Interview: “Geen Bruid met twee aangezichten” (1994)

Uit: Nederlands Dagblad van 15 oktober 1994

Als abonnee van het Nederlands Dagblad en de Gereformeerde Kerkbode van het midden des lands neemt ds. Hoorn nog ten dele kennis van wat in de ‘vrijgemaakte’ pers verschijnt. Ook krijgt hij af en toe een nummer van De Reformatie, van Bij de Tijd of van Reformanda onder ogen. Leest hij een artikel of een verslag over het onderwerp ‘de kerk’, dan is zijn aandacht gespannen. Ook had ds. Hoorn vorig jaar nog een gesprek met prof. J. Kamphuis, aan wie hij zijn nieuwste brochure Relatie of Identiteit? had doen toekomen, terwijl een aantal artikelen van prof. C. Trimp in De Reformatie van september 1993 voor hem aanleiding was deze hoogleraar per brief te benaderen.

Wat trof u in deze artikelen?
Hoorn: “Het feit dat prof. Trimp aan de hand van artikel 27 NGB op overtuigende wijze laat zien dat de enige algemene kerk zuiver een kwestie is van de kerk plaatselijk; dit met afwijzing van niet-gereformeerd gedachtengoed van mannen als A. Kuyper en H. Bavinck. Waarmee hij feitelijk ook de leringen van de synodes van Heemse en Spakenburg beneden niveau verklaart. Jammer dat prof. Trimp in zijn antwoordbrief aan dit punt voorbij ging.”

Misvatting
Volgens Hoorn is het een misvatting te menen dat de katholieke of algemene kerk van artikel 27 zich laat onderscheiden van de ware kerk uit artikel 29: “De belijdenis leert ons een enige kerk. Met het oog op deze kerk wordt gesproken in de artikelen 27 tot en met 32 van de Ned. Geloofsbelijdenis (NGB). In deze zes artikelen gaat het steeds om dezelfde kerk, die volgens artikel 27 een heilige vergadering is. Dit laatste houdt ook in een concrete vergadering, met het oog waarop men kan spreken van ‘buiten haar’ en ‘zich daarbij voegen.”
“De synodes spraken evenwel uit, dat de algemene christelijke kerk niet zonder meer op één lijn gesteld moet worden met de kerk ter plaatse. Natuurlijk kan de ene hier niet losgezien worden van de andere maar een is-gelijk-teken plaatsen tussen deze twee doet volgens de synodes tekort aan de breedheid van Christus’ kerkvergaderend werk.”

Heel soms ontdekt ds. Hoorn een ‘medestrijder’. Begin vorig jaar sprak ds. J.W. van der Jagt op de ouderlingenconferentie te IJsselmuiden. De spreker stelde dat bij Guido de Brès, opsteller van de NGB, de katholieke kerk van artikel 27 een kwestie is van “een concrete vergadering” die de merktekenen van de ware kerk vertoont. Ook stelde Van der Jagt dat de inlijving in Christus en die in de kerk bij elkaar behoren.
Hoorn reageert: “De stellingname van ds. Van der Jagt vond ik opvallend. En wel omdat volgens de synodes van Heemse en Spakenburg de voorstelling van de enige katholieke Kerk van artikel 27 als een concrete vergadering waarbuiten geen zaligheid is (artikel 28), ‘een onaanvaardbare versmalling betekent van Christus’ kerkvergaderend werk’, terwijl de synodes eveneens stelden dat inlijving in Christus èn in de christelijke kerk twee onderscheiden acten zijn die los van elkaar (kunnen) bestaan.”
Wat ds. Van der Jagt zei, “is overeenkomstig de belijdenis” en dat valt volgens ds. Hoorn in deze predikant te prijzen. “Laat hij de synodale uitspraken maar publiek verwerpen, want deze zijn ten overstaan van de gereformeerde belijdenis lichtvaardig en onverantwoord; zij dienen niet de altijd noodzakelijke reformatie van de kerk in de enigheid van het ware geloof.”

Steekspel?
Is de controverse tussen u en uw voormalige kerkeraad en later de synode niet ontaard in een vermoeiend steekspel?
Ds. Hoorn onderkent dit gevaar: “Er zit hier en daar ook van mijn kant wel iets woordenvangerigs in. Dat krijg je gauw in een ‘meningsverschil’. Bovendien dreigt altijd dat men te snel of te paniekerig reageert, waardoor men niet het volle pond geeft aan de waarheid. Tenslotte heeft geen mens de waarheid op zak; hij moet daarin groeien en vordering maken. Daarom moet er ook de bereidheid zijn naar elkaar te luisteren. Dat is een blijk van ware katholiciteit.”
Die bereidheid was er destijds te weinig bij zijn kerkeraad, is de klacht van ds. Hoorn. “Het was voor de raad duidelijk dat mijn leer niet deugde. En ook de synode van Heemse, die de zaak eigenmachtig aan zich trok, was goed beschouwd maar zó klaar. Zij wist wel – om het wat ondeugend te zeggen – wie de echte deugniet was in de zaak Grootegast. Slechts één partij had zich leerstellig nader te verantwoorden; de andere partij (de kerkeraad) dacht wat dat betreft precies als de synode en had dus geen leer die twijfels bij de synode opriep.”
De predikant voegt er nog aan toe: “De vragen waaraan Heemse mij onderwierp, zijn in het licht van het ondertekeningsformulier niet verantwoord. Het betrof geen vragen die er blijk van gaven dat ik kennelijk afweek van de kerkelijke belijdenis. Het waren vragen waarin de synode haar gevoelen duidelijk liet blijken; kennelijk week het mijne daarvan af. Dit laatste is inderdaad ook het geval, waarbij dit verschil niet maar een kwestie is van woordenvangerij. In geding was en is de vraag naar de gereformeerde leer over de kerk. Overhaast en op grond van een eigen, typisch ‘vrijgemaakt’ standpunt heeft de synode mij in deze belangrijke vraag gevonnist.”

Ware Kerk
Toen u nog vrijgemaakt was, was toen uw opvatting dat deze kerk de enige ware kerk was?
Hoorn: “Vrijgemaakt zijn is niet een kwestie van bezit hebben van de nodige organisaties op het gebied van kerk en school en politiek enz. Het betekent eerbiedigen dat de waarheid bovenal is, niet alleen in 1944 maar ook in 1984 en in 1994. Dat is ook de zin van artikel 31 KO. en tot die waarheid behoort ook artikel 29 NGB. En de zin van dat artikel luidt niet: wij zijn de enige ware kerk. Zo oppervlakkig en onvoorzichtig gaat dit artikel niet te werk. De zin daarvan luidt dat men naarstig en met goede voorzichtigheid uit het Woord van God zal onderscheiden welke de ware katholieke kerk zij. Als we daarom niet alleen aan het Woord de hand houden, gaan we spoedig hand in hand met de sekte. Zo nauw luistert de waarheid wel volgens het begin van artikel 29!”

Hoe dit alles ook zij, uw groep wordt steeds kleiner en heeft volgens sommigen ook iets van een sekte.
“Volgens sommigen hebben wij alles van een sekte, al weet ik dat er ook zijn die zich voor dit zware oordeel hoeden. Meer evenwel dan voor het oordeel van mensen, moeten wij vrezen voor Hem die de heilige God is en die Zijn kerk nog nimmer heeft geleid op de weg van afscheiding of wederkeer, opdat zij halverwege zou terugkeren. We zouden dan alsnog vallen in de handen van de sekte, die hoe dan ook het mes zet in het lichaam van de katholieke belijdenis. Is het niet halverwege artikel 28 dan toch zeker aan het begin van artikel 29. Nietwaar, we leven te midden van allerlei kerken, die er heden ten dage in de wereld zijn! Pluriformiteit der kerk noemde Kuyper dat. Maar aan die pluriformiteit heeft de gereformeerde belijdenis part noch deel. Vandaar onze afscheiding of wederkeer. En nergens anders om.
Heus, zo gemakkelijk is het niet om zich met zo weinigen van zovelen te moeten afscheiden, te meer niet wanneer er onder die weinigen niet weinigen zijn die ons zonder Geestelijke reden verlaten. Dat valt voor ons niet mee; ook wij en onze kinderen zijn mensen van vlees en bloed. Maar de nood is ons opgelegd! Want het Amen der kerk, de belijdenis, zal men laten staan, niet bij stukje en beetje maar aan één stuk. Want zo is de Heere onze God, een enig en eenvoudig Geestelijk Wezen (artikel 1 NGB), die er geen twee Aangezichten op na houdt, óók geen Bruid met twee aangezichten.”