1 november - 1 Timoteüs 6:6

Lezen: 1 Timoteüs 6:2b-21

“Nu heeft inderdaad de godsvrucht grote winst, (indien zij gepaard gaat) met tevredenheid.”

Hoeveel u in het afgelopen seizoen aan stoffelijke goederen hebt ontvangen, weet ik niet. Wel weet ik, dat Gods kinderen voldoende hebben ontvangen. Dat zegt Paulus namelijk in onze tekst. Om dat te zien, geven wij u eerst een betere vertaling van zijn woorden. De apostel schrijft: „En inderdaad is een grote bron van winst de godsvrucht met zelf-voldoende-inkomen-hebben”. Voor deze laatste woorden staat in het Grieks een woord, waarvan is afgeleid ons woord autarkie. En autarkie is: het zelf voldoende inkomen hebben, niet afhankelijk zijn van de ander. De apostel zegt hier, dat aan de echte godsvrucht altijd onlosmakelijk verbonden is het steeds voldoende hebben, het steeds autark zijn. Dat is een grote winst, die Paulus hier wil aanwijzen. De apostel verfoeit de praktijk van hen, die de godsvrucht beschouwen als een geschikt middel zichzelf in financieel opzicht te verrijken. Dat is ten enenmale ongeoorloofd. Want de ware godsvrucht heeft niet als doel de eer en de glorie van de mens, maar die van God. Het ware doel van de ware godsvrucht is het vereren van de Heere naar Zijn geopenbaarde wil. Een ieder, die de godsvrucht zo beoefent, heeft altijd voldoende inkomen. Voldoende namelijk in wat nodig is van de godsvrucht te kunnen beoefenen. God Zelf heeft ook die winst daaraan verbonden. Het is Zijn erezaak in deze wereld om als Vader Zijn kinderen te verzorgen in wat zij nodig hebben voor de vervulling van hun roeping. Daarom zegt de Heiland ook tot hen: „Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken of waarmede zullen wij ons kleden. Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.” Nee, bezorgd waren wij niet in het afgelopen seizoen, als wij tenminste het Koninkrijk Gods gezocht hebben!

Zingen: Psalm 34:55 Vreest, vreest Hem t' allen tijd',
Gij, heiligen, daar g' ondervindt,
Dat hij, die God vreest en bemint,
Gebrek noch schade lijdt.
In honger komt noch moed,
Noch kracht den jongen leeuw te baat,
Maar die den HEER zoekt vroeg en laat,
Mist nimmer 't nodig goed.