====== Preek over Zondag 9 (1974) ====== {{tag>"Catechismusprekenbundel ‘Horen naar het Woord’ (2014)"}} <- preken:catechismus:zondag-8:1978 ^ preken:catechismus ^ preken:catechismus:zondag-10:1974 -> |Tekst|Zondag 9 van de Heidelbergse Catechismus| |Lezen|Jesaja 40:12-31| |Zingen|_Psalm 146:1,2| | |_Psalm 146:4| | |_Psalm 145:1-4| | |_Psalm 33:11| | |_Psalm 19:1| //Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,// Wij gaan vandaag spreken over ons geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde. Alleen, wij kunnen en mogen dat niet doen zonder te spreken over onze verlossing. Dat kunnen wij niet. Want alleen vanuit onze verlossing krijgen wij een recht zicht op de schepping. Dat mogen wij ook niet, om de eenvoudige reden dat de Bijbel dat niet doet. Wanneer de Schrift over de schepping spreekt, gebeurt dat altijd in samengang met de verlossing en vanuit de heiligmaking. De schepping wordt nooit op zichzelf benaderd. Schepping en verlossing zijn op elkaar betrokken. Hoe zou het ook anders kunnen nu wij in Zondag 8 belijdenis deden van ons geloof in de ene ware God, Die ons heeft geschapen, verlost en geheiligd. Hij, Die ons heeft geschapen, heeft ons ook verlost en heeft ons ook geheiligd. En daarom mogen wij schepping, verlossing en heiligmaking nooit van elkaar losmaken. Als wij dus over de schepping spreken, zullen wij niet doen alsof wij van de verlossing niet weten. Als wij over Genesis 1 spreken, mogen wij niet doen alsof wij de rest van de Bijbel nog niet hebben. Wij mogen Genesis 1 niet lezen zonder te rekenen met wat er in Lucas 2 is geschreven: de geboorte van Jezus Christus, Gods Zoon, die onze Zaligmaker is. De Catechismus zelf leert ook maar al te duidelijk dat wij de schepping niet mogen verstaan los van de verlossing. Want het is niet voor niets dat ons leerboek over God de Vader en onze schepping spreekt in het stuk dat handelt over onze verlossing, zeer bijzonder wel hóé wij verlost worden. Het geloof in God onze Schepper heeft dus alles te maken met het geloof in God onze Verlosser. Wie wil geloven in God die ons heeft geschapen, die moet kennen God die ons heeft verlost. Wat de Catechismus daarvan zegt in Zondag 9, waar hij spreekt over God, de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde, willen wij nu nader bezien. Wij verkondigen u daartoe: //Het geloof in God, de Almachtige//. Hij is: - onze Schepper door Zijn kracht; - onze Vader door Zijn Zoon. 1) Wij worden vandaag geroepen te spreken over God de Almachtige, Die de Schepper is van hemel en aarde, Die ook ónze Schepper is. En zullen wij op de rechte wijze spreken van God als de Schepper van alle dingen, dan zullen wij daarin de Schrift moeten navolgen. Hoe nu leert de Bijbel ons God te eren als Schepper? Wel dat doet hij door ons de ogen te openen voor de schépping. Wij moeten onze ogen dus niet sluiten voor het heelal, als we willen spreken over de Schepper. Integendeel, de Schrift leert ons te zien naar het maaksel, om zo de Maker te kennen, om Hem te prijzen, in Hem te geloven. Nee, dat betekent niet dat alles wat wij zien God is. Zo te denken zou heidens zijn. Zo redeneert en filosofeert het pantheïsme. Alles wat je ziet is God, zegt men dan. Maar daarin gaat de Bijbel ons niet voor. Nee, die leert ons naar het maaksel te zien om te weten hoe groot de Maker is, om naar de schepping te zien om te weten hoe groot de Schepper is! Want groter dan het maaksel is de Maker en hoog verheven boven de schepping is de Schepper! Maar al is de Heere dan oneindig hoog verheven boven de schepping, toch richt de Bijbel ons oog steeds weer op die schepping om zo de Schepper te prijzen. De Heilige Schrift zegt in Romeinen 1:20 dat de zienlijke dingen van de schepping de onzienlijke dingen Gods te kennen geven, namelijk Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. Wij belijden dan ook in artikel 2 van de geloofsbelijdenis dat wij God kennen door twéé middelen, en het eerste middel is dan Zijn schepping, onderhouding en regering van de gehele wereld. Nu betekent dat feit, dat wij God in de eerste plaats kennen door middel van de schepping, niet dat er een zogenaamde Godskennis is. Daaronder wordt dan verstaan dat wij God kennen uit Zijn werken, zonder Zijn Woord, dat wij God kennen uit Zijn werken door ons eigen inzicht en door ons eigen verstand. Men heeft wel beweerd, dat artikel 2 van de geloofsbelijdenis ons een dergelijke natuurlijke Godskennis leert. Maar dat is niet terecht. Want als artikel 2 zegt: “Wij kennen Hem in de eerste plaats uit Zijn werken”, dan zijn het de gelóvigen die dat zeggen; zij, die Gods Woord naspreken en die geloven wat dat Woord over Gods werken zegt. Omdat de Bijbel zegt dat God alles heeft geschapen, dáárom weet ik dat, en nu ik dat weet, nu zie ik de almacht van de Heere ook schitteren in Zijn werken van schepping en onderhouding. En zo gaat de Bijbel ons hier dan ook voor. Hij zegt tegen ons: ‘kijk naar de schepping en let op het heelal, want daarin zie je hoe machtig de Schepper van dat alles is’. Groter toch dan de schepping is de Schepper. Welnu, God is de Schepper van alles. Zo geloven en belijden wij. Het is het geloof waardoor wij er openlijk voor uitkomen dat wij in de schepping van doen hebben met de hemelse majesteit van God, met Hem, Die de Almachtige Schepper is, de Schepper van alle dingen, van hemel en aarde, van engelen en mensen, van dieren en planten. Ja, God is de Almachtige Schepper! Zo toch spreekt de Bijbel ons van God, iets dat meteen al gebeurt in Genesis 1, in dat zo machtige scheppingsverhaal. Het is een verhaal dat doorloopt tot Genesis 2:3. En let u er dan op hoe vaak de naam ‘God’ hier voorkomt, vaker dan het aantal verzen hier groot is. Alle nadruk wordt er op gelegd dat God de Schépper is van hemel en aarde, Hij de Almachtige, de hemelse majesteit. En dat is niet alleen de boodschap van het scheppingsverhaal in Genesis 1. Nee, heel de Bijbel gaat dit zo door. In al de Schrift is het steeds weer God die alle ding tot aanzijn heeft geroepen, Die alle dingen heeft gemaakt. Dat begint in het Oude Testament en dat gaat zo door in het Nieuwe. Let u er eens op hoe ook de apostelen in hun prediking daar telkens weer op wijzen. In Handelingen 4:24 lezen wij: “Gij, Heere, zijt het, Die geschapen hebt de hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is.” En in het verlengde daarvan klinkt in de apostolische prediking telkens weer de oproep dat men zich moet bekeren tot die God, Die hemel en aarde heeft geschapen. Dat is de inzet van de apostolische verkondiging. God is de Schepper. Ja, ik geloof in God, de Almachtige, Die de Schepper is van het heelal. En, zoals reeds gezegd, om te weten hoe machtig die God is, richt de Heilige Schrift ons oog op de schepping, op de wereld. Nu moeten wij goed bedenken dat als de Bijbel het over de wereld heeft, dan is dat maar niet dat kleine wereldje dat wij vaak voor ogen hebben. Nee, het gaat hierbij, zoals uw belijdenis zegt, over hemel en aarde met alles wat daar in is. Die wereld is voor ons niet te overzien. Maar over die wereld heeft de Bijbel het wel. Met andere woorden: wat voor ons mensen onoverzienbaar is, dat is zonder meer door God tot stand gebracht door Zijn scheppende Woord. Daarin zien wij reeds iets van de grootheid van de Heere onze God. Als de schepping zó groot is, hoe groot moet dan wel de Schepper zijn. Ja, heel de pracht en omvang van de schepping is bewijs van de heerlijkheid van God, de Schepper. Daarom is de schepping ook te vergelijken met een groot boek, waarin alle letters spreken van Gods heerlijkheid. De profeet Jesaja zegt tot de wanhopende ballingen in Mesopotamië: ‘Kijk eens op en zie eens naar de sterren. Uw woorden schieten te kort om dat hemelgewelf te beschrijven. U kunt er geen woorden voor vinden, voor wat u daar ziet. Hoe langer u er naar kijkt, hoe indrukwekkender het wordt. Ziet u wel hoe groot de schepping is! Hoe oneindig veel groter is de Schepper!’ En hoor de profeet verder gaan: “Hij werpt de eilanden uit als fijn stof.” Zoals wij mensen een handje vol stof uitstrooien alsof het niets is, zo heeft Hij, de Schepper, de eilanden uitgeworpen en gefundeerd. “Alle volken zijn als niets voor Hem; zij worden door Hem beschouwd als nietig en ijdel. Met wie dan wilt gij God vergelijken en welke vergelijking op Hem toepassen?” Groots is de schepping ook in de kleine dingen: de bloemen, de planten, de vogels, de vissen der zeeën. Indrukwekkend is de schepping ook in haar geweldige krachten: in wilde orkanen, in gloeiende uitbarstingen van vulkanen, in hevige hagelbuien, in zware koude, in grote hitte, in de krachten van de aard- en zeebevingen. Hoe weinig weten wij nog af van zoveel verborgen krachten in de schepping. Ja, een duizelingwekkende kosmos, die God maakte. Vele geleerden, die de eeuwen door bezig zijn geweest haar te onderzoeken, en zij hebben maar zo weinig daarvan onder de knie. Welnu, dat alles, dat grootse heelal is door Eén geschapen, door Gód, de Schepper. Hij maakt Zich in Zijn Woord bekend als Degene die dit alles tot stand bracht. En hoe heeft Hij het geschapen? Uit niets. Hij maakte het zonder enig voorbeeld. En ook zonder dat enig materiaal voor handen was. Ja, door Zijn scheppende Geest, dat is door Zijn scheppende Woord, bracht Hij tot stand datgene wat niet was. Hij schiep de tijd, Hij schiep de ruimte, Hij schiep hemel en aarde. Hij schiep alles uit niet! Nee, wij moeten hierover niet gaan filosoferen. Het is niet zo dat er een leegte was, die om vervulling vroeg. Gód was er. Hij, de drie-enige God, Die in Zichzelf genoeg heeft, Die ook geen schepping nodig heeft om Zichzelf te ontplooien. Hij is geen God dat Hij iets nodig zou hebben. Hier geldt eenvoudig dit ene wat wij belijden in artikel 12 van onze geloofsbelijdenis, namelijk dat de Vader door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon, de hemel, de aarde en alle schepselen uit niet heeft geschapen, wanneer het Hem heeft goedgedacht. Ja, ‘wanneer het Hem heeft goedgedacht’, dat is het enige wat wij kunnen zeggen op de vraag waarom God de wereld tot stand bracht, en waarom Hij het toen zo deed. Maar dat ene is ook genoeg. Want wij kunnen dit begin van de schepping verder niet verklaren en doorzichtig maken. Dat is ook niet de bedoeling van Zondag 9. Wij komen hier om te beter te kunnen geloven, om vol verwondering te zijn over God, Die werkelijk de Almachtige is. Hij heeft hemel en aarde, en alles wat er in is, uit niet geschapen, toen het Hem heeft goedgedacht. En als dat zo is, dan weten wij dat het alles Zijn werk is. Zo geloven wij in Hem, zo belijden wij Hem. Alles wat wij zien, alles wat ons omringt, het komt van de Heere, het is Zijn werk; het is alles bewijs van Zijn scheppende kracht. Alles wat geweest is, en alles wat is en nog komt, door Zijn wil is het en werd het geschapen. En daarom: Wie is onze God? Hij is de Schepper van alles. Zo is Hij in den beginne opgetreden. In Zijn daden heeft Hij Zich geopenbaard als een machtig scheppende God, als origineel scheppende Geest; “Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er.” Zo heeft Hij laten zien Wie Hij is, opdat wij zo in Hem geloven. Psalm 33 zegt: “De ganse aarde vreze voor de Heere, al de bewoners der wereld moeten voor Hem ontzag hebben”, moeten eerbied en ontzag tonen jegens God, de Almachtige Schepper. En dan zien wij ook hoe reeds hier bij dit ‘in den beginne’ de mensen uiteen gaan. Want dat God alles heeft geschapen, dat geloven velen niet, dat acht men een onmogelijkheid. Alles is door evolutie ontstaan, aldus de zelfgeleerde mens. In het scheppende Woord van Hem die alles tot aanzijn heeft geroepen, gelooft men niet. ‘Als alles door de Almachtige God tot stand is gebracht, waarom is dan de zonde toegelaten in deze wereld, waarom is de aarde dan zo moeilijk te bewerken voor de mens, waarom worden er dan zoveel ongelukkige mensen geboren? Daar kan geen God achter staan, Die het alles tot aanzijn heeft geroepen. Om nu helemaal maar te zwijgen van wat de Catechismus hier verder belijdt, namelijk dat dezelfde God al het geschapene door Zijn eeuwige raad en voorzienigheid nog onderhoudt en regeert. Dat is toch al te ongeloofwaardig, waar er vandaag aan de dag zo onnoemelijk veel ellende in de wereld is: honger, ziekte, oorlog, geweld, misdaad, rampen, pijn, verdriet. moeite.’ En zo gaat men een tegenstelling maken tussen God de Schepper en God de Verlosser. Maar de Bijbel leert, dat God onze Verlosser ook de Schepper en Onderhouder van alles is. Hij, Die ons door Jezus Christus heeft verlost, is Dezelfde die alles heeft geschapen en Die alles ook onderhoudt en regeert. Ja, Hij, de Almachtige Schepper, is ook de Onderhouder en Regeerder van alles. En dat betekent dat Hij Zijn hand niet terugtrekt van de schepping. Zou Hij dat wel doen, dan zou niets meer bestaan. Maar nee, nog niets heeft de Heere uit handen gegeven, zelfs geen stofje, zelfs geen haar van mijn hoofd. Door Zijn goddelijke kracht bestaan ook vandaag hemel en aarde nog voort. Niet omdat het altijd zo is geweest. Maar omdat God de Schepper Zijn schepping in stand houdt. En Hij regeert ook alles! God bestuurt alle dingen, zoals Hij wil dat het zal gebeuren; Hij stuurt alles naar het doel dat Hij wil bereiken. God is geen Schepper die Zich van de schepping terugtrekt, Die alles maar op zijn beloop laat. Nee, Hij regeert. Ook daarmee mocht de profeet Jesaja zijn landgenoten troosten! “De Heere geeft machthebbers over ter vernietiging.” Zolang de Heere wil zou dat machtige rijk van Mesopotamië blijven bestaan, maar moet zijn einde er zijn, nu, dan geeft Hij het over ter vernietiging. “Hij maakt de regeerders der aarde tot ijdelheid.” Mensen, koningen en andere machthebbers, kunnen wel plannen beramen en beraadslagingen maken, maar voor de Heere is dat alles ijdelheid. Hij rekent er niet mee. Voor Hem bestaan zij niet! Niet de groten en de machtigen onder de mensenkinderen maken de geschiedenis, nee, dat doet Hij, Die als enige Koning is en Schepper van hemel en aarde, Die ook mijn leven in stand houdt en leidt naar Zijn welbehagen. Niet menselijke plannen houden stand, maar Zijn raad houdt stand. Hij doet het alles door Zijn eeuwige raad en voorzienigheid. “Dóór zijn eeuwige raad en voorzienigheid”, zegt de Catechismus. En dat spreekt van een wel heel nauwe betrokkenheid. Er is maar niet alleen een van eeuwigheid door God genomen besluit, maar God is er Zelf iedere dag weer met Zijn plan, om alle dingen naar dat plan te laten gebeuren. God is maar niet als een seinwachter, die op afstand de bomen bedient, maar Hij is als een moeder, die voor haar huisgezin zorgt. Zo tekent de Bijbel ons God als de Schepper, Onderhouder en Regeerder, Die alles doet door Zijn raad en voorzienigheid. Hoe groot is Zijn naam op de ganse aarde. Laat daarom al de bewoners der wereld voor Hem vrezen. Want dat wil Hij. Alle volkeren moeten komen en eerbiedig zich neerbuigen, in het besef dat Hij de Schepper van alle dingen is. God laat Zijn zon schijnen over bozen en goeden; Hij laat het regenen over gelovigen en ongelovigen. En Hij doet dat, opdat de gehele aarde voor Hem zal vrezen. Zo openbaart Hij Zich ook al in úw leven, opdat ook u Hem vreest en u eerbiedig voor Hem neerbuigt. Weet dat Hij elke dag opnieuw door zijn eeuwige raad en voorzienigheid uw leven onderhoudt en regeert. Hij geeft ook u kracht; Hij ondersteunt ook uw leven. “Waarom zegt gij, o Jakob, en spreekt, o Israël: mijn weg is voor de Heere verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij? Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord? Een eeuwig God is de Heere, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt noch moede noch mat. Zijn verstand is niet te doorgronden. Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte.” 2) Maar onze Catechismus gaat nog verder. Gelukkig wel. Want dat dit grote heelal door God de Schepper tot stand is gebracht, biedt op zichzelf nog geen enkele troost. Maar het gaat erom dat wij weten dat deze Almachtige God ónze God is en ónze Vader. Dat toch is hier het begin van ons geloof, en juist die wetenschap schept blijdschap, vrede en rust. Ja, Hij, de Almachtige God, Die alles schiep, Hij is de God en Vader van Zijn volk en kinderen. Hij is dat uit genade om Christus’ wil. Hij is mijn God en mijn Vader! Hoe dicht worden schepping en verlossing hier bij elkaar gebracht. Van welk fundamenteel belang is nu mijn geloof in God de Schépper met het oog op mijn geloof in God als mijn Vader en Verlosser. Nee, de Schepper van hemel en aarde is geen verre vreemde en onbekende God. Hij is míjn God. Hij is wel de hoge en verheven hemelse Majesteit, maar om Zijn Zoons Christus’ wil is Hij mijn Vader. Door Zijn Zoon Jezus Christus is Hij, Die zo Almachtig is, mij zeer nabij gekomen. Ja, door Christus leer ik God de Schepper kennen als mijn God en mijn Vader. En juist zo put ik troost uit mijn geloof in God, Die de Almachtige Schepper is, want Hij, Die zo’n macht heeft is de Vader, de eeuwige Vader van Zijn Zoon Christus, en door Hem ook míjn Vader. Wat geeft Genesis 1 mij nu een geweldig stuk troost, want de God over wie ik daar lees, is mijn God en mijn Vader. Nu weet ik ook dat er geen tegenstelling is tussen schepping en verlossing. Want dezelfde God, Die alles heeft geschapen om Zijn Zoons Christus’ wil, heeft mij aangenomen als Zijn kind. Wij moeten schepping en verlossing, natuur en genade dus niet van elkaar scheiden. Christus, de Zoon, het Beeld des Vaders, kwam juist daartoe in de wereld, opdat ons leven, door de zonde hopeloos verloren, weer tot zijn recht zal komen in de schepping van God en als schepsel van God. De schepping is dan ook niet iets minderwaardigs. Wie de schepping veracht, komt er als vanzelf toe ook de verlossing te verachten! Want die twee horen bij elkaar. Er is wel eens gezegd, dat de schepping het werk van Gods linkerhand is geweest en dat de verlossing het werk van Gods rechterhand is, en dat de schepping dus maar bijkomstig is. Maar zo is het niet. Schepping en verlossing zijn beide het werk van Gods rechterhand. Hij, Die mij in de Zoon verlost, is het ook Die mij heeft geschapen. En Hij, Die door Jezus Christus mijn Vader is, beschikt over niet minder dan scheppingskrachten! Zo gezien is de schepping ook garantie voor het werk der verlossing. Voor dat werk schakelt de Heere scheppingskrachten in. Denkt u maar aan het geweldige werk van God in de uitredding van het volk Israël uit de slavernij van Egypte! Hoe heeft de Heere toen en daar scheppingskrachten aangewend tot verlossing van Zijn kinderen! Mozes heeft er van gezongen in zijn lied: “O, Heere uw rechterhand is heerlijk door kracht; uw rechterhand, o Heere, verplettert de vijand.” Israëls God blijkt over scheppingskrachten te beschikken; ja, Hij, hun Verlosser, is ook hun Schepper! Dat is de troost van Zondag 9. God, de Vader, Die door Jezus Christus ónze Vader is, is de Almachtige en soevereine God, Die alles heeft geschapen. Wij hebben in het werk van de schepping te doen met Hem, Die onze Verlosser, onze Vader is. Daarom is onze verlossing vast en zeker. Zijn scheppingskrachten blijken tot bestraffing van al Zijn vijanden: “Hij maakt rivieren tot een woestijn en waterfonteinen tot een dorstig land; vruchtbaar land tot zoute grond, wegens de boosheid van wie daar wonen.” Maar voor wie Hij een Vader is, geldt: “Hij maakt de woestijn tot een waterpoel en dorstige grond tot waterbronnen.” Geliefden, welk een God is de God van de Schepping, Die onze Vader is door Jezus Christus: Hij is de grote, onbegrijpelijke, sterke God! Hij schakelt Zijn scheppingskracht in tot uitoefening van Zijn toorn over Zijn vijanden, maar tot betoon van Zijn genade over wie Hem vrezen. De Vader van onze Heere Jezus Christus komt tot ons, Zijn kinderen, ter verlossing, en Hij komt met goddelijke scheppingskracht. Ja, het is een geweldig iets om te weten dat onze hulp in de naam van de Heere is, Die hemel en aarde heeft geschapen, Die trouw houdt tot in eeuwigheid en nooit laat varen het werk van Zijn handen. Het oog van die Almachtige God is over alle volkeren, maar de ziel, die Hem vreest, redt Hij van de dood, over die ontfermt Hij Zich. Hier horen wij, Wie de Almachtige Schepper voor ons is. Geen schepselenmacht kan van de dood redden, dat kan de Heere alleen, en Hij doet het ook; ieder die Hem vreest, wordt gered. Hij redt ook u! Hij helpt ook u. Ja, dat zult u geloven en belijden. Wetend dat God, de Almachtige, ook u door Jezus Christus heeft aangenomen tot Zijn kind. Dat ook u door Christus’ bloed bent geheiligd en gereinigd van de zonde, en dat u in alle omstandigheden staat onder Zijn bescherming. Zo mag u delen in de troost van Zondag 9: de Almachtige Schepper van hemel en aarde is uw God en uw Vader. En daarom geldt ook u het woord van de dichter: “Welgelukzalig het volk, welks God de Heere is, de natie, die Hij Zich ten erfdeel koos.” De ziel van dat volk wordt gered van de dood, en zijn leven wordt bewaard in tijden van hongersnood. Ik weet nu dat God in dit leven voor mij zorgt naar lichaam en ziel. Hij zal dat doen, omdat Hij trouw is aan Zijn eigen Zoon, Die ons door Zijn bloed met God heeft verzoend. Vol vertrouwen mogen wij nu zeggen: “Onze ziel verwacht de Heere, Hij is onze hulp en ons schild.” Wij geloven dat de Almachtige God onze Vader is, Die ons omringt met Zijn hulp, Die ons beschut met Zijn schild. Ja, zo zeker is dat, dat ik niet twijfel. Op God vertrouwen wij. Dat betekent, dat wij in alle, ook in de zwaarste omstandigheden gerust zijn in God. Niet dat wij Gods regering kunnen doorgronden. Zomaar kan Hij ons plaatsen voor moeilijke, zware en onbegrijpelijke dingen. Maar om Christus’ wil is en blijft Hij onze God en onze Vader, Die niet tegen ons is maar voor ons! Geliefden, twijfel daaraan niet en nooit, maar vertrouw dat die Almachtige God uw Vader is, en geloof en belijd dat daarom álles wat u overkomt in dit leven, zal meewerken aan uw heil en zaligheid. Leer het dus met de psalmdichter zeggen: “Onze ziel verwacht de Heere, Hij is onze hulp en ons schild.” ‘Onze ziel’, dat wil zeggen: wij, volk van God in onze moeitevolle omstandigheden, te midden van onze ellende. Maar zo, in die omstandigheden, verwacht ik de Heere. Wij kunnen niet alles begrijpen, er blijven raadsels, maar toch, ik zie naar Hem uit! Want ik ken Hem, Die over scheppingskracht beschikt, door Jezus Christus als mijn God en als mijn Vader. Er is geen vijand zo machtig als mijn God; er is niemand zo trouw als mijn Vader. Wat Hij wil, dat kan Hij en wat voor mij goed is, dat doet Hij. Zo mogen wij God leren kennen in dit jammerdal. Daarom verheugt ons hart zich in Hem; wij vertrouwen op Zijn heilige naam. De Schepper van hemel en aarde is mijn Vader en Verlosser. Daarom zal Hij mij niet loslaten, maar doet Hij alle dingen in mijn leven meewerken ten goede. En dat alles ligt vast in Zijn eigen Zoon, onze Heere Jezus Christus. Door Hem heeft Hij heel deze wereld geschapen; door Hem zijn wij tot kinderen van God aangenomen. Door Hem zal God ook eenmaal deze schepping tot voleinding brengen en zullen wij, die nu Zijn kinderen zijn, openbaar worden als erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus. Dan mogen wij gaan en staan in de schepping, die van de zonde en haar gevolgen is verlost; waar het jammerdal verandert in een juichensdal; waar geen gevaar en bedreiging meer zal zijn; waar de vrede zal heersen; de volkomen harmonie tussen Schepper en schepping. Welgelukzalig is het volk, wiens hulp is in de naam van de Heere, Die hemel en aarde heeft geschapen, want deze God kan en wil en zal volkomen uitkomst geven. Amen.