Preek over Zondag 13 (1974)

TekstZondag 1333 Waarom is Hij Gods eniggeboren Zoon genaamd, zo wij toch ook Gods kinderen zijn?
Daarom dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zone Gods is, maar wij zijn om Zijnentwil uit genade tot kinderen Gods aangenomen.

34 Waarom noemt gij Hem onzen Heere?
Omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of met zilver, maar met Zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle heerschappij des duivels verlost heeft, en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt.
van de Heidelbergse Catechismus
Lezen1 Johannes 4:1-211 Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan. 2 Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; 3 en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld. 4 Gíj zijt uit God, kinderkens, en gij hebt hen overwonnen; want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is. 5 Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld en hoort de wereld naar hen. 6 Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling. 7 Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God. 8 Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. 9 Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. 10 Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden. 11 Geliefden, indien God ons zó heeft liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben. 12 Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, blijft God in ons en zijn liefde is in ons volmaakt geworden. 13 Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem blijven en Hij in ons, dat Hij ons van zijn Geest gegeven heeft. 14 En wij hebben aanschouwd en getuigen, dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Heiland der wereld. 15 Al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is - God blijft in hem en hij in God. 16 En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft. God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem. 17 Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag des oordeels, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld. 18 Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. 19 Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. 20 Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan (ook) God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben. 21 En dit gebod hebben wij van Hem: Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben.
ZingenPsalm 49:11 Gij, volken, hoort; waar g' in de wereld woont,
't Zij laag van staat, of hoog, met eer bekroond;
't Zij rijk of arm, komt, luistert naar dit woord.
Mijn mond brengt niets dan lout're wijsheid voort,
Bij mij in 't hart opmerkzaam overdacht.
Ik neig het oor, daar 'k op Gods inspraak wacht,
Naar 's HEEREN spreuk, en zal u, op de snaren
Der blijde harp, geheimen openbaren.

Gezang 6:22 'k Geloof daarbij in Jezus, onze Heer',
des Vaders Zoon, Zijn Eengeboren',
Die ik gelijk de Vader eer,
de Christus, van God uitverkoren,
ontvangen van de Geest van God,
Maria's Zoon, gehoond, bespot,
Die in Pilatus' tijd door lijden
en kruisdood, heeft voor ons betaald,
begraven is, na angstig strijden,
en dus ter helle neergedaald.

Psalm 2:4-64 “En Ik, die Vorst, met zoveel macht bedeeld,
Zal Gods besluit aan 't wereldrond doen horen.
Hij sprak tot Mij: “'k Heb heden U geteeld;
Gij zijt Mijn Zoon, Gij zijt Mijn eengebo-ren';
Zeg vrij Uw eis; Ik zal Uw macht verhogen,
Opdat Uw naam alom ontzaglijk zij;
Het heidendom ligg' voor Uw stoel gebogen,
En 't eind der aard erkenn' Uw heerschappij.”

5 “Uw ijz'ren staf, die al hun macht verplet,
Maak' hen eerlang eerbiedig' onderzaten,
En noodzaak' hen te buigen voor Uw wet,
Of sla z' aan gruis, als pottenbakkersva-ten!”
O vorsten, wilt de wet der wijsheid horen,
Eer gij God zelv' en Zijn Gezalfde hoont;
O rechters, tot den stoel der eer gekoren,
Verdraagt Zijn tucht, die u Zijn liefde toont.

6 Vreest 's HEEREN macht en dient Zijn Majesteit;
Juicht, bevend op 't gezicht van Zijn vermogen,
En kust den Zoon, van ouds u toegezeid,
Eer u Zijn toorn verdelg' voor aller o-gen;
U op uw' weg tot stof doe wederkeren,
Wanneer Zijn wraak, getergd door uw gedrag,
U, onverhoeds, zou door haar gloed verteren,
Tot staving van Zijn langgehoond gezag.

Psalm 146:88 't Is de HEER van alle heren,
Sions God, geducht in macht,
Die voor eeuwig zal regeren
Van geslachte tot geslacht.
Sion, zing uw God ter eer!
Prijs Zijn grootheid; loof den HEER.

Gezang 23:44 U, Christus, onze Heer, bekleed met majesteit,
U, 's Vaders eenge Zoon, zij lof in eeuwigheid!
Het mensdom lag in schuld en vloek voor God verloren:
Gij werdt, de mens tot heil, uit ene maagd geboren.
Gij hebt aan 't kruis voor ons de dood zijn macht ontnomen
zo baandet G' ons de weg gebaand om weer tot God te komen.

Preek gehouden te Grootegast.

Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,

Wie is Jezus van Nazareth? Het is deze vraag, waarmee de Kerk des Heeren is geconfronteerd geweest vanaf het moment, dat deze mens in Bethlehem is geboren, bijna twintig eeuwen geleden toen de volheid des tijds was gekomen. Het is deze vraag ook, waarmee de Kerk des Heeren geconfronteerd zal blijven totdat het einde van de tijd is gekomen, het moment, waarop deze mens opnieuw op deze aarde zal verschijnen en dan voor aller ogen. Wie is Jezus van Nazareth? Het is deze vraag, geliefden, die sinds de verschijning van deze mens bijna twintig eeuwen geleden op tweeërlei wijze is beantwoord. Het is deze vraag ook, die op tweeëlei wijze beantwoord zal blíjven worden, tot Hij opnieuw zal verschijnen op deze aarde. Wie is Jezus van Nazareth? Is Hij werkelijk de eeuwige, natuurlijke Zoon van God, de Eniggeborene des Vaders. Of is Hij een schepsel, zij het een voorbeeldig schepsel; uniek, vanwege Zijn optreden, Zijn gedrag, Zijn karakter, Zijn medelijden, Zijn liefde, Zijn barmhartigheid, maar dan toch een schepsel? Wie is Jezus van Nazareth? Had Petrus gelijk, toen hij ook namens de andere discipelen op die vraag antwoordde: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”? Of hadden de Farizeeën en hun Schriftgeleerden gelijk toen zij zeiden: “Wie is deze, die zulke godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” Jezus van Nazareth, is Hij werkelijk Gods Zoon en daarom Zelf God, Die ons daarom als Enige kan verlossen, zoals de Kerk van de eerste eeuwen na Christus heeft beleden en verdedigd. Of is Hij een schepsel, zij het het eerste en voornaamste schepsel van de Vader, maar dan toch een schepsel, zoals Arius en de zijnen beweerden? Is Jezus van Nazaret onze Zaligmaker werkelijk even waarachtig God als de Vader, van hetzelfde Wezen met de Vader, niet geschapen noch ook gemaakt, zodat onze zaligheid alleen aan God is te danken, alleen Hem daarvoor de eer toekomt, zoals de Kerken der Reformatie hebben beleden en zoals ook wij vandaag belijden. Of is het zo, dat Jezus van Nazareth wel de naam ‘Zoon van God’ ontving, maar wil die naam niet meer zeggen dan dat Hij een uitnemend, een voortreffelijk schepsel, maar dan toch een schepsel is, zodat onze zaligheid niet aan God is te danken, maar aan een schepsel, zodat het nieuwe Paradijs niet van God uit de hemel neerdaalt, maar dat de mens als schepsel het van zichzelf moet verwachten door de voortreffelijkheid en uitnemendheid van deze ‘Zoon van God’ op te volgen; of door wat men dan noemt het humanistische of socialistische of communistische ideaal van deze Jezus van Nazareth te verwerkelijken. Zo is deze vraag beantwoord door de vrijzinnigheid in de vorige eeuw. Zo wordt de vraag beantwoord door wat zich als moderne theologie aandient. Zo wordt de vraag beantwoord door de Wereldraad van Kerken, die als basisformule heeft: “Jezus is Heer”. Zo wordt de vraag beantwoord door het oecumenisme van de twintigste eeuw, waarbij de valse kerk en allerlei secten zich hebben aangesloten. Wie is Jezus van Nazareth? Over deze vraag is al bijna twintig eeuwen gestreden en die strijd gaat ook vandaag onverminderd voort. Geen wonder. Want hier is niets minder in geding dan de waarheid van Gods Woord en het fundament van onze zaligheid. Met de belijdenis dat Jezus van Nazareth de Zoon van God is staat of valt ook de kerk. Ontkenning van deze belijdenis betekent verlies van ons kindschap. Slechts wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is – God blijft in hem en hij in God. Ontkenning van deze belijdenis betekent niets minder dan verlies van de erfenis van hemel en aarde, dat is het paradijs dat van boven neerdaalt. Daarom houden wij ook in deze eeuw met de kerk van alle eeuwen vast aan de belijdenis van het katholieke, oecumenische geloof, in Zondag 1333 Waarom is Hij Gods eniggeboren Zoon genaamd, zo wij toch ook Gods kinderen zijn?
Daarom dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zone Gods is, maar wij zijn om Zijnentwil uit genade tot kinderen Gods aangenomen.

34 Waarom noemt gij Hem onzen Heere?
Omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of met zilver, maar met Zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle heerschappij des duivels verlost heeft, en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt.
beleden. Boven deze Zondag zetten wij de woorden uit 1 Johannes 4:1515 Al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is - God blijft in hem en hij in God.:

“Al wie belijdt dat Jezus de Zoon van God is – God blijft in hem en hij in God.”

Nader bedienen wij u dan het Woord van God over: 1) de inhoud van deze belijdenis; 2) de vrucht van deze belijdenis; 3) de troost van deze belijdenis.

1) Wie is Jezus van Nazareth? Deze vraag, geliefden, is van fundamenteel belang voor de Kerk des Heeren van alle eeuwen. Met de belijdenis van Jezus van Nazareth als de Zoon van God staat of valt de christelijke Kerk. Het is dan ook geen wonder dat de satan met zijn handlangers vanaf het eerste ontstaan van die kerk alles op alles heeft gezet om die belijdenis te ontkrachten. Want in die belijdenis heeft de Kerk de leer van haar zaligheid neergelegd. Wie die belijdenis niet ongeschonden bewaart, die zal niet kunnen zalig worden. Jezus van Nazareth is de eniggeboren Zoon van God, dat betekent, aldus de Catechismus hier, dat Hij de eeuwige, natuurlijke Zoon van God is. Hoe de Catechismus dat zo stellig weet, terwijl er toch velen zijn, die zeggen dat het anders is? Wel om de heel eenvoudige reden, dat God Hem aldus in Zijn Woord aan ons heeft bekendgemaakt. Ook Zondag 1333 Waarom is Hij Gods eniggeboren Zoon genaamd, zo wij toch ook Gods kinderen zijn?
Daarom dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zone Gods is, maar wij zijn om Zijnentwil uit genade tot kinderen Gods aangenomen.

34 Waarom noemt gij Hem onzen Heere?
Omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of met zilver, maar met Zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle heerschappij des duivels verlost heeft, en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt.
maakt deel uit van ons algemeen en ongetwijfeld geloof: er valt niet aan te twijfelen, want het staat vast op het fundament van Gods Woord. Er wordt ook niet over gediscussieerd binnen de Kerk; het wordt daar beleden. ‘Eniggeboren Zoon’, wat heeft men daar in de loop van de kerkgeschiedenis zo al niet van gemaakt, behalve dat ene, dat men weigerde te erkennen, dat hiermee bedoeld is dat Hij de eeuwige, natuurlijke Zoon van God is en dat daarom in deze Zoon Gods liefde naar ons toekomt. Jezus van Nazareth is de eeuwige Zoon van God. Dat betekent dat Hij zonder beginsel van dagen is en einde des levens. Zo heeft Hij Zichzelf reeds aangekondigd door de mond van de profeet Micha: “En gij, Bethlehem Efratha, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen, die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid”. Zo mocht Johannes de Doper Hem aankondigen toen deze in Bethlehem was geboren: “Die na mij komt is voor mij geweest”. Zo ook openbaarde Hij Zichzelf, toen Hij sprak: “Eer Abraham was, ben Ik”. En opgevaren naar de hemel sprak Deze zelfde Jezus van Nazareth tot zijn apostel Johannes op het eiland Patmos: “Ik ben de Alpha en de Omega, die is en die was en die komt”. Deze eeuwige Zoon van God is tegelijk de natuurlijke Zoon van God. Dat betekent dat Hij uit de Vader geboren is; dat Hij Zijn bestaan, Zijn leven, Zijn wezen uit de Vader ontvangt. De gereformeerde geloofsleer heeft dat aldus onder woorden gebracht: De Zoon wordt door de Vader gegenereerd, dat is voortgebracht. En die voortbrenging is een eeuwige voortbrenging, die is zonder begin en zonder einde. Eeuwig geeft de Vader het leven aan de Zoon; eeuwig neemt de Zoon het leven uit de Vader. De Zoon is van hetzelfde Wezen als de Vader, even waarachtig God als Deze. Jezus van Nazareth kon naar waarheid zeggen: “Ik en de Vader zijn een”. “Wie Mij heeft gezien, die heeft ook de Vader gezien.” Jezus Christus is de eeuwige, natuurlijke Zoon van God. Dat belijden wij met de woorden: Ik geloof in de Eniggeboren Zoon van God. Ja, zeker, wij belíjden dit, wij gelóven dit. Begrijpen doen wij het nooit. Wij staan hier voor dat grote geheimenis, dat Hij die als Jezus van Nazareth op aarde kwam de eeuwige natuurlijke Zoon van God is. Met ons verstand kunnen wij de diepten van Zondag 1333 Waarom is Hij Gods eniggeboren Zoon genaamd, zo wij toch ook Gods kinderen zijn?
Daarom dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zone Gods is, maar wij zijn om Zijnentwil uit genade tot kinderen Gods aangenomen.

34 Waarom noemt gij Hem onzen Heere?
Omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of met zilver, maar met Zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle heerschappij des duivels verlost heeft, en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt.
niet doorgronden. Maar geloven doen wij het des te vaster. Want heel de Schrift is vol van die waarheid. Wie Gods Woord wil vasthouden kan daar niet onderuit. Jezus Christus is Gods Eniggeboren Zoon en daarom Zelf God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet gemaakt, van hetzelfde Wezen met de Vader, door Wie alle dingen gemaakt zijn. Deze belijdenis is echter even lang bestreden als dat zij beleden is. De meest heerlijke openbaring van Gods verlossing in Zijn Eniggeboren Zoon is op de meest felle wijze bestreden. Evenzoveel keren als Jezus van Nazareth Zich tijdens Zijn dienst in vernedering op aarde presenteerde als en Zich metterdaad ook bewees te zijn de Zoon van God, even zo vaak is Hij in die presentatie en legitimatie tegengestaan. We denken hier aan de reactie van de Farizeeën en hun Schriftgeleerden op Jezus’ prediking met goddelijke bevoegdheid en op de talloos vele wonderen, die onze Heiland verricht heeft. Maar ondanks het overstelpend vele materiaal aan bewijs bleef men volhardend weigeren om deze Jezus te erkennen als de Eniggeboren Zoon van God en daarom Zelf God. Sinds die tijd is deze erkenning door al te velen even hardnekkig geweigerd. De heftige strijd in de kerkgeschiedenis al de eeuwen door voor dit geloofsartikel is er wel het bewijs van. Steeds weer worden er allerlei uitvluchten gezocht. En, o zeker, ook wij weten, dat de naam ‘Zoon van God’ in de Bijbel wel gebruikt wordt voor schepselen, voor koningen en rechters en in het algemeen wel voor mensen. Maar hier in Jezus van Nazareth hebben wij te doen met die geheel unieke relatie, die Hij heeft tot God de Vader. Hij is de Eniggeboren Zoon. Daaraan houden wij vast. Want dan zien wij, hoe in deze Zoon al Gods liefde naar ons toekomt. Wat God in Hem aan ons heeft gegeven. God gaf Zijn Eniggeboren Zoon. Dat betekent: God gaf alles. De Vader gaf Zijn Zoon, Zijn Eniggeborene, voor deze wereld. Jezus is de Zoon van God. Geliefden, wat is de inhoud van die belijdenis rijk! In Jezus Christus, de Zoon des Vaders, ontmoeten wij God in Zijn soevereine liefde. De eeuwige liefde van de Vader tot de Zoon, die liefde komt nu ook tot ons in en door de Zoon. Daarom is de strijd van de kerk aller eeuwen om behoud van deze belijdenis geen strijd om niets. Want in deze belijdenis belijden wij de onuitputtelijke liefde van God tot ons. Daarvan mag de apostel Johannes getuigen, wanneer hij in zijn evangelie schrijft: “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon heeft gegeven”. En in het door ons zojuist gelezen schriftgedeelte schrijft dezelfde apostel: “Hierin is de liefde van God jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem”. In Jezus van Nazareth ontmoeten wij God in de volheid van al Zijn liefde. Hoe dierbaar wordt ook ons nu die strijd van de kerk van alle eeuwen. Jezus Christus is de eeuwige, natuurlijke Zoon van God. Dat is nu maar geen strijd meer om het behoud van een of ander dogma louter als dogma. Nee, het gaat hier om het hart van de gereformeerde belijdenis. Weigering om deze belijdenis zo te aanvaarden is dan ook niet anders dan grof ongeloof. Want de Heilige Schrift is duidelijk genoeg op dit punt. Hier is de openbaring van God voor ieder verstaanbaar. Ontkenning van deze belijdenis is enkel vrucht van ongeloof, werk van de satan, voortkomend hieruit, dat de mens weigert zijn zaligheid van God alleen te verwachten, maar liever het paradijs van en voor en door de mens zoekt. Dat begon al bij de Farizeeën en hun Schriftgeleerden met hun bedenking: “Wie is deze die zulke godslasterlijke dingen spreekt. Wie kan zonden vergeven dan God alleen?” Hun spreken kwam hieruit voort, dat zij niets verwachtten van de kracht des Heeren, maar alles van eigen kracht. Deze satanische hoogmoed heeft zich sindsdien weten te handhaven in het hart van allen, die niet voor de volle honderd procent staan achter de belijdenis van Zondag 1333 Waarom is Hij Gods eniggeboren Zoon genaamd, zo wij toch ook Gods kinderen zijn?
Daarom dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zone Gods is, maar wij zijn om Zijnentwil uit genade tot kinderen Gods aangenomen.

34 Waarom noemt gij Hem onzen Heere?
Omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of met zilver, maar met Zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle heerschappij des duivels verlost heeft, en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt.
. Hiertegen moet ook de apostel Johannes strijden in zijn eerste brief. Heel zijn brief staat vol voor behoud van dit geloofsartikel. Alles wat daar tegenin gaat wordt in deze brief getypeerd als het werk van de antichrist: “Dit is de antichrist die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder die de Zoon loochent heeft ook de Vader niet” (hoofdstuk Zondag 2, vraag 22,23.). En in caput 4 lezen wij: “Iedere geest die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal en hij is nu reeds in de wereld.” Wie Jezus van Nazareth niet erkent als de eniggeboren Zoon van de Vader, dat wil zeggen als de eeuwige natuurlijke Zoon van God, die kan niet langer zien, hoe God in de zending van die Zoon verzoening van zonden, Zijn volle liefde tot ons doet uitgaan. Toen de Vader Zijn Zoon zond, zond Hij Hem, die het beeld van de Vader is. Hij zond die Zoon tot Wie Zijn volle liefde uitging. Niemand minder dan de Eniggeborene van de Vader kwam naar ons toe. Wie Jezus van Nazareth ontmoet, die ontmoet God in Zijn echte liefde. Let u er eens op, hoe de apostel in het gelezen schriftgedeelte steeds weer de onverklaarbare eenheid aanwijst tussen Gods liefde en het feit, dat Hij Zijn Eniggeborene heeft gezonden in deze wereld. Dat is de liefde van God; daarin komt die liefde uit. “God is liefde.” Hoe vaak wordt er vandaag met die woorden niet geschermd. En zeker, het is waar: God ís liefde. Alleen, die belijdenis kan slechts worden beleden door hem, die erkent dat Jezus Christus de eeuwige, natuurlijke Zoon van God is. Want hierin, is de liefde van God gedemonstreerd, dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden. Wie niet erkent dat Jezus de Zoon van God is, die erkent ook niet dat God liefde is. Niets minder dan dat is hier in geding. Willen wij God eren in de volkomen triomf van Zijn liefde, dan zullen wij moeten belijden: Jezus is de Zoon van God. Slechts wie dat belijdt – God blijft in hem en hij in God.

2) Ja, geliefden, en daarmee zijn wij dan gekomen bij de vrucht van deze belijdenis: God blijft in hem en hij in God. Wie de inhoud van deze belijdenis vasthoudt, die ontvangt ook de vrucht daarvan. Het eerste is er niet zonder het laatste: God blijft in hem en hij in God. De Catechismus heeft ook de eenheid tussen inhoud en vrucht van deze belijdenis verstaan, doordat hij, sprekende over de Eniggeboren Zoon van de Vader tegelijk spreekt over ons, die ook kinderen van God zijn. Die twee schijnen elkaar uit te sluiten: hoe kan Hij de Eniggeboren Zoon zijn terwijl ook wij Gods kinderen zijn. Die twee schijnen elkaar uit te sluiten, maar die twee horen juist bij elkaar. Wij Gods kinderen. Ja, maar dat juist omdat Christus de Eniggeboren Zoon is. Dat eerste is slechts mogelijk vanwege dat tweede. Jezus is de Eniggeboren Zoon. Goddank. Want nu zijn ook wij kinderen van God. Om zijnentwil zijn wij uit genade tot kinderen van God aangenomen. De Vader wil weer een volk hebben van kinderen; kinderen die God kennen en erkennen als Vader. Daartoe zendt Hij Zijn eniggeboren Zoon in de wereld, die Zoon, die het voorwerp is van Zijn hoogste onverdeelde liefde. En dan komt er weer een grote kinderschare. Gods liefde triomfeert in deze wereld over mensenharten, die niet meer konden liefhebben, die niet anders konden dan haten. De liefde van God is uitgestort in onze harten. Wij zijn nu kinderen van God. Nee, niet zo als Christus: Hij is de natuurlijke Zoon, wij zijn aangenomen kinderen; Hij is de eeuwige Zoon, wij zijn in de tijd geworden; Hij is Zelf God, wij blijven altijd schepselen. “Maar wij zijn toch ook Gods kinderen”, dat is de blijde geloofsjubel van Zondag 1333 Waarom is Hij Gods eniggeboren Zoon genaamd, zo wij toch ook Gods kinderen zijn?
Daarom dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zone Gods is, maar wij zijn om Zijnentwil uit genade tot kinderen Gods aangenomen.

34 Waarom noemt gij Hem onzen Heere?
Omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of met zilver, maar met Zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle heerschappij des duivels verlost heeft, en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt.
. Wat staat die geloofsjubel op vaste grond: op deze grond, dat God Zijn eeuwige, natuurlijke Zoon, naar Wie al Zijn liefde uitging, heeft gezonden in deze wereld om ons tot Zijn kinderen te maken. Aan dat kindschap valt nu nooit meer te twijfelen. En Hij, de Zoon, die Zelf waarachtig en eeuwig God is, die het ware volmaakte Leven bezit, die Zoon heeft Zich laten zenden; Hij heeft dat ware volmaakte leven afgelegd ter wille van ons. Jazeker, om Zíjnentwil zijn wíj tot kinderen aangenomen. Jezus van Nazareth laat ons delen in de heerlijkheid, die Hij bij de Vader had eer Hij op aarde kwam. Daartoe juist is Hij op aarde gekomen. Zijn goddelijke heerlijkheid heeft Hij afgelegd en heeft aangenomen onze zwakke menselijke natuur. Hij, die in de gestaltenis Gods was, heeft het Gode gelijk zijn niet als een roof geacht maar Hij heeft Zichzelf ontledigd, is aan de mensen gelijk geworden en heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Zo mag de apostel Paulus het later zeggen aan de Philippenzen wanneer hij spreekt over dat grote geheimenis, dat de Zoon van God mens is geworden, opdat Hij ons tot kinderen van God zou maken. De Eniggeborene van de Vader heeft zich er niet voor geschaamd om ons tot zijn broeders te maken. Integendeel, de Zoon van God is mens geworden en zo is de Eniggeborene des Vaders geworden tot de Eerstgeborene onder vele broederen. Die Eerstgeborene onder vele broederen bleek metterdaad ook te zijn de Eniggeborene des Vaders, even waarachtig God als Deze, want na Zijn geboorte, kruisiging en dood stond Hij op de derde dag door Zijn goddelijke kracht op uit de doden, zodat de apostel Paulus het later aan de Romeinen kon schrijven; “dat hij als dienstknecht van Christus Jezus was afgezonderd tot verkondiging van het evangelie van God aangaande Zijn Zoon, gesproten uit het geslacht van David naar het vlees, naar de geest der heiligheid door zijn opstanding uit de doden verklaard Gods Zóón te zijn in kracht”. Ja waarlijk, hoe was Zijn goddelijkheid daar en toen gedemonstreerd, toen Hij de dood achter Zich liet en als de Levensvorst uit het graf opstond. En hoe heeft Hij die de goddelijke kracht, die goddelijke heerlijkheid aangewend tot ons behoud, want nog maar nauwelijks opgestaan uit het graf spreekt Hij tot Maria: “Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar Mijn bróéders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God”. De Eniggeborene des Vaders was geworden de Eerstgeborene onder vele broederen. Zijn Vader was nu ook hun Vader; Zijn God was nu ook hun God. Jazeker, om zijnentwil zijn wij tot kinderen van de Vader aangenomen. En deze Eerstgeborene onder de broeders is ingegaan naar het huis des Vaders op de dag van Zijn hemelvaart om de vrucht van Zijn verzoenend lijden en sterven aan de Vader aan te bieden. Op grond van dat borgtochtelijk werk kan de Zoon nu tot de Vader zeggen: deze allen zijn uw kinderen, want Ik heb Uw Vaderliefde aan hen geopenbaard; uw Vaderliefde, die hierin bestaat dat Gij Mij, Uw eniggeboren Zoon, in de wereld hebt gezonden tot verzoening van hun zonden. Zien wij nu, geliefden, hoe vast het fundament van ons kindschap is. Nu wij weten en geloven, dat Jezus van Nazareth de Zoon van God is en dat de Vader die Zoon, tot Wie al Zijn liefde uitging, voor ons aan het vloekhout heeft genageld, nu kan het niet anders dan dat wij werkelijk kinderen van God zijn. God gaf Zijn Zoon om ons als Zijn kinderen terug te krijgen. De hoogste prijs die er betaald kon worden is betaald: de Vader gaf het leven van Zijn Eniggeboren Zoon. Hij, die het voorwerp van Zijn hoogste liefde was, werd het voorwerp van Zijn hoogste toorn. En dat alles, opdat God ons als Zijn kinderen zou kunnen aannemen, opdat er weer levensgemeenschap zou zijn tussen de Vader en Zijn kinderen, opdat God zou zijn in ons en wij in Hem. Jezus is de Zoon van God en daarom zijn wij nu allen kinderen. Ja, als wij het zo niet belijden, dat wij in de Zoon onze Vader ontmoeten in zijn volkomen liefde tot ons, dan hebben wij alles verloren. Dan zien wij het niet langer, dat God óns heeft opgezocht; dat ons kindschap dus louter goddelijke genade is; enkel vrucht van Zijn Vaderlijke ontferming en mededogen. Dan blijft er niets anders over dan dat de mens tot God zal opklimmen om zich te redden. Als Jezus van Nazareth, in Wie God tot ons is gekomen, niet echt de eeuwige natuurlijke Zoon des Vaders is, dan is God ook niet in Zijn liefde tot ons gekomen; dan zijn wij helemaal niet om zijnentwil tot kinderen van God aangenomen, want dan hadden wij in deze Jezus niet met God te doen, maar slechts met een schepsel. Als Jezus niet de Zoon van God is, dan blijft er niets anders over dan wat Arius reeds leerde, dat het schepsel zichzelf moet verlossen. Jezus is de Zoon van God; maar zo niet, dan is de weg vrij voor de moderne vrijzinnigheid, naar welks humanistisch evangelie de mens zelf zijn paradijs moet bouwen. En helaas, dat humanistisch evangelie verslaat vandaag zijn duizenden en tienduizenden. Hoe kan het ook anders, nu in dit evangelie de weg wordt geopend naar de oerzonde van de mens, waarvan hij in het Paradijs reeds het slachtoffer werd: zijn afgrijselijke hoogmoed te willen zijn als God. Van die zonde blijkt de mens van de twintigste eeuw nog geen millimeter afstand te hebben genomen. O zeker, Jezus van Nazareth kan men nog best gebruiken, maar dan om met misbruik van deze naam de stad van de mens te bouwen. Dan is Jezus de grote revolutionair: hij was de eerste socialist en bij zijn volgelingen in Jeruzalem werd het communisme gepropageerd. Maar erkennen, dat wij in Hem te doen krijgen met God Zelf, met de volheid van al Zijn liefde om zondaren te verlossen, nee dat nooit! Want dan moet de mens afkomen van die hoge troon waarop hij zichzelf heeft gezet. Daarom zullen wij als Kerk van Christus in deze twintigste eeuw moeten vasthouden aan de katholieke belijdenis dat Jezus de Zoon van God is, opdat wij in Hem de Vader prijzen in Zijn liefde. Opdat door die liefde ook in onze harten weer de waarachtige liefde komt. Ook hier is het een er niet zonder het ander. De mens van deze tijd kent niet meer de waarachtige liefde – u ziet het aan abortus en euthanasie, die zulke schrikbarende vormen aannemen – maar dat gebrek aan ware liefde is hiervan het gevolg dat men de liefde van God, in Zijn Eniggeboren Zoon geopenbaard, niet kent. Alleen wie die liefde kent, die kent ook de liefde tot de naaste. Alleen wie die liefde kent, is uit God geboren, weet zich kind van de Vader. Dat God Zijn Eniggeboren Zoon zond, is het geheimenis van ons leven; het geheimenis, dat door de wereld niet wordt verstaan, maar dat wij mogen kennen en ervaren: wij zijn kinderen van God. Ja waarlijk, al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is – God blijft in hem en hij in God.

3) Die belijdenis geeft ons ook een onuitsprekelijke troost. Want deze Zoon van God, die Zijn eigen volmaakte leven in volkomen liefde voor de Zijnen overgaf, Hem mogen wij ook belijden als onze Heere, onze Kurios. Deze naam heeft de Zoon van de Vader ontvangen als loon op Zijn volbrachte middelaarswerk. Vanwege dat werk ontving Hij de naam boven alle naam – de naam Heere – opdat alle tong zou belijden: Jezus Christus is Heere, tot eer van God de Vader. Die Heere is onze Heere. Over deze naam spreekt de Catechismus in vraag en antwoord 34: “Waarom noemt gij de Zoon van God onze Heere? Omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of met zilver, maar met zijn dierbaar bloed heeft gekocht, en van alle heerschappij des duivels verlost heeft en ons alzo zich tot een eigendom gemaakt.” Onze Heere, dat betekent, zoals uit dit antwoord blijkt, dat Jezus Christus ons heeft vrijgekocht, heeft losgekocht uit de macht der zonden, zodat wij geheel en al zijn eigendom zijn, zijn slaven. Wat is dat een geweldig iets: slaaf te mogen zijn van deze Heere. “Slaaf van Jezus Christus.” Geliefden, is het u wel eens opgevallen, hoe vaak die benoeming in de Heilige Schrift voorkomt? Van Mozes wordt gezegd, dat Hij was de slááf des Heeren. Dezelfde benaming komen wij tegen bij Jozua: hij was de slaaf des Heeren. En in het laatste bijbelboek – om maar niet meer te noemen – lezen wij in hoofdstuk Zondag 1, vraag 11 Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomenlijk betaald en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft, en alzo bewaart, dat zonder den wil mijns hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan; ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
: “Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn sláven te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn slááf Johannes heeft te kennen gegeven.” Slaaf van Jezus Christus, dat is in heel de Heilige Schrift een erenaam. Nu, het is ook een eer die naam te ontvangen. Die naam ontvangen alleen zij, die met de dure losprijs van het bloed van de Zoon van God zijn vrijgekocht van alle machten van deze wereld. Dat zijn de machten, die de mens in boeien slaan, en knellen; die de mens tot slaaf van zichzelf maken, tot slaaf van zijn geld of van zijn werk. Dat zijn machten, die de mens het ware leven ontnemen. Wie met de dure prijs van Christus’ bloed van die machten is vrijgekocht, die mag zich slaaf weten van Jezus Christus en kan het belijden: Jezus is mijn Heere. Ik belijd Zijn heerschappij in heel mijn leven. Andere machten erken ik nu niet langer, want ik ben in Zijn macht. Heel mijn leven is nu voor Hem. Ik verwacht nu niets meer van mijzelf of van wat deze wereld biedt, want dat alles brengt slechts de dood voort. Wie nu nog iets zoekt buiten deze Heere, die zoekt slechts de duisternis. Maar wij wandelen in het licht. Want de Zoon van God is onze Heere en alle macht, die Hij heeft ontvangen in hemel en op aarde, die gebruikt Hij nu om ons het ware leven te doen beleven: dat is het leven in Zijn dienst! In die dienst zal ik blijven leven en werken. Nee, niet dat de zekerheid daarvoor in mij ligt, maar daarin, dat ik zijn eigendom ben en de prijs, die Hij voor mij heeft is te duur, dan dat Hij mij ooit weer loslaat. Want Hij kocht mij met de prijs van Zijn zeer dure bloed. En dan is dit mijn troost, dat alles wat mij in mijn leven toekomt, dat ik dat ontvang uit de hand van de Zoon van God, die Zijn eigen volmaakte leven voor mij overgaf. Die Zoon is mijn Heere: Hij bezit alle heerschappij in hemel en op aarde. Hij is de absolute Eigenaar van alle dingen. En daarom kunnen wij met de apostel Paulus zeggen: “Alles is het uwe, doch gij zijt van Christus, en Christus is van God!”

Amen.