Preek over Zondag 20 (1974)

TekstZondag 2053 Wat gelooft gij van den Heiligen Geest?
Eerstelijk dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste en bij mij eeuwiglijk blijve.
van de Heidelbergse Catechismus
LezenJohannes 14:15-3115 Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. 16 En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, 17 de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. 18 Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u. 19 Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij ziet Mij, want Ik leef en gij zult leven. 20 Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. 21 Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. 22 Judas, niet Iskariot, zeide tot Hem: Here, en hoe komt het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld? 23 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen. 24 Wie Mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord, dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij gezonden heeft. 25 Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; 26 maar de Trooster, de heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. 27 Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd. 28 Gij hebt gehoord, dat Ik tot u gezegd heb: Ik ga heen en kom tot u. Indien gij Mij liefhadt, zoudt gij u verblijd hebben, omdat Ik tot de Vader ga, want de Vader is meer dan Ik. 29 En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschiedt, opdat gij geloven moogt, wanneer het geschiedt. 30 Niet veel zal Ik meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft aan Mij niets, 31 maar de wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zó doe, als Mij de Vader geboden heeft. Staat op, laten wij vanhier gaan.
Johannes 15:18-16:1518 Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. 19 Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld. 20 Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren. 21 Maar dit alles zullen zij u aandoen om mijn naam, want zij kennen Hem niet, die Mij gezonden heeft. 22 Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij zouden geen zonde hebben, maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. 23 Wie Mij haat, haat ook mijn Vader. 24 Indien Ik niet de werken onder hen gedaan had, die niemand anders gedaan heeft, zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij, hoewel zij ze gezien hebben, toch Mij en mijn Vader gehaat. 25 Maar het woord moet vervuld worden, dat in hun wet geschreven is: Zij hebben Mij zonder reden gehaat. 26 Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen; 27 en gij moet ook getuigen, want gij zijt van het begin aan met Mij. 1 Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet ten val komt. 2 Men zal u uit de synagoge bannen; ja, de ure komt, dat een ieder, die u doodt, zal menen Gode een heilige dienst te bewijzen. 3 En dit zullen zij doen, omdat zij noch de Vader, noch Mij kennen. 4 Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer hun uur komt, gij u moogt herinneren, dat Ik ze u gezegd heb. Doch dit heb Ik u niet van het begin aan gezegd, omdat Ik bij u was. 5 En nu ga Ik heen tot Hem, die Mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij heen? 6 Maar omdat Ik dit tot u gesproken heb, heeft droefheid uw hart vervuld. 7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden. 8 En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel; 9 van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; 10 van gerechtigheid, omdat Ik heenga tot de Vader en gij Mij niet langer ziet; 11 van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is. 12 Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen; 13 doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal Hij u verkondigen. 14 Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. 15 Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u verkondigen.
ZingenPsalm 25:1,21 'k Hef mijn ziel, o God der goden,
Tot U op, Gij zijt mijn God;
'k Heb op U vertrouwd in noden;
Weer van mij toch schaamt' en spot;
Dat mijn vijand nooit van vreugd
Om mij opspring'; Die U wachten,
Dekt nooit schaamt'; maar die de deugd,
Zonder oorzaak, stout verachten.

2 HEER, ai, maak mij Uwe wegen,
Door Uw woord en Geest bekend;
Leer mij, hoe die zijn gelegen,
En waarheen G' Uw treden wendt,
Leid mij in Uw waarheid, leer
IJv'rig mij Uw wet betrachten;
Want Gij zijt mijn heil, o HEER,
'k Blijf U al den dag verwachten.

Psalm 25:77 Gods verborgen omgang vinden
Zielen, waar Zijn vrees in woont;
't Heilgeheim wordt aan Zijn vrinden,
Naar Zijn vreêverbond, getoond.
d' Ogen houdt mijn stil gemoed
Opwaarts, om op God te letten;
Hij, die trouw is, zal mijn voet
Voeren uit der bozen netten.

Psalm 119:47,53,65,7747 'k Ben eeuwiglijk gedachtig aan Uw woord,
Want ik ontving door Uw bevelen 't leven.
'k Ben d' Uwe, HEER; geleid mij ongestoord;
Behoud mij toch, naar 't woord aan mij gegeven;
Ik heb met lust Uw wetten nagespoord,
En die gezocht, door Uwen Geest gedreven.

53 Uw woord is mij een lamp voor mijnen voet,
Mijn pad ten licht, om 't donker op te klaren.
Ik zwoer, en zal dit met een blij gemoed
Bevestigen, in al mijn levensjaren,
Dat ik Uw wet, die heilig is en goed,
Door Uw genâ bestendig zal bewaren.

65 Hoe wonderbaar is Uw getuigenis!
Dies zal mijn ziel dat ook getrouw bewaren;
Want d' oop'ning van Uw woorden zal gewis,
Gelijk een licht, het donker op doen klaren;
Zij geeft verstand aan slechten, wien 't gemis
Van zulk een glans een eeuw'gen nacht zou baren.

77 Zie mijn ellend', o HEER, en help Uw knecht,
Want Uwe wet is in mijn hart geschreven;
Ai, twist Gij zelf mijn twistzaak naar Uw recht,
Verlos mij, sterk met nieuwen moed mijn leven,
Naar 't Godd'lijk woord, mij gunstig toegezegd,
En mij ten troost in angst en druk gegeven.

Gezang 20:33 De glorie straalt uit dien Behouder,
dien 't bloedig zweet werd uitgedrukt!
De heerschappij rust op dien schouder,
die onder 't kruishout ging gebukt!
Dien de heidnen hoonden,
en met doornen kroonden,
heerst als aller Heer!
Dien de wereld smaadde,
dien de vloek belaadde,
leeft, gekroond met eer!

Psalm 143:1010 Leer mij, o God van zaligheden,
Mijn leven in Uw dienst besteden;
Gij zijt mijn God, vat Gij mijn hand;
Uw goede Geest bestier' mijn schreden,
En leid' mij in een effen land.

Preek gehouden te:

Opgenomen in de prekenbundel Horen naar het Woord (2014).

Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,

Met Zondag 2053 Wat gelooft gij van den Heiligen Geest?
Eerstelijk dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste en bij mij eeuwiglijk blijve.
zijn we toegekomen aan het derde deel van de Apostolische Geloofsbelijdenis; het deel, waarin wij belijdenis doen van ons geloof in God de Heilige Geest en onze heiligmaking. Wanneer wij dat zo zeggen: ons geloof in God de Heilige Geest en onze heiligmaking, dan geven wij daarmee te kennen, dat wij ook over de Heilige Geest niet anders spreken, dan zoals wij Hem kennen in en uit Zijn werken. Wij spreken niet anders over God, dan zoals Hij in Zijn werken naar ons is toegekomen, zoals Hij zich in Zijn werken aan Zijn volk heeft geopenbaard. Daarom spreken wij van God de Vader en onze schepping, van God de Zoon en onze verlossing en zo ook van God de Heilige Geest en onze heiligmaking. De Heilige Geest openbaart Zich aan Zijn volk als Heiligmaker. Dit werk van heiligmaking volbrengt Hij, doordat Hij komt wonen in Zijn volk. Dat is dan ook de heerlijke belijdenis van Zondag 2053 Wat gelooft gij van den Heiligen Geest?
Eerstelijk dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste en bij mij eeuwiglijk blijve.
: God komt wonen bij Zijn volk, onder Zijn volk, in de harten van Zijn volk. En zo volbrengt Hij het werk der heiligmaking. Heiligmaking betekent dus, dat God Zelf komt wonen in Zijn volk en op die manier Zijn volk maakt tot een volk van priesters en priesteressen van de Allerhoogste God. “Ik zal in hen wonen": deze belofte van God aan Zijn volk is vervuld op de meest heerlijke wijze, nu de Heilige Geest, die Zelf God is, is uitgestort in onze harten. Door de inwoning van die Geest mag en kan Gods volk belijden: Immanuël, God is met ons. Dit evangelie van Zondag 2053 Wat gelooft gij van den Heiligen Geest?
Eerstelijk dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste en bij mij eeuwiglijk blijve.
willen wij u verkondigen door te spreken over:

God de Heilige Geest en onze Heiligmaking.

Nader bedienen wij u dan het Woord Gods over:

  1. hoe de Heilige Geest Zich openbaart;
  2. hoe de Heilige Geest ons troost;
  3. hoe de Heilige Geest eeuwig bij ons blijft.

1) Wat gelooft u van de Heilige Geest? Op deze vraag antwoordt Zondag 2053 Wat gelooft gij van den Heiligen Geest?
Eerstelijk dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste en bij mij eeuwiglijk blijve.
met een ten eerste en een ten andere. Twee zaken komen hier dus aan de orde. Ten eerste is de Heilige Geest samen met de Vader en de Zoon waarachtig God. Ten andere is Hij ook mij gegeven, opdat Hij mij door het geloof doet delen in Christus en al Zijn weldaden. Twee zaken dus. Alleen, die twee zaken mogen wij niet van elkaar losmaken. Het eerste staat niet los van het tweede. Dat Hij tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwige God is, betekent dat Hij mij nu ook doet delen in al de weldaden, die de Vader in het Verbond aan Zijn volk heeft beloofd en die de Zoon als de Middelaar van het verbond voor Zijn volk heeft verworven. Dat “ten eerste” van Zondag 2053 Wat gelooft gij van den Heiligen Geest?
Eerstelijk dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is. Ten andere dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig make, mij trooste en bij mij eeuwiglijk blijve.
lijkt wel een dorre dogmatische mededeling, waar wij voor ons persoonlijk geloof weinig aan hebben, maar dat is niet meer dan schijn. Want juist doordat de Heilige Geest tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is, weet ik, dat Hij ook aan mij is gegeven, dat Hij ook bezig is met het oog op mijn zaligheid en behoud. Wanneer de Heilige Geest Zich openbaart als Degene, die tezamen met de Vader en de Zoon de drie-enige God is, dan is dat altijd met het oog op ons. God openbaart Zich nooit aan ons los van de verlossingswerken, die Hij voor ons volbrengt. Als God zich openbaart, dan zegt Hij ons Wie Hij voor ons is. Dan verkondigt Hij ons niet, Wie Hij in en voor Zichzelf is, hoe Hij in Zichzelf bestaat. Er wordt in de Bijbel niet gesproken over de onderlinge verhouding van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zonder dat wij daar verder voor ons geloof niets aan zouden hebben. Nee, als God zich openbaart als de drie-enige God, dan laat Hij daarin zien, Wie Hij voor ons is, hoe Hij als de drie-enige God, de God van onze vertroosting, de God van onze zaligheid is. Dan openbaart Hij zich zo, opdat wij, Hem zo kennende, het leven zouden hebben in Zijn naam. Wanneer de Heilige Geest zich daarom openbaart aan ons als tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig God, dan is dat tot onze vertroosting. Omdat de Heilige Geest waarachtig God is weet ik, dat Hij ook aan mij is gegeven. Nu wordt hier allereerst gezegd, dat Hij tezamen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is. De Heilige Geest is dus ook God, Zelfstandige goddelijke Persoon. Hij is maar niet enkel een goddelijke kracht. Maar Hij is Zelf God. Hij is samen met de Vader en de Zoon de ene, waarachtige en eeuwige God. Zo openbaart Hij Zich dan ook in de Heilige Schrift aan ons. De Heilige Geest ontvangt goddelijke namen. In Handelingen 5:3,43 Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? 4 Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. bijvoorbeeld noemt Petrus de Heilige Geest met de naam God, wanneer hij tegen Ananias zegt: “Gij hebt niet tegen mensen gelogen maar tegen God”. Aan de Heilige Geest worden ook goddelijke deugden toegeschreven. Zo bijvoorbeeld in Psalm 139:77 Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht?, waar gezegd wordt dat de Heilige Geest alomtegenwoordig is: “Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht”. Gods Geest is overal aanwezig en daaruit blijkt dat Hij zelf waarachtig God is. De Heilige Geest verricht ook goddelijke werken. Door de Geest van de Almachtige God zijn de hemel en de aarde geschapen. De Geest Gods zweefde boven de wateren en in Job 33:44 De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen doet mij leven. zegt Elihu, één van de vrienden van Job: “De Geest Gods heeft mij gemaakt en de adem des Almachtigen doet mij leven”. Door de goddelijke kracht van de Heilige Geest is heel deze schepping tot stand gebracht. Door diezelfde Geest houdt God ook vandaag die schepping in stand. En in elk nieuw leven, hetzij in de natuur, hetzij onder mensen of dieren, weten wij de Geest van God krachtdadig werkzaam. De dichter van Psalm 1041 Loof de Here, mijn ziel. Here, mijn God, Gij zijt zeer groot, Gij hebt U met majesteit en luister bekleed. 2 Hij hult Zich in het licht als in een mantel, Hij spant de hemel uit als een tentkleed, 3 Hij zoldert zijn opperzalen in de wateren, Hij maakt de wolken tot zijn wagen, Hij wandelt op de vleugelen van de wind. 4 Hij maakt de winden tot zijn boden, laaiend vuur tot zijn dienaren. 5 Hij heeft de aarde op haar grondslagen gevestigd, zodat zij nimmermeer wankelt. 6 De waterdiepte - Gij hebt haar als met een kleed bedekt, boven de bergen stonden de wateren; 7 zij vloden voor uw dreigen, zij haastten zich weg voor de stem van uw donder; 8 bergen rezen op, dalen zonken neer op de plaats waar Gij hun grondslag hebt gelegd. 9 Gij hebt een grens gesteld, die zij niet overschrijden: zij zullen de aarde niet weer bedekken. 10 Hij zendt de bronnen naar de beken, tussen de bergen vloeien zij daarheen; 11 zij drenken alle dieren des velds, de wilde ezels lessen hun dorst. 12 Daarbij woont het gevogelte des hemels, van tussen de takken laat het zijn lied horen. 13 Hij drenkt de bergen uit zijn opperzalen, van de vrucht uwer werken wordt de aarde verzadigd. 14 Hij doet het gras ontspruiten voor het vee, het groene kruid ter bewerking door de mens, brood uit de aarde voortbrengende 15 en wijn, die het hart des mensen verheugt, het aangezicht doende glanzen van olie; ja, brood, dat het hart des mensen versterkt. 16 De bomen des Heren worden verzadigd, de ceders van de Libanon, die Hij heeft geplant, 17 waar de vogels nestelen. Des ooievaars huis zijn de cypressen, 18 de hoge bergen zijn voor de steenbokken, de rotsen een schuilplaats voor de klipdassen. 19 Hij heeft de maan gemaakt voor de vaste tijden, de zon kent de tijd van haar ondergang. 20 Beschikt Gij duisternis, dan wordt het nacht, dan roert zich al het gedierte van het woud; 21 de jonge leeuwen brullen om roof en begeren hun spijze van God. 22 Gaat de zon op, dan trekken zij zich terug en leggen zich neer in hun holen. 23 De mens gaat dan uit tot zijn werk, en naar zijn arbeid tot de avond toe. 24 Hoe talrijk zijn uw werken, o Here, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; de aarde is vol van uw schepselen. 25 Daar is de zee, groot en wijd uitgestrekt, waarin gewemel is, zonder tal, kleine zowel als grote dieren; 26 daar gaan de schepen, de Leviatan, die Gij geformeerd hebt om ermee te spelen. 27 Zij alle wachten op U, dat Gij hun spijze geeft te rechter tijd; 28 geeft Gij hun die, zij zamelen op, opent Gij uw hand, zij worden met goed verzadigd; 29 verbergt Gij uw aangezicht, zij worden verdelgd, neemt Gij hun adem weg, zij sterven en keren weder tot hun stof; 30 zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem. 31 De heerlijkheid des Heren zij tot in eeuwigheid, de Here verheuge Zich over zijn werken. 32 Ziet Hij de aarde aan, dan beeft zij, raakt Hij de bergen aan, dan roken zij. 33 Ik zal de Here zingen, zolang ik leef, ik zal mijn God psalmzingen, zolang ik ben; 34 moge mijn overdenking Hem behagen. Ik zal mij in de Here verheugen. 35 De zondaren zullen van de aarde vergaan, en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof de Here, mijn ziel. Halleluja. spreekt van dit werk van de Heilige Geest, wanneer Hij zingt van de werken des Heeren in de schepping: “Hoe talrijk zijn uw werken, o Heere, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt; de aarde is vol van uw schepselen. Daar is de zee, groot en wijd uitgestrekt, waarin gewemel is zonder tal, kleine zowel als grote dieren; daar gaan de schepen, de Leviathan, die Gij geformeerd hebt om ermee te spelen. Zij alle wachten op U, dat Gij hun spijze geeft te rechter tijd; geeft Gij hun die, zij zamelen op, opent Gij uw hand, zij worden met goed verzadigd; verbergt Gij uw hand zij worden verdelgd; neemt Gij hun adem weg, zij sterven en keren weder tot stof.” Welnu, in dit machtige en grootse werk van schepping en instandhouding is de Geest des Heeren, de Heilige Geest bezig, want zo eindigt de dichter: “zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem”. En die Geest openbaart zich niet alleen in het werk van de schepping, maar ook in dat van de herschepping als Zelf ook God, samen met de Vader en de Zoon. Heeft de profeet Joël daarvan niet geprofeteerd in zijn pinksterprofetie: “En het zal zijn in het laatst der dagen, zegt de Heere, dat Ik van mijn geest zal uitstorten op alwat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren”. De Heilige Geest wordt uitgestort op alle vlees en dat betekent: uw zonen en uw dochters zullen profeteren. Nu, dat is niets minder dan het werk van de herschepping, dat hier volbracht wordt door de Geest van God, de Heilige Geest. Die Geest maakt de mens tot een nieuwe mens, zodat die mens, die van zichzelf door zijn val in zonde onbekwaam en onwillig was om te profeteren, weer bekwaam en gewillig om Zijn profetische ambt weer te vervullen, zoals hij dat eenmaal voor zijn val in zonde in het paradijs had gedaan. Dat werk van de herschepping wordt volbracht door de Heilige Geest en die bewijst Zich daarin Zelf God te zijn, evenals de Vader en de Zoon. Die Geest maakt van zichzelf dode mensen tot levende mensen. Nu, doden levend maken, dat kan alleen God. Wij mogen de Heilige Geest kennen als Iemand, die Zelf God is; niet maar een of andere kracht, die van God uitgaat, maar Zelf God, samen met de Vader en de Zoon. Zoals wij geloven in de Vader en in Zijn Zoon, zo geloven wij ook in de Heilige Geest, Hij is - om met artikel 11 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis te spreken - de derde Persoon van de drie-enige God, van eenzelfde wezen, majesteit en heerlijkheid met de Vader en de Zoon, zijnde waarachtig en eeuwig God, gelijk ons de Heilige Schriften leren. Daarom ook kunnen wij door onze zonden de Heilige Geest bedroeven, evenals wij de Vader en de Zoon door onze zonden bedroeven. En nu is dit het heerlijke en vertroostende voor ons, dat van deze Geest wordt gezegd, dat Hij God is, niet maar evenals, maar tezámen met de Vader en de Zoon. Dat nu doet ons weten, dat Hij met Zijn goddelijke kracht bezig is met en Zich geheel inzet voor dezelfde arbeid, waarmee ook de Vader en de Zoon bezig zijn, namelijk de herschepping van Gods volk en alles wat daaraan dienstbaar is; dat Hij met de Vader en de Zoon bezig is om alle Gode-vijandige machten te verbreken en te vernietigen en Gods kinderen naar de glorievolle overwinning te voeren. “De Heilige Geest samen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God.” Een dorre dogmatische mededeling, die voor ons geloofsleven geen waarde heeft? Nee, bepaald niet! Dat is juist mijn troost, nu ik weet dat die Geest aan mij is gegeven. Die Geest, die met de Vader en de Zoon het werk van de drie-enige God volbrengt, het werk van schepping, verlossing en heiligmaking. Daarom kan de Heere Jezus vlak voor Zijn hemelvaart tot Zijn discipelen zeggen: “Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik komt tot u.” Want zie, de Heilige Geest komt. Hij is samen met de Vader en met Mij de eeuwige en waarachtige God. Hij volbrengt Mijn werk hier op aarde. De Heilige Geest, die straks op aarde komt en aan Gods volk wordt geschonken, die Geest werkt niet los van de Vader en de Zoon, Hij gaat Zijn werk hier op aarde niet volbrengen als Eenling, maar Hij doet het werk van de drie-enige God. In het eeuwige verbond des vredes van de drie-enige God is ook de Heilige Geest één van de partijen, die Zich inzet voor de uitvoering van dat Verbond. In dat Verbond des Vredes heeft de Vader gesteld de eis der betaling; in dat Verbond heeft de Zoon op Zich genomen om die betaling te voldoen door Zichzelf op te offeren aan het kruis en zo voor Zijn volk de vrede te verwerven. In dat Verbond neemt de Heilige Geest op zich om de vrede van Christus’ kruis aan Gods volk uit te delen. En daarom twijfel ik er nooit aan, of de Heilige Geest wel aan mij is gegeven. Want even zeker als ik weet dat God de Vader mijn Schepper is en God de Zoon voor mij aan het kruis is gestorven, zo zeker weet ik ook dat de Heilige Geest aan mij het werk der heiligmaking volbrengt, door Zich woning te maken in mijn hart. Zien wij nu geliefden, hoe nauw het ‘ten eerste’ van deze Zondag verbonden is met het ‘ten andere’? De Heilige Geest is samen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God en dáárom is Hij ook aan mij gegeven. Wanneer wij nu vragen, hoe de Heilige Geest aan ons is gegeven en hoe Hij telkens weer woning maakt in onze harten, dan geldt ook hier dat dat gebeurt door het geloof in de beloften van het evangelie. In dat evangelie openbaart de Vader Zich aan mij als mijn Schepper, de Zoon als mijn Verlosser en zo ook de Heilige Geest als mijn Heiligmaker. Zonder dat Woord komt de Heilige Geest dus niet tot mij. Alleen in dat Woord belooft Hij Zichzelf aan mij en alleen door dat Woord komt Hij wonen in onze harten. Ruimte maken in je hart voor de Heilige Geest, dat doe je dus door te geloven, wat Hij in Zijn Woord zegt. Alleen zo komt Hij in onze harten wonen. De Heilige Geest in je laten wonen, daartoe behoort allereerst: je gelovig scharen onder de prediking van Zijn Woord. Door de prediking van dat Woord komt Hij in u wonen. De dienst van het Woord verzuimen zonder wettige redenen, dat betekent maar niet een keer een preek van een dominee missen, maar dat betekent: de Heilige Geest tegen staan; Hem verhinderen om woning in uw hart te maken en dus Hem verhinderen Zijn werk van heiligmaking aan u te volbrengen. Want waar het Woord van God naar waarheid wordt gepredikt, daar werkt de Geest. Dat is de heerlijkheid en tegelijk ook de ernst van elke dienst des Woords, ook van deze dienst. Daarmee geldt tegelijk ook dat alle spreken naar de zin en mening van de Heilige Geest onderworpen moet zijn aan het spreken van Gods Woord. Alles wat aan dat Woord niet gehoorzaam is, is niet uit de Heilige Geest. Wij hebben zo-even de woorden van de Heere Jezus gelezen in Johannes 141 Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. 2 In het huis mijns Vaders zijn vele woningen - anders zou Ik het u gezegd hebben - want Ik ga heen om u plaats te bereiden; 3 en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben. 4 En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg. 5 Tomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet, waar Gij heengaat; hoe weten wij dan de weg? 6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. 7 Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben. Van nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien. 8 Filippus zeide tot Hem: Here, toon ons de Vader en het is ons genoeg. 9 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zolang bij u, Filippus, en kent gij Mij niet? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader? 10 Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot u spreek, zeg Ik uit Mijzelf niet; maar de Vader, die in Mij blijft, doet zijn werken. 11 Gelooft Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders, gelooft om de werken zelf. 12 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader; 13 en wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. 14 Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen. 15 Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. 16 En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn, 17 de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. 18 Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u. 19 Nog een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, maar gij ziet Mij, want Ik leef en gij zult leven. 20 Te dien dage zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u. 21 Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. 22 Judas, niet Iskariot, zeide tot Hem: Here, en hoe komt het, dat Gij Uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld? 23 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen. 24 Wie Mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord, dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij gezonden heeft. 25 Dit heb Ik tot u gesproken, terwijl Ik nog bij u verblijf; 26 maar de Trooster, de heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. 27 Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd. 28 Gij hebt gehoord, dat Ik tot u gezegd heb: Ik ga heen en kom tot u. Indien gij Mij liefhadt, zoudt gij u verblijd hebben, omdat Ik tot de Vader ga, want de Vader is meer dan Ik. 29 En nu heb Ik het u gezegd, eer het geschiedt, opdat gij geloven moogt, wanneer het geschiedt. 30 Niet veel zal Ik meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft aan Mij niets, 31 maar de wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zó doe, als Mij de Vader geboden heeft. Staat op, laten wij vanhier gaan.: “De Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen, al wat Ik u gezegd heb”. En even verder in hoofdstuk 16:1414 Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen. zegt de Heere Jezus van de Heilige Geest: “Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Míjne nemen en het u verkondigen.” Hier zien wij, dat de Heilige Geest niet buiten het Woord van Christus om werkt. De Geest is de Geest van het Woord. Buiten dat eens geopenbaarde en geschreven Woord, dat ons in heel de Heilige Schrift is opgetekend, gaat de Geest niet om. Het is immers ook Zijn eigen Woord, door Hem geïnspireerd. Wanneer in Openbaring 21 Schrijf aan de engel der gemeente te Efeze: Dit zegt Hij, die de zeven sterren in zijn rechterhand houdt, die tussen de zeven gouden kandelaren wandelt: 2 Ik weet uw werken en inspanning en uw volharding en dat gij de kwaden niet kunt verdragen en hen op de proef gesteld hebt, die zeggen, dat zij apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat gij hen leugenaars hebt bevonden; 3 en gij hebt volharding en hebt verdragen om mijns naams wil en gij zijt niet moede geworden. 4 Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde verzaakt hebt. 5 Gedenk dan, van welke hoogte gij gevallen zijt en bekeer u en doe (weder) uw eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik tot u en Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, indien gij u niet bekeert. 6 Doch dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaïeten haat, welke ook Ik haat. 7 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik geven te eten van de boom des levens, die in het paradijs Gods is. 8 En schrijf aan de engel der gemeente te Smyrna: Dit zegt de eerste en de laatste, die dood geweest is en levend geworden: 9 Ik weet uw verdrukking en armoede, hoewel gij rijk zijt, en de laster van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, doch het niet zijn, maar een synagoge des satans. 10 Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen uwer in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt, en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens. 11 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden. 12 En schrijf aan de engel der gemeente te Pergamum: Dit zegt Hij, die het tweesnijdende scherpe zwaard heeft: 13 Ik weet, waar gij woont, dáár waar de troon des satans is; en gij houdt vast aan mijn naam en hebt het geloof in Mij niet verloochend, ook niet in de dagen van Antipas, mijn getuige, mijn getrouwe, die gedood werd bij u, waar de satan woont. 14 Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat gij daar sommigen hebt, die vasthouden aan de leer van Bileam, die Balak leerde de kinderen Israëls een strik te spannen, dat zij afgodenoffers zouden eten en hoereren. 15 Zo hebt ook gij sommigen, die op gelijke wijze aan de leer der Nikolaïeten vasthouden. 16 Bekeer u dan; maar zo niet, dan kom Ik spoedig tot u en Ik zal strijd tegen hen voeren met het zwaard mijns monds. 17 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op die steen een nieuwe naam geschreven, welke niemand weet, dan die hem ontvangt. 18 En schrijf aan de engel der gemeente te Tyatira: Dit zegt de Zoon Gods, die ogen heeft als een vuurvlam en zijn voeten zijn als koperbrons: 19 Ik weet uw werken en liefde, en geloof en dienstbetoon, en uw volharding en uw laatste werken, die meer zijn dan de eerste. 20 Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt, dat zij een profetes is, en zij leert en verleidt mijn knechten om te hoereren en afgodenoffers te eten. 21 En Ik heb haar tijd gegeven om zich te bekeren, maar zij wil zich niet bekeren van haar hoererij. 22 Zie, Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel bedrijven, breng Ik in grote verdrukking, indien zij zich niet van haar werken bekeren. 23 En haar kinderen zal Ik de dood doen sterven en alle gemeenten zullen inzien, dat Ik het ben, die nieren en harten doorzoek; en Ik zal u vergelden, een ieder naar uw werken. 24 Doch Ik zeg tot u allen, die voorts te Tyatira zijt, en deze leer niet hebt en die niet, gelijk zij zeggen, de diepten des satans hebt leren kennen: Ik leg u geen andere last op. 25 Maar wat gij hebt, houdt dat vast, totdat Ik gekomen ben. 26 En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen; 27 en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf, als aardewerk worden zij verbrijzeld, gelijk ook Ik van mijn Vader ontvangen heb, 28 en Ik zal hem de morgenster geven. 29 Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. en 3 gesproken wordt over wat de Verhoogde Heiland tot de zeven gemeenten in Asia zegt, dan lezen wij daar ook telkens: “Wie een oor heeft, die hore, wat de Géést tot de gemeenten zegt”. De Heilige Geest spreekt het Woord van de Vader en van de Zoon en komt niet met allerlei nieuwe openbaringen. De eens geopenbaarde waarheid van de Heilige Schrift blijft de enige norm. Daarom mogen wij niet uitgaan boven hetgeen geschreven is. Daarom mogen wij niet toedoen of afdoen van alles wat in dat Woord is geschreven. Wij zullen daarom ook wat er vanaf de kansel gezegd wordt toetsen aan de Heilige Schrift, opdat wij weten of het uit de Geest is of niet. Beproeft alle dingen en behoudt het goede! De Heilige Geest is een gave, die tot u komt door de zuivere prediking van het Woord. Maar die Gave betekent tegelijk de opgave om alle geestelijk spreken te onderwerpen aan het Woord van de Geest, aan de Heilige Schrift. Want alleen door getrouwe verkondiging van het Woord komt de Geest in ons wonen en volbrengt Hij in ons het werk der heiligmaking. Dat werk der heiligmaking houdt in, dat de Heilige Geest in ons werkt het ware geloof, waardoor Hij ons deel geeft aan de weldaden van Christus. Deze weldaden houden kort samengevat in: de vrede met God en het eeuwige leven. En alleen wie gelooft, die heeft deel aan die weldaden. “Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.” Wie niet gelooft, deelt niet in de vrede, die de Zoon van God heeft verworven, maar hij blijft onder de vloek van God. Wie niet door de band des geloofs deelt in de levensgemeenschap met Jezus Christus, heeft ook geen deel aan de weldaden, die Christus verwierf. Maar zie, wij mogen en kunnen geloven. Nee, niet van onszelf. Want het geloof is een louter goddelijke gave. Die gave kunnen wij niet zelf verwerven. Maar de Heilige Geest woont in ons en die werkt het ware geloof in onze harten. De Heilige Geest, die Zelf God is, kan ons alleen maar het geloof geven en ook blijven geven. Ons hart is verdorven en ons verstand verduisterd, zodat wij van onszelf het Woord Gods niet kunnen en willen geloven. Hoe erg wij er van onszelf aan toe zijn, heeft reeds de kerk van de oude bedeling verstaan, waar zij bidt in de 119e Psalm: “geef mij verstand, opdat ik uw geboden lere”, “geeft mij verstand opdat ik uw getuigenissen kenne”. Zeker, het geloof is een gave, alleen van de Heilige Geest, dat kan geen mens je schenken. En dat geldt niet minder voor de instandhouding van het geloof. Ook dat is iedere dag opnieuw een louter goddelijk geschenk, waarvoor alleen aan Hem de dank toekomt. Welnu, die gave werkt de Heilige Geest in ons en Hij doet dat door de prediking van het heilig evangelie en zo komt er de band des geloofs tussen Christus en Zijn kinderen. Nu krijgen de kinderen van het waarachtige geloof deel aan Christus; zij behoren nu bij Hem; zij zijn bij Hem ingelijfd; één lichaam met Hem. Door het geloof zijn zij en worden zij iedere dag weer nieuwe mensen; er komt bekering; er komt nu afkeer van de zonde en lust tot alle gerechtigheid. Delen in Christus en al Zijn weldaden, dat betekent: Zijn gerechtigheid is nu ook hun gerechtigheid; Zijn heiligheid is nu ook hun heiligheid; Zijn leven is nu ook hun leven; Zijn vrede met God is nu ook hun vrede met God. Zo volbrengt de Heilige Geest het werk der heiligmaking. Samen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God. Wie door de Vader zijn uitverkoren en door de Zoon verlost, die krijgen nu door de Heilige Geest deel aan de verworven weldaden: de vrede met God en het eeuwige leven. Door de gave van het geloof brengt de Heilige Geest, in deze gevallen wereld, een volk samen dat deelt in het leven en de vrede van Christus. Er komt een kerk, een vergadering van gelovigen; weliswaar verspreid en verstrooid over geheel de aarde, maar nochtans tezamen gevoegd en verenigd zijnde met hart en wil in éénzelfde Geest – de Heilige Geest - door de kracht van het geloof. Ik geloof in de Heilige Geest en daarom geloof ik ook die ene, heilige algemene Kerk. Het is Zijn werk. De Heilige Geest schenkt het ware geloof en zo brengt Hij al de lidmaten tezamen in het ene, ongedeelde lichaam van Christus. Wie zich door die Geest laat samenbrengen tot Zijn kerkvergaderend werk, die ontvangt dan ook vergeving van de zonden en het eeuwige leven. Maak de Geest nooit los van het Woord. Dan scheidt u, wat Hij heeft samengevoegd. Maak de Geest ook nooit los van de Kerk. Want dan begaat u dezelfde zonde. De Heilige Geest werkt en komt in u door de zuivere prediking van het Woord en dus wil Hij u ook zien in Zijn Kerk; de Kerk, waar het Woord van de Geest zuiver wordt verkondigd en de sacramenten rein worden bediend. U ontvangt de Heilige Geest alleen door die middelen, waardoor Hij Zelf gezegd heeft te zullen werken. Wie die middelen moedwillig negeert staat Hem in de weg. Die veracht dus de weldaden van Christus en kruisigt de Zoon van God opnieuw. Die bedroeft de Heilige Geest; de Geest, die niet anders wil dan Gods kinderen troosten. Is Hij niet de beloofde Trooster?

2) En dat is dan het tweede, waarvoor wij uw aandacht vragen. De Catechismus zegt immers, dat de Heilige Geest mij gegeven is, opdat Hij mij troost. Met name in het evangelie van Johannes wordt ons over de Heilige Geest gesproken als de Trooster. Zo lezen wij in Johannes 14:1717 de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. het woord van de Heiland: “En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn; de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn.” Ook in Johannes 151 Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman. 2 Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage. 3 Gij zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb; blijft in Mij, gelijk Ik in u. 4 Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft. 5 Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen. 6 Wie in Mij niet blijft, is buitengeworpen als de rank en is verdord, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand. 7 Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden. 8 Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn. 9 Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in mijn liefde. 10 Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde. 11 Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld worde. 12 Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad. 13 Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden. 14 Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied. 15 Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt. 16 Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aangewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven, opdat de Vader u alles geve, wat gij Hem bidt in mijn naam. 17 Dit gebied Ik u, dat gij elkander liefhebt. 18 Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. 19 Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld. 20 Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren. 21 Maar dit alles zullen zij u aandoen om mijn naam, want zij kennen Hem niet, die Mij gezonden heeft. 22 Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij zouden geen zonde hebben, maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. 23 Wie Mij haat, haat ook mijn Vader. 24 Indien Ik niet de werken onder hen gedaan had, die niemand anders gedaan heeft, zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij, hoewel zij ze gezien hebben, toch Mij en mijn Vader gehaat. 25 Maar het woord moet vervuld worden, dat in hun wet geschreven is: Zij hebben Mij zonder reden gehaat. 26 Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen; 27 en gij moet ook getuigen, want gij zijt van het begin aan met Mij. en 16 wordt de Heilige Geest genoemd: de Trooster, die komen zal. Wat betekent dat nu, dat de Heilige Geest mij troost? Het is duidelijk, dat wanneer Christus spreekt over het komen van de Trooster, dat Hij daarbij doelt op de uitstorting van de Geest op Pinksteren. Wat is nu het bijzondere van dit Pinkstergebeuren? U zult zeggen: de Heilige Geest werd gezonden naar de Kerk. Zeker, dat is waar. Alleen de Heilige Geest was er toch ook al onder de Oude Bedeling? Van koning Saul bijvoorbeeld lezen wij, dat de Geest Gods hem aangreep. En zegt David niet, dat de Geest des Heeren door hem spreekt? Werden Bezaleël en Oholiab, de twee bouwers van de tabernakel niet vervuld met de Heilige Geest? Werd Simson niet gedreven door de Geest Gods? En de priester Zacharias, de vader van Johannes de Doper? Ook hij was vervuld met de Heilige Geest. Wij mogen dus niet zeggen, dat de Heilige Geest onder de oude bedeling er niet was onder Gods volk. Ook toen was alle geloof een gave van Hem. Wat is dan het bijzondere van Pinksteren? Wel, op Pinksteren heeft God Zijn Geest uitgestort als de Geest van de Verhoogde Christus, die op aarde de rechtsstrijd voor Zijn volk had volbracht. Want op Golgotha is de grote rechtsstrijd volbracht, maar dan volgt nog de grote machtsstrijd, de laatste strijd tussen het rijk van de duisternis en die van het licht. In Johannes 151 Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman. 2 Elke rank aan Mij, die geen vrucht draagt, neemt Hij weg, en elke die wel vrucht draagt, snoeit Hij, opdat zij meer vrucht drage. 3 Gij zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb; blijft in Mij, gelijk Ik in u. 4 Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft. 5 Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen. 6 Wie in Mij niet blijft, is buitengeworpen als de rank en is verdord, en men verzamelt ze en werpt ze in het vuur en zij worden verbrand. 7 Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden. 8 Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn. 9 Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in mijn liefde. 10 Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde. 11 Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld worde. 12 Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad. 13 Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden. 14 Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied. 15 Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt. 16 Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aangewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven, opdat de Vader u alles geve, wat gij Hem bidt in mijn naam. 17 Dit gebied Ik u, dat gij elkander liefhebt. 18 Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. 19 Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld. 20 Gedenkt het woord, dat Ik tot u gesproken heb: Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren. 21 Maar dit alles zullen zij u aandoen om mijn naam, want zij kennen Hem niet, die Mij gezonden heeft. 22 Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij zouden geen zonde hebben, maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. 23 Wie Mij haat, haat ook mijn Vader. 24 Indien Ik niet de werken onder hen gedaan had, die niemand anders gedaan heeft, zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij, hoewel zij ze gezien hebben, toch Mij en mijn Vader gehaat. 25 Maar het woord moet vervuld worden, dat in hun wet geschreven is: Zij hebben Mij zonder reden gehaat. 26 Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen; 27 en gij moet ook getuigen, want gij zijt van het begin aan met Mij. wijst Christus op die strijd, die er zal komen en de Kerk zal getroffen worden door de haat van de wereld. En Openbaring 121 En er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd; 2 en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren. 3 En er werd een ander teken in de hemel gezien, en zie, een grote rossige draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven kronen. 4 En zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard had, dit te verslinden. 5 En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon. 6 En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden. 7 En er kwam oorlog in de hemel; Michaël en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en zijn engelen voerden oorlog, 8 maar hij kon geen standhouden, en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. 9 En de grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem. 10 En ik hoorde een luide stem in de hemel zeggen: Nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap van onze God en de macht van zijn Gezalfde; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagde voor onze God, is nedergeworpen. 11 En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood. 12 Daarom, verheugt u, gij hemelen en wie daarin wonen. Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende, dat hij weinig tijd heeft. 13 En toen de draak zag, dat hij op de aarde was geworpen, vervolgde hij de vrouw, die het mannelijke kind gebaard had. 14 En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven om naar de woestijn te vliegen, naar haar plaats, waar zij onderhouden wordt buiten het gezicht van de slang, een tijd en tijden en een halve tijd. 15 En de slang wierp uit haar bek water achter de vrouw als een stroom, om haar door de stroom te laten medesleuren. 16 En de aarde kwam de vrouw te hulp en de aarde opende haar mond en verzwolg de stroom, die de draak uit zijn bek had geworpen. 17 En de draak werd toornig op de vrouw en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben; 18 en hij bleef staan op het zand der zee. leert ons, dat de satan sinds hemelvaart rondgaat als de aanklager van de Kerk! Welnu, in die laatste dagen van de laatste strijd, terwijl de Verhoogde Heiland in de hemel is, is de Geest op aarde bij Gods volk om de zaak en de zaaksgerechtigheid van de Verhoogde Heiland te verdedigen. Daarom heet de Heilige Geest: Trooster. Dat woord betekent immers, zoals u weet: Advocaat, Pleitbezorger, Voorspreker. De Heilige Geest is de grote Verdediger, Zaakbezorger van Gods volk. Hij verdedigt de alles overtreffende kracht en de oneindige waarde van Christus’ dood, waardoor voor de Kerk de vrede met God is verworven en er ontkoming is aan het oordeel van God. Hij laat zien, hoe ieder, die in Christus gelooft niet veroordeeld wordt en hoe ieder, die niet in Christus gelooft, niet te verontschuldigen is. Hij spreekt dus in de laatste machtsstrijd de Kerk en haar kinderen vrij en veroordeelt de wereld. Wij hebben daarvan gelezen in Johannes 16:88 En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel.: “En als de Trooster komt zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel. Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; van gerechtigheid, omdat Ik heenga naar de Vader en gij Mij niet langer ziet; van oordeel, omdat de overste van deze wereld geoordeeld is”. Hier wordt gezegd door de Heiland tegen zijn discipelen, dat de Heilige Geest, de Trooster, de Advocaat, zal komen en het overtuigende bewijs zal leveren van zonde, van schuld bij allen, die de Christus verwerpen; van het feit dat Christus gerechtvaardigd is door God blijkens Zijn hemelvaart. En tenslotte zal Hij ook het overtuigende bewijs leveren, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is. Want inderdaad, door het kruis van Christus is de satan geoordeeld. Hij wordt dan ook als een bliksem uit de hemel geworpen. En zie, met dat overtuigende bewijs zal de Heilige Geest als Advocaat tot de Kerk komen, om haar te vertroosten. En hoe komt de Heilige Geest nu met dat vrijsprekend getuigenis tot de kerk en haar kinderen en met dat aanklagend getuigenis tot ieder die de Christus verwerpt, dus alle Gode vijandige machten? Wel met dat getuigenis komt de Geest tot ons in de prediking van het Woord. Zie maar naar de eerste Pinksterdag, toen de Heilige Geest door de prediking van Petrus het vrijsprekende getuigenis liet uitgaan voor ieder, die de Christus geloofde en het aanklagend getuigenis voor ieder, die de Christus bleef verwerpen. Dat doet de Heilige Geest ook vandaag in de prediking. Daarin komt Hij vertroostend, vrijsprekend tot ons, zo vaak wij met een gelovig hart Christus en al Zijn weldaden aannemen. Daarin komt Hij veroordelend, aanklagend tot ons, zo vaak wij door de zonde van ongeloof de Christus en Zijn weldaden verwerpen. De Heilige Geest is ook mij gegeven en Hij troost mij, want in de prediking van het heilig evangelie doet Hij mij weten, dat de zaaksgerechtigheid niet is aan de kant van de vijanden – de wereld, de duivel en ons eigen vlees, die niet ophouden ons aan te klagen – maar dat de zaaksgerechtigheid is aan de kant van Christus, de Verhoogde Heiland. Wie in de Verhoogde Heiland gelooft, die wordt niet veroordeeld. Met die troost komt de Heilige Geest tot u in de prediking van het heilig evangelie. Door Hem kunt u verder. Hij sterkt u in deze laatste hevige strijd. Door Hem bent u nu reeds meer dan overwinnaars. Daarom staan wij standvastig in de strijd tegen onze doodsvijanden, en laten wij ons door Hem iedere dag troosten. Wie die troost zoekt, wordt niet beschaamd. Die ontvangt de Heilige Geest niet karig, maar in zeer rijke mate, vandaag en alle dagen in zijn leven.

3) En dit is dan het laatste wat wij hier belijden: de Heilige Geest die in mij is komen wonen, blijft eeuwig bij mij. Nee, dat is geen uitspraak, van hem die op eigen krachten vertrouwt. Het is wel de uitspraak van hem, die amen zegt op Gods beloftewoord. Het is hier geen kwestie van: wie de Heilige Geest eenmaal heeft, die behoudt Hem daarmee automatisch. In het geloofsleven van Gods kinderen is er niets automatisch. De gave van de Heilige Geest is iedere dag opnieuw een goddelijk wonder. Maar juist, omdat hier alles van God afhankelijk is, kunnen wij zeggen, dat de Heilige Geest eeuwig bij ons blijft. Want dat is de belofte des evangelies. En wat God belooft, dat volbrengt Hij. Maar dan geldt ook hier, dat God ons bindt aan de middelen, waardoor Zijn Geest steeds weer tot ons komt. Het is opnieuw: de prediking van het heilig evangelie. Wij belijden de volharding der heiligen. God neemt Zijn Heilige Geest van de Zijnen niet weg, zelfs niet in hun droevig vallen in de zonde; die belofte heeft Hij ons tot onze troost gegeven, maar die belofte volbrengt Hij doordat Hij tot bekering brengt door middel van Zijn Woord, door middel van de evangelieverkondiging. Daaraan bindt de Heere ons steeds weer. Wie zich in geloof daaraan laat binden, die weet, dat de Heilige Geest eeuwig bij Hem blijft. Die zekerheid hebben wij in Zijn beloftewoord. Pleitend op die belofte, moogt u bidden: “Heere, neem Uw Heilige Geest niet van mij weg maar wil mij steeds weer en meer met die Geest vervullen, opdat ik moge strijden de goede strijd des geloofs tegen al mijn doodsvijanden.” Dat biddende zult u steeds meer en meer Geestelijke kinderen worden, kinderen Gods, die Zich van dag tot dag door Zijn Geest laten leiden en regeren. Dan zult u volmaakt zijn, nu reeds, zoals uw hemelse Vader volmaakt is.

Amen.