Naar zijn gelijkenis, als zijn beeld. Over Genesis 5:3 (1989)

Uit: Clavis, jrg. 32, nr. 10, oktober 1989

In Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. lezen we dat toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, hij een zoon verwekte naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en hij noemde hem Seth.
In onze preek enige tijd geleden over de eerste vijf verzen van dit hoofdstuk hebben we uiteraard ook aandacht gegeven aan wat in vers 33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. wordt gezegd. Daarbij hebben we ons in hoofdzaak aangesloten bij de in gereformeerde kring veelal gevolgde verklaring van dit vers. Deze verklaring vat het zeggen van de Schrift dat Adam een zoon verwekte naar zijn gelijkenis, als zijn beeld op als uitdrukking van het feit dat Seth in zonde werd ontvangen en geboren. Dit dan in duidelijke tegenstelling met Adam, van wie in vers 11 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods. wordt gezegd dat hij geschapen werd naar de gelijkenis van God. Dit laatste houdt in dat Adam bij zijn schepping rechtvaardig en heilig was. Maar wanneer Adam nu op zijn beurt een zoon verwekt, geldt van deze niet ‘naar de gelijkenis van God’ maar ‘naar de gelijkenis van zijn vader Adam’. Dat is te verstaan: even verdorven als Adam door diens val in zonde was geworden.
Deze verklaring treffen we onder meer aan in de Kanttekeningen van de Statenvertaling, die hier het volgende zeggen:

Tegen Gods beeld en gelijkenis, naar hetwelk Adam geschapen was, wordt hier nu gesteld Adams beeld en gelijkenis, naar hetwelk Seth geboren is. Gods beeld was volmaakt, maar na den val was Adams beeld gansch verdorven, waardoor nu alle mensen, die natuurlijk uit Adam geboren worden, zondig ellendig en den dood onderworpen zijn. Zie Romeinen 5:1212 Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben..

De Kanttekeningen gaan hier min of meer in het voetspoor van CalvijnJohannes Calvijn (1509-1564) kennen we als de grote reformator van Genève, die naast zijn magistrale 'Institutie of Onderwijzing in de Christelijke Godsdienst' ook vele waardevolle brieven, preken en bijbelverklaringen schreef. Door zijn bijzonder grote geloofskennis en fijnzinnigheid heeft Calvijn uitzonderlijk veel mogen betekenen voor de kerken van de Reformatie., die schrijft:

De uitdrukking, dat de mens gewon naar zijn beeld, heeft wel ten dele betrekking op de eerste oorsprong der natuur, maar tevens moet daarbij gedacht worden aan het bederf en den zondelijke aard, die hij zelf door afval zich op den hals had gehaald en waarin alle nakomelingen deelden.

Hoewel CalvijnJohannes Calvijn (1509-1564) kennen we als de grote reformator van Genève, die naast zijn magistrale 'Institutie of Onderwijzing in de Christelijke Godsdienst' ook vele waardevolle brieven, preken en bijbelverklaringen schreef. Door zijn bijzonder grote geloofskennis en fijnzinnigheid heeft Calvijn uitzonderlijk veel mogen betekenen voor de kerken van de Reformatie. wat genuanceerder spreekt dan de Kanttekeningen, wil ook hij het ‘naar zijn gelijkenis en beeld’ zien als aanduiding van het bederf en de zondige natuur, waarin alle nakomelingen van Adam worden geboren.
Hetzelfde gebeurt in de Gereformeerde Dogmatiek van dr. A.G. Honig, die Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. aanvoert als eerste bewijsplaats van de natuurlijke verdorvenheid des mensen. Daarnaast vermeldt hij als Schriftplaatsen Job 14:44 Komt ooit een reine uit een onreine - niet één., Psalm 51:77 Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen. en Johannes 3:66 Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest..
En om niet meer te noemen, ook in de Heidelbergse Catechismus wordt voor de Schriftuurlijke leer van de erfzonde Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. als bewijsplaats vermeld. Zie Zondag 3, vraag 77 Vanwaar komt dan zulke verdorven aard des mensen?
Uit den val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs, waar onze natuur alzo is verdorven geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden.
.
Zoals gezegd volgden ook wij in onze preek deze verklaring, hoewel zij ons toen al niet geheel bevredigde. En bij nadere overweging menen wij dat zij niet juist is. Vandaar dat we nu in Clavis nogmaals willen stilstaan bij deze tekst.
Daarbij willen we om misverstand te voorkomen duidelijk vooropstellen dat de leer van de erfzonde, namelijk dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden en van nature geheel verdorven zijn, terdege op de Schrift is gefundeerd. Te wijzen valt hier inderdaad op plaatsen als Job 14:44 Komt ooit een reine uit een onreine - niet één. en Psalm 51:77 Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.. En dit is dan ook de leer van de Drie Formulieren van Enigheid, zoals blijkt uit Zondag 36 Heeft dan God den mens alzo boos en verkeerd geschapen?
Neen Hij; maar God heeft den mens goed en naar Zijn evenbeeld geschapen, dat is in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat hij God zijn Schepper recht kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen.

7 Vanwaar komt dan zulke verdorven aard des mensen?
Uit den val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouders, Adam en Eva, in het paradijs, waar onze natuur alzo is verdorven geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden.

8 Maar zijn wij alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?
Ja wij; tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden.
HC en artikel 15 NGB, terwijl we in DL III/IV,2 belijden:

Zodanig als nu de mens geweest is na de val, zodanige kinderen heeft hij ook voortgebracht, namelijk hij, verdorven zijnde, verdorvene; alzo dat de verdorvenheid, naar Gods rechtvaardig oordeel, van Adam op al zijn nakomelingen (uitgenomen alleen Christus) gekomen is, niet door navolging, gelijk eertijds de Pelagianen gedreven hebben, maar door voortplanting der verdorven natuur.

Dit betekent dat de verdorven natuur van Adam zich ook voortplantte in Seth, zodat deze als een verdorvene ter wereld kwam.
Dit betekent evenwel niet dat dat nu ook de zin is van Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set., als daar gezegd wordt dat Adam een zoon verwekte naar zijn gelijkenis en beeld, die hij Seth noemde.
Zoals we al zagen zien de Kanttekeningen hier een tegenstelling tussen het beeld en de gelijkenis Gods, waarnaar Adam geschapen werd (vers 11 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.) en het beeld en de gelijkenis van Adam, waarnaar Seth geboren werd. Waarbij zij dan vervolgens stellen dat Gods beeld volmaakt was, terwijl Adams beeld na de val geheel verdorven was.
We doen er evenwel beter aan hier niet te spreken van een tegenstelling (volmaakt – verdorven) maar van een voortgaande lijn. De lijn, door God in Adam begonnen (vers 11 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods.), wordt voortgezet in Seth (vers 33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set.). Genesis 51 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeëntachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 28 Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 29 en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet. biedt ons namelijk het schrift van Adams toledooth, van Adams geslacht. Dit hoofdstuk tekent ons wat er uit Adam geworden is. Daarbij tekent vers 11 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods. ons het begin. Dat begin is de schepping van de mens door God; dat wil zeggen diens schepping naar de gelijkenis van God. Daaraan voegt vers 22 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden. dan duidelijk toe dat God de mens schiep mannelijk en vrouwelijk en dat Hij hen zegende en dat Hij hun naam mens noemde ten dage van hun schepping.
En dit begin, dat uit God was, krijgt een heus, een echt vervolg. En wel in Seth, van wie vers 33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. zegt dat Adam hem gewon naar zijn gelijkenis en beeld. Het is een spreken dat wil aangeven dat we in Seth (en straks in Enos, Kenan enzovoort enzovoort) werkelijk van doen hebben met het geslacht van Adam, zoals God dat van meetaf zocht toen Hij de mens schiep mannelijk en vrouwelijk en hen mens noemde.
Kortom, Seth wordt ons hier getekend als een ware mensenzoon, als het wettige geslacht van Adam, in wie de in vers 11 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods. begonnen lijn zich voortzet. Zoals al gezegd biedt Genesis 51 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeëntachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 28 Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 29 en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet. ons dan ook de lijn van Adams geslacht. Daarbij past het ons dat geslacht voor te stellen als een zaad, dat verwekt werd naar de gelijkenis en het beeld van vader Adam.
En dan is het zeker waar dat heel het geslacht vanaf Seth in zonde werd ontvangen en geboren - in het door Adam verwekt worden is vanwege diens zondeval het in zonde ontvangen worden begrepen - maar dat is hier niet het beheersende motief. Genesis 51 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeëntachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 28 Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 29 en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet. biedt ons niet het boek van de voortplanting van Adams verdorven natuur op zijn nakomelingen, maar het boek van het geslacht van Adam. Het is het geslacht dat loopt allereerst via Seth, die een ware zoon des mensen was, verwekt als hij werd naar het beeld en de gelijkenis van zijn vader Adam, de eerste, ware mens.
En zo kunnen wij de lijn hier ook doortrekken tot op DE Zoon van de mens, Jezus Christus. Want het is duidelijk dat Jezus Christus geboren is uit het geslacht van Adam, waarvan Genesis 51 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeëntachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 28 Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 29 en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet. ons het begin tekent en waarvan Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. duidelijk aangeeft dat het daarin gaat om ware mensenkinderen, om waar zaad van Adam, geboren naar Adams gelijkenis.
Dit laatste belijden wij dan ook van Jezus Christus, de Zoon van God, die heel echt zoon van de mens is geworden. Hij, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, heeft uit het vlees en bloed van de maagd Maria door de werking van de Heilige Geest ware menselijke natuur aangenomen, opdat Hij ook het ware zaad van David zij (zie Zondag 1435 Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?
Dat de eeuwige Zone Gods, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menselijke natuur, uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij, Zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde.

36 Wat nuttigheid verkrijgt gij door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus?
Dat Hij onze Middelaar is, en met Zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt.
HC). Dat is ook: opdat Hij het ware zaad van Abraham zij, ja, het ware zaad van Adam (vergelijk Matteüs 1:11 Geslachtsregister van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham.; Lucas 3:3838 de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God.).
Jezus Christus is werkelijk zoon van de mens geworden, zoon van Adam, geworden naar Adams beeld en gelijkenis. Hij is de laatste Adam geworden naar de gelijkenis van de eerste. Daarvoor heeft Hij Zich niet geschaamd ondanks des mensen val in zonde. Daarvoor heeft Hij zich niet geschaamd vanwege des mensen schepping naar het beeld van God.
Genesis 51 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeëntachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 28 Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 29 en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet. toont ons het begin van Zijn geboortegeschiedenis, van Zijn MENSwording. Matteüs 11 Geslachtsregister van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham. 2 Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broeders, 3 Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, 4 Aram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, 5 Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, 6 Isaï verwekte David, de koning. David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria, 7 Salomo verwekte Rechabeam, Rechabeam verwekte Abia, Abia verwekte Asa, 8 Asa verwekte Josafat, Josafat verwekte Joram, Joram verwekte Uzzia, 9 Uzzia verwekte Jotam, Jotam verwekte Achaz, Achaz verwekte Hizkia, 10 Hizkia verwekte Manasse, Manasse verwekte Amon, Amon verwekte Josia, 11 Josia verwekte Jechonja en diens broeders ten tijde van de Babylonische ballingschap. 12 Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël, Sealtiël verwekte Zerubbabel, 13 Zerubbabel verwekte Abihud, Abihud verwekte Eljakim, Eljakim verwekte Azor, 14 Azor verwekte Sadok, Sadok verwekte Achim, Achim verwekte Eliud, 15 Eliud verwekte Eleazar, Eleazar verwekte Mattan, Mattan verwekte Jakob, 16 Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is, die Christus genoemd wordt. 17 Al de geslachten dan van Abraham tot David zijn veertien geslachten en van David tot de Babylonische ballingschap veertien geslachten en van de Babylonische ballingschap tot de Christus veertien geslachten. 18 De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de heilige Geest. 19 Daar nu Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, was hij van zins in stilte van haar te scheiden. 20 Toen die overweging bij hem opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zeide: Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de heilige Geest. 21 Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden. 22 Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide: 23 Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent: God met ons. 24 Toen Jozef uit zijn slaap ontwaakt was, deed hij, zoals de engel des Heren hem bevolen had en hij nam zijn vrouw tot zich. 25 En hij had geen gemeenschap met haar, voordat zij een zoon gebaard had. En hij gaf Hem de naam Jezus. en Lucas 31 In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus stadhouder over Judea was, en Herodes viervorst over Galilea, en zijn broeder Filippus viervorst over Iturea en het land Trachonitis, en Lysanias viervorst over Abilene, 2 onder de hogepriesters Annas en Kajafas, kwam het woord Gods tot Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn. 3 En hij kwam in de gehele Jordaanstreek en predikte de doop der bekering tot vergeving van zonden, 4 gelijk geschreven staat in het boek der woorden van de profeet Jesaja: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maakt recht zijn paden. 5 Alle kloof zal gevuld worden en alle berg en heuvel zal geslecht worden, en de krommingen zullen recht en de oneffen wegen vlak worden, 6 en alle vlees zal het heil Gods zien. 7 Hij sprak dan tot de scharen, die uitliepen om zich door hem te laten dopen: Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? 8 Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden. En gaat niet bij uzelf zeggen: Wij hebben Abraham tot vader; want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. 9 Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. 10 En de scharen vroegen hem, zeggende: Wat moeten wij dan doen? 11 Hij antwoordde en zeide: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er geen heeft, en wie spijzen heeft, doe evenzo. 12 Er kwamen ook tollenaars om zich te laten dopen en zij zeiden tot hem: Meester, wat moeten wij doen? 13 Hij zeide tot hen: Vordert niet meer dan u voorgeschreven is. 14 En ook die in krijgsdienst waren, vroegen hem, zeggende: En wat moeten wij doen? En hij zeide tot hen: Plundert niemand uit en perst niets af en weest tevreden met uw soldij. 15 Toen nu het volk in afwachting was en allen in hun hart overlegden over Johannes, of hij misschien de Christus was, 16 antwoordde Johannes en zeide tot allen: Ik doop u met water, doch Hij komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. 17 De wan is in zijn hand om zijn dorsvloer geheel te zuiveren en het graan in zijn schuur bijeen te brengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur. 18 Met nog vele andere vermaningen bracht hij aan het volk het evangelie. 19 Toen echter de viervorst Herodes door hem bestraft werd om Herodias, de vrouw van zijn broeder, en om alle wandaden, die Herodes bedreven had, 20 heeft hij dit nog bij al het andere gevoegd, dat hij Johannes in de gevangenis sloot. 21 En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, 22 en de heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen. 23 En Hij, Jezus, was, toen Hij optrad, ongeveer dertig jaar, een zoon, naar men meende, van Jozef, de zoon van Eli, 24 de zoon van Mattat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Jannai, de zoon van Jozef, 25 de zoon van Mattatias, de zoon van Amos, de zoon van Naüm, de zoon van Hesli, de zoon van Naggai, 26 de zoon van Maät, de zoon van Mattatias, de zoon van Semeïn, de zoon van Josek, de zoon van Joda, 27 de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubbabel, de zoon van Sealtiël, de zoon van Neri, 28 de zoon van Melchi, de zoon van Addi, de zoon van Kosam, de zoon van Elmadan, de zoon van Er, 29 de zoon van Jozua, de zoon van Eliëzer, de zoon van Jorim, de zoon van Mattat, de zoon van Levi, 30 de zoon van Simeon, de zoon van Juda, de zoon van Jozef, de zoon van Jonan, de zoon van Eljakim, 31 de zoon van Melea, de zoon van Menna, de zoon van Mattatta, de zoon van Natan, de zoon van David, 32 de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz, de zoon van Salma, de zoon van Nachson, 33 de zoon van Amminadab, de zoon van Admin, de zoon van Arni, de zoon van Chesron, de zoon van Peres, de zoon van Juda, 34 de zoon van Jakob, de zoon van Isaak, de zoon van Abraham, de zoon van Terach, de zoon van Nachor, 35 de zoon van Serug, de zoon van Reü, de zoon van Peleg, de zoon van Eber, de zoon van Selach, 36 de zoon van Kenan, de zoon van Arpaksad, de zoon van Sem, de zoon van Noach, de zoon van Lamech, 37 de zoon van Metuselach, de zoon van Henoch, de zoon van Jered, de zoon van Mahalalel, de zoon van Kenan, 38 de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God. tonen ons het einde ervan, de voleinding. Daarbij loopt er één rechte lijn van het begin naar het einde. Het is de rechte lijn vanaf de schepping van de eerste Adam als het beeld van God naar de geboorte van de laatste Adam, die als een ware mensenzoon het beeld van de eerste vertoont.
Die rechte lijn loopt er ook binnen Genesis 51 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeëntachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 28 Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 29 en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet. zelf. En dat direct vanaf het allereerste begin (vers 1 en 21 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden.) naar het allereerste vervolg (vers 33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set.). Dat is: vanaf de eerste Adam naar de tweede Adam, namelijk Seth, die geboren werd naar de gelijkenis van de eerste; dat is als een ware mensenzoon. Het is de lijn, die tot haar voleinding komt in de geboorte van de laatste Adam, namelijk Jezus Christus, de Zoon van God, die zoon van de mens is geworden, zoon van de eerste Adam, om diens (scheppings)plaats in te nemen voor God.
De geboorte van deze Zoon des mensen, van deze Plaatsbekleder, staat niet tegenover de schepping van de eerste Adam naar het beeld van God maar ligt in het verlengde daarvan. En ten principale wordt Zijn geboorte ons reeds gemeld in Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set..
Wanneer dit vers dus melding maakt van de geboorte van Seth naar de gelijkenis en het beeld van Adam, dan moeten wij deze gelijkenis niet stellen tegenover de gelijkenis van God, waarnaar Adam geschapen werd, zoals de Kanttekeningen doen, maar dan moeten we het ene hier zien liggen in het verlengde van het andere. Het gaat hier om de ene, doorgaande lijn vanaf de schepping van de eerste Adam tot op de geboorte van de laatste Adam. Want dat is inderdaad één doorgaande lijn.
Het is de lijn van God; de lijn, die niet bestaat bij de gratie van de eerste Adam, want die is inderdaad gevallen en in de waarheid niet staande gebleven. Het is de lijn, die bestaat bij de gratie van de laatste Adam, die niet met de eerste is gevallen en die als het Beeld van de Vader terstond bereid bleek de plaats van de eerste in te nemen, waarachtig aannemende de ware menselijke natuur met al haar zwakheden, uitgenomen de zonde. Zijn Beeld staat uitgedrukt in Genesis 51 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeëntachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 28 Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 29 en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet., met zoveel woorden ook in vers 33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set..

Samenvattend menen wij te mogen stellen dat wanneer Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. zegt dat Adam een zoon gewon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld, de zin van deze woorden niet is uitdrukking te geven aan de voortplanting van Adams door de zondeval verdorven geworden natuur op zijn zoon Seth, zodat deze Schriftplaats behoort te dienen als bewijs van de Schriftuurlijke leer van de erfzonde. De zin van deze woorden is uitdrukking te geven aan de ene, rechtstreeks doorgaande lijn van de Heere God, waardoor Hij komt van de eerste Adam tot de Laatste, in Wie de Heere één is in Zijn werk van schepping en herschepping. Zeker, de zonde is er tussen gekomen. En die spreekt ook in Genesis 51 Dit is het geslachtsregister van Adam. Ten dage, dat God Adam schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods; 2 man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hen "mens" ten dage, dat zij geschapen werden. 3 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set. 4 En de dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had, waren achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. 6 Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos. 7 En Set leefde, nadat hij Enos verwekt had, achthonderd zeven jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. 9 Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan. 10 En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekt had, achthonderd vijftien jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. 12 Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel. 13 En Kenan leefde, nadat hij Mahalalel verwekt had, achthonderd veertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd tien jaar; en hij stierf. 15 Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered. 16 En Mahalalel leefde, nadat hij Jered verwekt had, achthonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 17 Zo waren al de dagen van Mahalalel achthonderd vijfennegentig jaar; en hij stierf. 18 Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch. 19 En Jered leefde, nadat hij Henoch verwekt had, achthonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd tweeënzestig jaar; en hij stierf. 21 Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach. 22 En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. 24 En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. 25 Toen Metuselach honderd zevenentachtig jaar geleefd had, verwekte hij Lamech. 26 En Metuselach leefde, nadat hij Lamech verwekt had, zevenhonderd tweeëntachtig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 27 Zo waren al de dagen van Metuselach negenhonderd negenenzestig jaar; en hij stierf. 28 Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, 29 en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 30 En Lamech leefde, nadat hij Noach verwekt had, vijfhonderd vijfennegentig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd zevenenzeventig jaar; en hij stierf. 32 Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet., namelijk in de hier telkens terugkerende woorden ‘en hij stierf’ (vergelijk vers 5, 8, 115 Zo waren al de dagen van Adam, die hij geleefd heeft, negenhonderd dertig jaar; en hij stierf. (...) 8 Zo waren al de dagen van Set negenhonderd twaalf jaar; en hij stierf. (...) 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd vijf jaar; en hij stierf. enzovoort). Maar de zonde is er dan ook inderdaad tussen gekomen. Zij heeft niet het eerste woord en daarom ook niet het laatste. Dat woord is aan Hem, Die het Woord is, het Woord van den beginne, Die de Eerste is en de Laatste, de ongeschapen Zoon van God, Die als de laatste Adam ons de Vader heeft getoond. Zijn Beeld bepaalt het aanzien van Genesis 5:33 Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set..