“Vrees niet voor hen, want Ik ben met u om u te bevrijden, luidt het woord des Heeren.”
Jeremia is geheiligde van de Heere. Daarom moet hij profeteren, al wil hij zelf het liefst onder, deze roeping vandaan. De noodzaak is hem evenwel opgelegd van Godswege. Goddelijke roeping ontzenuwt elke menselijk tegenargument. En bovendien: al is Jeremia dan nog jong en onervaren, zijn heiliging houdt tegelijk in, dat de Heere hem zal bekwamen; ja, meer nog: hem reeds heeft bekwaamd. Maar daar is meer. Jeremia is niet alleen geheiligde, maar ook beveiligde des Heeren. “Vrees niet voor hen, want Ik ben met u om u te bevrijden, luidt het woord des Heeren.” Vrees niet voor hen. Zolang Jeremia ziet op zichzelf en de mensen, tegen wie hij zal moeten profeteren, is er alle reden om bang te zijn. Hij zal als één komen te staan tegenover de zeer velen en de zeer machtigen. Maar Jeremia behoeft niet te vrezen, want zo verzekert de Heere hem: Ik ben met u. Die belofte wordt nog eens herhaald in vers 19. van ons hoofdstuk. En die belofte houdt in de garantie van bescherming en veiligheid in de komende strijd. Hoe hevig de strijd ook zal worden, hoe dreigend de toekomst ook is, één ding is zeker: Jeremia is veilig, hij is onoverwinnelijk, want de Heere is met hem. Jazeker, vanwege deze belofte, deze Immanuëlbelofte is de zwakke mens Jeremia tegenover zijn vijanden als een versterkte stad, als een ijzeren zuil en een koperen muur. De strijd wordt zwaar en de profeet behoeft niet te rekenen op medestanders. Hij zal het alleen moeten doen. Maar hij behoeft het niet te doen zonder de aloude belofte van Gods beschermende gemeenschap.
De strijd om de doorgang van Gods waarheid is ook vandaag onnoemelijk zwaar. Die strijd kan alleen door ons gestreden worden in het geloof, dat is zeker waar! Jezus Christus is buiten de gemeenschap van God gestoten, opdat voor de strijdende Kerk van alle eeuwen zou gelden: “God met ons.” Moge de vreugdevolle werkelijkheid van deze belofte ons voor desertie bewaren.