dienst van de Heere; een liefde, die gevoed wordt door de liefde van God voor ons, die Hij ons in deze maaltijd voor ogen stelt. En daarom vieren wij Avondmaal met zilveren bekers, maar wanneer daar door uiterlijke omstandigheden verandering in moet komen, wordt de Avondmaalsviering niet armer. Want wij moeten nooit vergeten, dat het avondmaal een gewone maaltijd is. Daarin ligt juist de rijkdom van onze Avondmaalsviering. Rome heeft de kracht van het Avondmaal gezocht in uiterlijke praal. Maar een eenvoudige Avondmaalsviering in een schuur is rijker dan een pontificale mis in een cathedraal. Hoe rijk is in zijn eenvoud het Avondmaal. Een eenvoudige, gewone maaltijd mag dienen als teken en zegel van Gods verbond. Dat moet steeds voorop staan, als wij het Avondmaal vieren. Daar gaat de Bijbel ons ook in voor. Zo schrijft de evangelist Lucas bij de Avondmaalsinstelling door de Heere Jezus: “Na de maaltijd nam de Heere de beker, zeggende: “Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt”.” Daar wordt het gewone woord voor maaltijd gebruikt. En even te voren, wordt door Lucas ook het gewone woord ‘eten’ gebruikt. Zo ook door de apostel Paulus in 1 Corinthiërs 11, waar hij uitvoerig spreekt over het Avondmaal. Voorop staat dus dat het Avondmaal een gewone maaltijd is. Over dat eenvoudige, die maaltijd verkondigen wij u het evangelie met als thema: //In de maaltijd des Heeren ontvangen wij het teken en zegel van de gemeenschap des Heeren.// Deze gemeenschap is: - de gemeenschap in het verbond; - de gemeenschap met de Middelaar; - de gemeenschap door de Heilige Geest. 1) Wanneer wij de uiteenzetting van de leer van het Avondmaal zoals Zondag 28 ons die geeft, dan valt op, dat de Catechismus grote nadruk legt op de gemeenschap, die er in het avondmaalvieren is gelegen; het gaat in het Avondmaal om de gemeenschap. Zeker, in het Avondmaal stichten wij gedachtenis aan het lijden en sterven van Christus en daarom is er in antwoord 75 sprake van gebroken brood en vergoten wijn als herinnering aan Christus’ lichaam dat opgebroken is en aan Zijn bloed, dat vergoten is. Maar toch is het Avondmaal allereerst een maaltijd en in een maaltijd heb je gemeenschap aan elkaar. De band van gemeenschap kwam onder het volk Israël met name tot uiting in een gezamenlijke maaltijd. Samen eten verstevigde de onderlinge band en was dus ook symbool van de onderlinge eenheid. Wij wijzen hier op het voorbeeld van David, die tot Mefiboseth, een overgeblevene uit het huis van Saul, zeide: “Vrees niet, want ik zal u voorzeker trouw bewijzen ter wille van uw vader Jonathan; ik zal u alle landerijen van uw vader Saul teruggeven en gij zult geregeld aan mijn táfel eten”. Hier zien wij, dat het eten aan iemands tafel teken was van gemeenschap, symbool van het bij elkaar behoren. In het Avondmaal nu is het zeer belangrijk, dat wij dat zien, dat het om die maaltijd gaat; dat wij samen aanzitten aan de ene tafel. Dan zien wij dat het Avondmaal spreekt van gemeenschap, het aan elkaar verbonden zijn. Daar ligt dan ook de nadruk op in Zondag 28. Kijkt u maar naar het slot van antwoord 76. En vergelijk ook maar antwoord 77, waar het woord van Paulus wordt aangehaald uit 1 Corinthiërs 10: “De drinkbeker der dankzegging, is die niet een gemeenschap aan het bloed van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap aan het lichaam van Christus? Want één brood is het, zo zijn wij velen één lichaam, omdat wij allen deel hebben aan één brood.” Hier is heel duidelijk sprake van gemeenschap, verbondenheid aan de Heere en zo aan elkaar. En als wij antwoord 76 overwegen, dan zien wij, dat het ook daar gaat om die gemeenschap met de Heere. Vooral aan het slot, waar wij lezen, dat wij alzo met zijn heilig lichaam hoe langer hoe meer verenigd worden, dat wij, al is het dat Christus in de hemel is en wij op aarde zijn, nochtans vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente zijn. Ook hier de volle nadruk op de gemeenschap met de Heere, die wij in het Avondmaal ontvangen. Hij is het Hoofd, wij zijn de leden van zijn lichaam, die aan Hem verbonden zijn. Die gemeenschap komt tot uitdrukking in de maaltijd, die het avondmaal wil zijn. En als wij nu zeggen, dat het avondmaal uitdrukking is van de gemeenschap met de Heere, dan verstaan wij ook dat wij in het Avondmaal hebben van doen met datgene, wat het meest eigenlijke is van ons geloof; met datgene, wat het geloof uiteindelijk betekent. Geloven toch wil zeggen: gemeenschap hebben met de Heere; leven met de Heere. Het christelijke geloof wordt niet gekenmerkt door het weten van een aantal verstandelijke waarheden; het christelijke geloof betekent ook niet, dat wij geloven in één God; ook niet dat wij geloven in een hiernamaals; maar dat wij leven in de gemeenschap van de Heere, omdat Hij ons heeft gezocht; omdat Hij ons Zijn gemeenschap schenkt. Wat is een christen dan nodig te geloven? Al wat ons in het evangelie beloofd wordt. Nu, God belooft ons maar niet iets, de een of andere zaak, in zijn evangelie. Nee, Hij belooft en schenkt Zichzelf aan ons. Zo hebben wij deze morgen nog samen gelezen in Genesis 17, waar de Heere tot Abraham zegt: “Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn”. De Heere schenkt Zichzelf als de Almachtige God aan Zijn volk. Hij zoekt de omgang met Zijn volk. En daarom is geloven: leven met de Heere; delen in Zijn gemeenschap. Want Hij zoekt de gemeenschap met Zijn kinderen. Daarvan spreekt de Bijbel op vele plaatsen. In Spreuken 3 zegt de dichter: “Ken Hem – de Heere – in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken”. En even verder: “want de Heere verafschuwt de verkeerde, maar met de oprechten gaat Hij vertrouwelijk om”. Hier zien wij, dat de Heere de omgang zoekt met alle oprechten. En wie denkt hier niet aan die bekende woorden uit Psalm 25: “Des Heeren vertrouwelijke omgang is met wie Hem vrezen”. Ja, leven met de Heere, daar gaat het om in het christelijke geloof. Dat is de grote rijkdom en de verstrekkende betekenis van het geloof. En daarvan nu, van die gemeenschap wil de maaltijd des Heeren een teken zijn. Maar waarin bestaat dan die gemeenschap met de Heere? Wel, dat is de gemeenschap in het verbond. Vandaar, dat als Psalm 25 spreekt over “de vertrouwelijke omgang des Heeren met wie Hem vrezen”, deze Psalm verder gaat: “en Zijn verbond maakt Hij hun bekend”. Die twee dingen vallen als het ware samen. Gemeenschap met de Heere is altijd de gemeenschap in het verbond. Vandaar ook de zoëven aangehaalde woorden uit Genesis 17: “Ik zal mijn verbond oprichten tussen mij en u om u tot een God te zijn”. Alleen in het verbond kun je de vertrouwelijke omgang met de Heere kennen en genieten; dan ervaar je ook dat daarin het leven is gelegen; dat daar buiten niet anders is dan de dood. Leven met de Heere, leven in Zijn gemeenschap, dat is dus niet mogelijk buiten het verbond. Wie het zo toch wil, die gaat de weg van de mystiek; die tracht weg te zinken in zichzelf. Die sluit zijn ogen voor het verbond met God en zoekt dan niet de omgang met de Heer, zo iemand zoekt zichzelf. Daar wordt het dienen van God een in zichzelf afdalen en zo één worden met God. Daar wordt ten diepste miskent het onderscheid tussen God, de Schepper en de mens als het schepsel; daar wordt geen recht gedaan aan de Bijbelse gedachte, dat God God is en de mens mens en dat de gemeenschap tussen God en mens er daarom alleen is in het verbond, waarin de Heer Zichzelf aan de mens openbaart en schenkt. Wij kennen de Heere daarom als de levende God van Zijn volk alleen in het verbond. Daar en zo zoekt Hij de omgang met wie Hem vrezen; daar en zo kunnen wij ook alleen maar met de Heere leven. En nu verstaan wij ook, dat juist in het Avondmaal er de gemeenschap is met de Heere. Want wie gemeenschap zegt, die zegt verbond en wie verbond zegt, die zegt belofte. En het is juist de belofte, die de Heere ons in het Avondmaal laat betekenen en verzegelen. Wanneer Psalm 25 zegt: “en zijn verbond maakt Hij hun bekend”, dan gebeurt dat met name in het Avondmaal. Daar doet de Heere ons weten wat Zijn verbond is, doordat Hij in het Avondmaal de verbondsbelofte aan ons bekend maakt; aan ons betekent en verzegelt. De inhoud van die belofte stelt Hij ons voor ogen, wanneer Hij ons met het gebroken brood en de vergoten wijn leert, dat Christus’ lichaam en bloed gebroken en vergoten zijn voor mij, dat Christus’ lichaam en bloed de waarachtige spijze en drank zijn voor onze zielen. En het is de Heere er in het Avondmaal om te doen, dat wij die belofte met een gelovig hart aannemen om zo gemeenschap met Hem te hebben; de omgang in het verbond met Hem te hebben. Daar gaat het om in het Avondmaal. Vandaar ook dat de Catechismus die verbondsbelofte helemaal centraal stelt. Al direct in antwoord 75, wanneer wij daar lezen: “dat Christus mij en alle gelovigen van dit gebroken brood te eten en van deze drinkbeker te drinken bevolen heeft, en daarbij ook belóófd heeft…” U ziet, hoe de nadruk hier wordt gelegd op de belofte. Het gekruisigde lichaam van Christus en daardoor het eeuwige leven komen in de belofte naar ons toe. Zo geeft de Heere ons Zijn gemeenschap, Zijn verbondsgemeenschap. En dus is omgang met de Heere van onze kant het gelovig aannemen van die belofte. Die nadruk op de belofte is er ook in vraag 77: “Waar heeft Christus beloofd, dat Hij de gelovigen wil spijzen en laven?” En evenzo ook aan het slot van antwoord 77: “Deze toezegging, deze belofte, wordt ook herhaald door de Heilige Paulus”. Het Avondmaal, dat laat de Catechismus ons in deze Zondag wel heel duidelijk zien, is teken en zegel van Gods belofte, evenals de doop dat ook is. En daarom is het Avondmaal de maaltijd, waarin wij het teken en zegel ontvangen van de gemeenschap met de Heere, want het is door Zijn belofte, in Zijn verbond, dat God Zijn gemeenschap aan ons schenkt. En dus – dat verstaan wij nu – is de rijkdom van het Avondmaal, zoals dat ook van de Doop geldt, alleen maar te kennen, te ervaren als je die belofte met een gelovig hart aanneemt. Wel nu, daartoe wil de Heere ons bewegen, wanneer Hij ons de inhoud van die belofte zo duidelijk voor ogen stelt in de tekenen van brood en wijn en tegelijk die belofte ook zo krachtig verzegelt als Zijn belofte die ons toekomt, even zeker als wij het brood eten en de wijn drinken. Zo trekt de Heere ons tot die belofte, opdat wij door de poort der belofte, door het gelovig aannemen van die belofte, zullen ingaan in de gemeenschap van de Heere; binnen welke gemeenschap Gods kinderen het eeuwige leven hebben, nu in beginsel, straks in volkomenheid. De doop is het teken en zegel, dat wij behoren tot het verbond des Heeren; het Avondmaal is teken en zegel van de gemeenschap binnen dat verbond; de gemeenschap die er is in het verbond, door de belofte; de belofte van Christus’ lichaam en bloed als spijze en drank tot het eeuwige leven. Bij het Avondmaal gaat het erom, dat wij tot die belofte van Christus uitgaan en daarin genieten de gemeenschap met de Heere. Wij moeten afzien van onszelf en zien op de belofte, die ons zo duidelijk en zichtbaar voor ogen wordt gesteld. Dat is dan ook de enige goede zelfbeproeving. Geloven wij Gods belofte, die ons zegt dat Christus ons leven is; dat Zijn lichaam voor ons is gebroken, opdat wij van de slavernij der zonde zouden worden verlost; dat Zijn bloed voor ons is vergoten, opdat wij zouden worden vrijgekocht uit de macht van de dood. Zelfbeproeving, dat is geloven, dat Christus ons leven is en dus er op toezien, of wij het leven ook werkelijk in Christus zoeken, en dus niet langer leven als slaven van de zonde maar als mensen die vrijgekocht zijn tot een leven in dienst van God. De rechte avondmaalsviering is met een gelovig hart aannemen God belofte. In die weg is er ook gemeenschap met de Heere. De apostel Johannes zegt daarover: het Woord, de Christus, dat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. Zo, door het gelovig horen van de apostolische verkondiging hebben de hoorders gemeenschap met het Woord des levens. Alleen zó is er de gemeenschap met God, want die gemeenschap is altijd de gemeenschap in het verbond, en dus in het gelovig aannemen van de verbondsbelofte. 2) Die gemeenschap in het verbond is tegelijk ook de gemeenschap met de Here Jezus, de Verbondsmiddelaar. Want deze Middelaar is voluit de inhoud van de belofte. Hij is het, die ons wordt beloofd en geschonken in het Heilig Avondmaal en dat op twee manieren. Allereerst als de Gekruisigde Heer, maar ook als de verheerlijkte Heere. Hij wordt ons verkondigd als het Lam, dat dood is geweest, maar dat nu leeft. Met die Heere hebben wij in het Avondmaal gemeenschap. Dat komt ook duidelijk naar voren in antwoord 76: “Het is niet alleen met een gelovig hart het ganse lijden en sterven van Christus aannemen, als het Lam dat dood is geweest, maar ook hoe langer hoe meer verenigd worden met het lichaam van Christus, die nu in de hemel is, als het Lam dat leeft en verheerlijkt is.” Christus wordt dus geschonken als de Gekruisigde Heere; dat wil zeggen het Avondmaal is een gedachtenismaal; wij denken aan het kruis van Christus. Het gebroken brood is teken van Zijn gekruisigde lichaam en de wijn is het teken van Zijn vergoten bloed. Dat is het bloed van het Nieuwe Verbond tot verzoening van al onze zonden. Omdat Hij als de gekruisigde Heere inhoud van de belofte is, daarom ontvangen wij in het geloof aan die belofte ook vergeving van de zonden. De Catechismus zegt dan ook: het is met een gelovig hart het ganse lijden en sterven van Christus aannemen en daardoor – ziet u de band die hier gelegd wordt – en dáárdóór vergeving van de zonden ontvangen. Brood en wijn zijn een bevestiging van de kracht van Christus’ werk. Door dat werk, dat bestond in een Zichzelf opofferen als het volmaakte Lam Gods is er voor ons, zijn volk vergeving van de zonden. Door zijn werk heeft Hij onze zonden uitgedelgd. Wie nu door het geloof deel heeft aan de gekruisigde Christus, die ontvangt vergeving van de zonden. Die vergeving van de zonden is er nooit los van deze Christus, buiten Zijn gemeenschap. Want de Heere komt tot ons in Zijn Zoon en omdat Hij Zijn Zoon schenkt, geeft Hij ons in gemeenschap met die Zoon vergeving van de zonden. Avondmaal vieren is gemeenschap hebben aan de gekruisigde Christus en dus en zo vergeving van de zonden hebben; deel hebben aan de rijke vrucht van Christus’ kruisiging. Die vergeving van de zonden in Christus’ gemeenschap is de grondslag van het Avondmaal. Buiten die vergeving van de zonden om ontvangen wij niets. Daarbuiten is niet anders dan ellende, duisternis en dood, de eeuwige dood. Maar op grondslag van de vergeving der zonden ontvangen wij alles, ontvangen wij het leven, ja die vergeving van de zonden is het leven: “Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven; die van de straf voor eeuwig is ontheven”. En daarom betekent het Avondmaal vergeving van de zonden hebben én het eeuwige leven verkrijgen. Hier geeft de Heere alles. En dat wordt ons inzonderheid in het Avondmaal verzegeld. Want wie gedachtenis sticht aan de dood van de Heere en zo vergeving van de zonden heeft, die heeft ook gemeenschap met de verheerlijkte Heere. Gedachtenis stichten aan de gekruisigde Heere is ook gedachtenis stichten aan Zijn opstanding en hemelvaart en Zijn zitten aan Gods rechterhand en Zijn werderkomen met de wolken des hemels. En dat betekent het eeuwige leven in gemeenschap met deze Heere. Die gemeenschap met deze verheerlijkte Heere wordt ons in het Avondmaal verzegeld. Christus verbindt zich met ons en wij worden hoe langer hoe meer met Hem verenigd. Het leven van de gelovigen, dat als grondslag heeft de vergeving van de zonden, reikt tot in de hemel; dat leven is verbonden met Hem, die nu in heerlijkheid is gezeten aan de rechterhand van God. Zo zijn Zijn vlees en bloed spijze en drank tot het eeuwige leven. Elke avondmaalsviering wil de band tussen Hem en ons nauwer maken; wil ons in gemeenschap met de verheerlijkte Heere brengen. En daarom moeten wij in de avondmaalsviering onze harten verheffen naar omhoog in de hemel, waar Jezus Christus is, gezeten aan de rechterhand van de hemelse Vader. Het Avondmaal is niet opgesloten in het kerkgebouw; is zelfs niet beperkt tot iets van deze aarde, maar reikt tot in de hemel. Het betekent en verzegelt dat ons leven op aarde verbonden is met Hem, die in de hemel is. Dat moeten wij geloven als wij Avondmaal vieren. Door het gebroken brood en de vergoten wijn zijn wij verbonden met Christus in de hemel. En dat is maar niet bij wijze van spreken, maar dat is heel echt. De Heere zoekt ons in de tekenen van Zijn kruisdood; Hij neemt ons op in Zijn gemeenschap, zodat wij ons Hoofd in de hemel hebben. Het Avondmaal verbindt de hemel met de aarde; de aarde met de hemel. En zo hebben wij hier op aarde deel aan het eeuwige leven. Wie het gebroken brood eet en de vergoten wijn drinkt, die eet en drinkt het eeuwige leven, want hij is verbonden met Christus en zijn vlees en bloed zijn de waarachtige spijze en drank tot het eeuwige leven. Wat is het Avondmaal dan ook een geweldige kracht en ondersteuning om op deze aarde hemels gericht te leven. Nee, dat betekent niet boven deze aarde uitstijgen; niets meer met deze aarde te maken willen hebben; maar dat betekent in je leven op deze aarde je levenskracht in de hemel te zoeken en uit de hemel te verwachten. In onze strijd tegen de zonde, die ons de dood wil invoeren, staan geen aardse, maar hemelse krachten ons terzijde. En daarom is onze strijd geen hopeloze strijd; daarom kunnen wij altijd sterke wederstand bieden aan onze doodsvijanden en behoeven wij in die geestelijke worsteling niet onder te liggen; maar zijn wij nu reeds meer dan overwinnaars, door Hem die ons nu reeds het eeuwige leven schenkt. Gods Kerk behoeft niet te wanhopen in haar worsteling om het behoud van het zuivere Woord tegenover allen die haar dat Woord des levens willen afnemen, want zij mag zich verbonden weten met Christus, haar hoofd, die in de hemel is. En Hij, de hemelse Bruidegom voedt Zijn Kerk, Zijn Bruid tot het eeuwige leven, zodat de dood over haar geen heerschappij heeft. Want zeker, daar is een waarachtige eenheid tussen deze Heere in de hemel en Zijn volk op aarde; een eenheid, die Hij betekent en verzegelt in Zijn maaltijd. 3) Een eenheid, die Hij tot stand brengt door Zijn Heilige Geest. En dat is dan het laatste wat ons in de maaltijd des Heeren wordt betekend en verzegeld. De gemeenschap met de Middelaar Jezus Christus is een gemeenschap door de Heilige Geest. Het gaat in het Avondmaal om de Heere Jezus Christus, maar in het Avondmaal is ook werkzaam de Heilige Geest, de Geest van de Verhoogde Christus. En deze Geest is de Geest van het geloof. Hij werkt het geloof in ons. Hij drijft ons uit naar de tekenen en zegelen en doet ons in en door die tekenen en zegelen opzien tot Christus, de Gekruisigde en Verheerlijkte Heere. Hij is ook de Geest, die van de Heere in de hemel naar Zijn volk op aarde komt. En zo worden wij door die Geest, die én in Christus én in ons woont hoe langer hoe meer met Christus verenigd. Hij is de Geest, die de Bruid doet roepen en ook samen met de Bruid roept: “Kom, Here Jezus”, opdat daar ook moge zijn de lichamelijke vereniging van deze hemelse Bruidegom met de Bruid. Het is de gemeenschap door de Heilige Geest. Jazeker, want het is die Geest ook, door Wie wij eeuwig leven en geregeerd worden. Dat betekent dat betekent dat die Geest het is, Die ons leven maakt en ons houdt op de weg naar het leven; die van ieder Avondmaal een mijlpaal maakt op de weg naar dat leven. Zo geliefden, heeft Christus ons deze maaltijd gegeven. Het is voor Zijn volk een pand van de toekomst. In deze maaltijd ontvangen wij de glans van de toekomst, die gereed ligt om zeer haastig geopenbaard te worden aan het volk van Christus, want deze Christus zegt tot Zijn avondmaalvierende gemeente: Zie, Ik kom spoedig. Amen.