“Stelt uw vertrouwen niet op bedrieglijke woorden: Des Heren tempel, des Heren tempel, des Heren tempel is dit.”
U hebt ze misschien wel eens ontmoet, de mensen die zeggen: de Kerk waarin ik gedoopt ben en waarin ik belijdenis heb gedaan, verlaat ik mijn leven lang niet. Vaak worden deze woorden gesproken als in geding is de goddelijke oproep om zich af te scheiden van hen, die niet van de Kerk zijn en zich te voegen bij de vergadering der gelovigen. Velen zien de noodzaak van deze oproep niet in, omdat zij menen, dat waar de Kerk is, zij daar ook automatisch blijft. En daarom wil men zich niet afscheiden. Zeker, het kan heel slecht gaan in de Kerk. Moeder de Kerk kan erg ziek zijn, maar zij blijft nog moeder. En je laat moeder toch niet in de steek, helemaal niet, wanneer je weet, dat ze ziek is. Nu, dit is waar. Maar even waar is ook, dat als de zieke moeder sterft het uur van afscheid is gekomen. En dat kan. De Kerk waarvan u lid bent kan sterven. Want de Kerk blijft niet vanzelfsprekend daar, waar u gedoopt bent en waar de voor u vertrouwde kerkeraad en gemeente vergadert. Nee, de Kerk is en blijft daar, waar de Heere is. En de Heere kan de kandelaar van zijn plaats wegnemen en dan moet u mee of u verkeert in de duisternis. Denk niet, dat de Heere aan “onze” Kerk zit vastgebonden. Dat dacht Juda ook. Terwijl ze de meest gruwelijke zonden bedreven, roepen ze, alsof de Heere aan hun tempel gebonden was: “des Heeren tempel, des Heeren tempel is dit”. En daarom kan hen niets overkomen. Zo maakten deze Judeeërs de tempel in feite tot hun afgod. Maar wie op zulk een afgod zijn vertrouwen stelt komt altijd bedrogen uit. Wij hebben slechts op de Heere te vertrouwen en ons te onderwerpen aan de alleenheerschappij van Zijn Woord. Aan dat Woord alleen immers heeft de Heere Zichzelf gebonden. Waar dat Woord het zwijgen wordt opgelegd vanwege menselijke theorieën en systemen, gaat de Heere vandaan. Onderwerpt u dan aan de volstrekte heerschappij van het Woord Gods, opdat u de Heere kent en erkent.