Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,
Deze morgen wordt onze aandacht gevraagd voor het evangelie van Zondag 824 Hoe worden deze Artikelen gedeeld?
In drie delen. Het eerste, is van God den Vader en onze schepping. Het andere, van God den Zoon en onze verlossing. Het derde, van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking.
25 Aangezien er maar één enig Goddelijk Wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon en den Heilige Geest?
Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn., het is het evangelie, dat ons God doet belijden als de drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Daarbij is het goed ons te realiseren, dat dit evangelie hier niet zo maar staat in onze belijdenis. Hier is evangelie waarover de Christelijke Kerk vooral in de eerste eeuwen een zware strijd moest voeren. Dat was geen zinloze strijd. Integendeel, dat was maar niet een strijd over bepaalde woorden en uitdrukkingen op zichzelf, woorden en uitdrukkingen, waar theologen al dan niet aan gehecht waren. Nee, zo niet. In de strijd, waarvan Zondag 824 Hoe worden deze Artikelen gedeeld?
In drie delen. Het eerste, is van God den Vader en onze schepping. Het andere, van God den Zoon en onze verlossing. Het derde, van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking.
25 Aangezien er maar één enig Goddelijk Wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon en den Heilige Geest?
Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn. ons de neerslag biedt, ging het om niets minder dan de vraag: Wie is Jahweh, onze God? En dat is toch een uitermate gewichtige vraag voor de Kerk? Dat is toch de ene belangrijke vraag voor ons allemaal? In die God immers geloven wij, op Hem stellen wij ons volle vertrouwen; Hem hebben wij leren kennen in het aangezicht van Jezus Christus. Maar dan zullen wij Hem toch moeten kennen zoals Hij Zichzelf in Christus aan ons heeft bekend gemaakt? In het andere geval immers is ons geloof zinloos en ijdel. Dan bedriegen wij onszelf; ja, dan bedriegen wij de Heere onze God; dan doen wij tekort aan Zijn rijkdom en heerlijkheid. Daarom raakt de belijdenis van Zondag 824 Hoe worden deze Artikelen gedeeld?
In drie delen. Het eerste, is van God den Vader en onze schepping. Het andere, van God den Zoon en onze verlossing. Het derde, van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking.
25 Aangezien er maar één enig Goddelijk Wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon en den Heilige Geest?
Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn. ons allemaal; is deze belijdenis onmisbaar om onze God de lof en de hulde te brengen, die Hij waard is te ontvangen uit de mond van Zijn verloste kinderen. Daarom is deze belijdenis ook onmisbaar voor onze zaligheid. Het is niet voor niets, dat de belijdenis van AthanasiusAthanasius (276-373) staat bekend als de grootste Griekse kerkvader van de vierde eeuw. Aanvankelijk was hij diaken, later bisschop van Alexandrië. Bekend werd hij vooral vanwege zijn strijd tegen en overwinning op Arius tijdens het concilie van Nicea (325)., die handelt over dezelfde zaken als Zondag 824 Hoe worden deze Artikelen gedeeld?
In drie delen. Het eerste, is van God den Vader en onze schepping. Het andere, van God den Zoon en onze verlossing. Het derde, van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking.
25 Aangezien er maar één enig Goddelijk Wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon en den Heilige Geest?
Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn., inzet met de woorden: “Zo wie wil zalig zijn, die is voor alle dingen nodig, dat hij het algemeen geloof houde. Wie dit niet algeheel en ongeschonden bewaart, die zal zonder twijfel eeuwig verloren gaan.” Dat zijn diep insnijdende woorden, die ons allen op het hart willen binden, dat ook wij vandaag hebben te strijden voor het algemene geloof, dat ons is overgeleverd; het is het geloof in de drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest! Moge de prediking van dit uur er dienstbaar aan zijn ons allen bij dat geloof te bewaren.
Wij verkondigen u daartoe het Woord Gods aldus:
Het geloof in Christus is het geloof in de ene waarachtige God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Nader horen wij van:
1) Wanneer de Catechismus in Zondag 824 Hoe worden deze Artikelen gedeeld?
In drie delen. Het eerste, is van God den Vader en onze schepping. Het andere, van God den Zoon en onze verlossing. Het derde, van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking.
25 Aangezien er maar één enig Goddelijk Wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon en den Heilige Geest?
Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn. belijdenis doet van de drieënige God, Vader, Zoon en Heilige Geest dan is dat niet iets anders dan de belijdenis van Jezus Christus. Het gaat hier om één en dezelfde belijdenis. Het geloof in de drieënige God is identiek aan en loopt parallel met het geloof in de Christus der Schriften. De twaalf artikelen, waarin wij de drieënige God belijden, zijn immers de artikelen van het chrístelijke geloof. Zo zijn ze in Zondag 720 Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden?
Neen zij, maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen.
21 Wat is een waar geloof?
Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, dat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil.
22 Wat is dan een Christen nodig te geloven?
Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof in een hoofdsom leren.
23 Hoe luiden die Artikelen?
Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onzen Heere; Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria; Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle; ten derden dage wederom opgestaan van de doden; opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders; vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in den Heiligen Geest. Ik geloof een heilige, algemene, Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen; vergeving der zonden; wederopstanding des vleses; en een eeuwig leven., vraag en antwoord 22, aangeduid. De inhoud van het christelijk geloof blijkt dan te zijn het geloof in God de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Het christelijk geloof heeft dus tot inhoud de belijdenis van de drieënige God.
Wij geloven niet in de drieënige God buiten de Christus om, maar wij leren Hem juist zo te belijden in het Aangezicht van Christus. Wij leren God de Vader niet kennen tenzij dan in en door Christus en datzelfde geldt voor God de Zoon en God de Heilige Geest. De twaalf artikelen, dat is het geloof in de drieënige God is dus voluit Christocentrisch bepaald. In Jezus Christus en in Hem alleen komt de enige waarachtige God naar ons toe; komt Hij naar ons toe in drie onderscheiden Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. Van alles wat wij belijden in Zondag 824 Hoe worden deze Artikelen gedeeld?
In drie delen. Het eerste, is van God den Vader en onze schepping. Het andere, van God den Zoon en onze verlossing. Het derde, van God den Heiligen Geest en onze heiligmaking.
25 Aangezien er maar één enig Goddelijk Wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon en den Heilige Geest?
Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene Personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn., daarvan geldt: wij belijden dat zo in en door Christus! Wij geloven in God, de Vader en onze schepping, maar wij geloven zo in en door Jezus Christus, en datzelfde geldt ook van ons geloof in God de Zoon en onze verlossing en in God de Heilige Geest en onze heiligmaking. Al ons spreken over deze God is een belijdenis van Hem, zoals Hij in Jezus Christus, onze Middelaar en Verlosser, naar ons is toegekomen, en daarom een belijdenis die ons allen direct raakt.
In antwoord 25 zegt de Catechismus dat wij God kennen als de drieënige God “omdat Hij Zich alzo in zijn Wóórd heeft geopenbaard”. Nu, wat is dat Woord anders dan het Woord van Jezus de Christus; wat anders dan het Woord van het evangelie? En als God Zich dus in dát Woord openbaart als de drieënige God, dan heeft die openbaring altijd zijn plaats binnen het evangelie van de verlossing; binnen het evangelie van Jezus Christus en dan raakt die openbaring ons allen direct! Ja, dan is die openbaring evangelisch bepaald, Christocentrisch en daarmee en zo ons tot heil en redding! Vandaar de eeuwenlange worsteling van de Kerk om de leer van de Heilige Drieeenheid zuiver en ongeschonden te bewaren, want hiermee staat of valt de enige troost van de Kerk in het leven en sterven.
Ja, het is tot onze troost, dat wij de Heere onze God belijden als de enige, waarachtige en eeuwige God, Die nochtans in drie Personen is te onderscheiden, want als die drieënige God openbaart Hij Zich in het evangelie van Jezus Christus; als die drieënige God zien wij Hem optreden in de heilsgeschiedenis, in de verbondsgeschiedenis om Zijn volk zalig te maken. Wie daarom gelooft het evangelie van de Christus der Schriften, die gelooft daarmee allereerst in God als onze Vader, Die ons heeft geschapen. Zo immers heeft God Zichzelf in Christus aan Zijn Kerk bekendgemaakt. Nee, los van die Christus kennen wij God niet als Vader, maar in Christus belijden wij Hem zo. Want God is de eeuwige Váder van onze Heere Jezus Christus en om Christus’ wil is Hij ook mijn God en mijn Vader. Daar is van eeuwigheid af een levende verbondsbetrekking tussen de Vader en de Zoon.
God is de lévende God: Hij is de eeuwige Vader van onze Heere Jezus Christus, en als die levende God is Hij nu ook om Christus’ wil mijn God en mijn Vader. En van die God, die om Christus’ wil ónze Vader is, geloven wij, dat Hij ons heeft geschapen. Wij geloven in God de Vader en onze schépping. In dat scheppingswerk belijden wij de grootheid en de almacht van onze Vader. “Onze hulp is in de Naam van de Heere, die de hemel en de aarde geschapen heeft.” Ja, het is onze Váder, die alle dingen heeft geschapen en die alle dingen onderhoudt en regeert. Daarmee en zo zien wij ook, dat de schepping en onderhouding van de wereld hun plaats en functie hebben binnen de heilsgeschiedenis. ’t Is niet zo, dat de schepping een neutraal iets is, want die God, die alles schiep, is de verlossende God van het Verbond in Christus onze Vader. Het is niet zonder reden, dat in het scheppingsbericht van Genesis 21 Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer. 2 Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. 3 En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht. 4 Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden. Ten tijde, dat de Here God aarde en hemel maakte, 5 - er was nog geen enkel veldgewas op de aarde, en er was nog geen enkel kruid des velds uitgesproten, want de Here God had het niet op de aarde doen regenen, en er was geen mens om de aardbodem te bewerken; 6 maar een damp steeg op uit de aarde en bevochtigde de gehele aardbodem - 7 toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen. 8 Voorts plantte de Here God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had. 9 Ook deed de Here God allerlei geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten; en de boom des levens in het midden van de hof, benevens de boom der kennis van goed en kwaad. 10 Er ontsprong in Eden een rivier om de hof te bevochtigen, en daar splitste zij zich in vier stromen. 11 De naam van de eerste is Pison; deze stroomt om het gehele land Chawila, waar het goud is; 12 en het goud van dat land is goed; daar is de balsemhars en de steen chrysopraas. 13 De naam van de tweede rivier is Gichon; deze stroomt om het gehele land Ethiopië. 14 De naam van de derde rivier is Tigris; deze stroomt ten oosten van Assur. En de vierde rivier is de Eufraat. 15 En de Here God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren. 16 En de Here God legde de mens het gebod op: Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten, 17 maar van de boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven. 18 En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past. 19 En de Here God formeerde uit de aardbodem al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht Hij het tot de mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten. 20 En de mens gaf namen aan al het vee, aan het gevogelte des hemels en aan al het gedierte des velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die bij hem paste. 21 Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. 22 En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens. 23 Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal "mannin" heten, omdat zij uit de man genomen is. 24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn. 25 En zij beiden waren naakt, de mens en zijn vrouw, maar zij schaamden zich voor elkander niet. reeds sprake is van de Naam: Héére God. Het is de Heere, Jahweh, de God van het Verbond, die alles heeft geschapen.
De God van de schepping is Dezelfde als de God van de verbondsgeschiedenis; Hij is de God van Zijn volk, de verlossende God van het verbond, die bekleed is met alle macht. De scheppingsgeschiedenis is dus het begin van de verbóndsgeschiedenis en ook in de onderhouding en de regering van alle dingen is werkzaam de God en Vader van onze Heere Jezus Christus. Daarom is het werk van de schepping en onderhouding ook Christocentrisch bepaald. Zeker, wij spreken wel van God de Váder en onze schepping, evengoed als wij spreken van God de Zoon en onze verlossing en van God de Heilige Geest en onze heiligmaking, maar dat betekent niet, dat het werk van de schepping uitsluitend aan de Vader moet worden toegekend terwijl de Zoon en de Heilige Geest daarbuiten staan. Nee, zo niet. Juist omdat God als Váder naar voren treedt in het werk van de schepping en de onderhouding der wereld, daarom is ook de Zoon in dat werk betrokken. Wij belijden de schepping als het werk van de Vader, maar dan dóór de Zoon en óm de Kerk, terwijl ook de Heilige Geest daarin Zijn plaats heeft. Achter alle heilsgeschiedenis, ook achter het evangelie van de schepping, staat de eeuwige raad en uitverkiezing van de drieënige God. De drie Goddelijke Personen hebben zich van eeuwigheid af verbonden tot de werken van schepping en herschepping. Wij kunnen dit niet begrijpen; het gaat ons verstand ver te boven. Maar de Schrift spreekt hier zeer duidelijk. En dat tot onze vertróósting.
In heel de heilsgeschiedenis, in schepping, verlossing en heiligmaking hebben wij steeds te doen met het handelen van de drieënige God, in Wie de Vader en de Zoon en de Heilige Geest zich van eeuwigheid af ten opzichte van elkaar gebonden hebben tot de werken van verlossing van de Kerk. Wie daarom over de drieënige God spreekt, spreekt altijd over die God, die Zijn volk heeft uitverkoren en die nu alles daarop laat uitlopen. Ja, achter alle heilsgebeuren staat de vrederaad van de drieënige God, die Zijn volk uitverkoren heeft. Wij moeten altijd goed in gedachte houden, dat wanneer wij spreken over de heilige Drieëenheid, wij daarin maar niet hebben te doen met iets dat bóven de Vader en de Zoon en de Heilige Geest staat, maar dat dit de drieënige God Zelf aanduidt, die tegelijkertijd als de Vader en als de Zoon en als de Heilige Geest optreedt in de heilsgeschiedenis.
Als de drieënige God openbaart God Zich in Zijn Woord. En zo komt Hij naar ons toe in de werken Zijner Handen; allereerst in het werk van de schepping. In dat Werk ontmoeten wij de levende God van het Verbond, die ons zeer nabij is. Want deze God immers is om Christus’ wil ónze God en ónze Vader geworden. Als Vader heeft Hij ons aangenomen tot Zijn kinderen en kan en wil Hij ons leven leiden en regeren van dag tot dag. Dit is dan ook de belofte, die ons in de heilige Doop wordt betekend en verzegeld. Immers, als wij gedoopt worden in de Naam van de Vader, zo betuigt en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, ons tot zijn kinderen en erfgenamen aanneemt en daarom van alle goed ons verzorgen en alle kwaad van ons weren of voor ons ten beste keren wil.
De enige waarachtige en eeuwige God, die alle dingen geschapen heeft en onderhoudt, die ook mijn leven leidt en regeert, is niet een verre, onbekende God, Hij is niet een starre, onbeweeglijke God, niet een grillige God die als een noodlot met ons speelt, maar Hij is ons zeer nabij, want Hij, de Schepper, Hij is de levende God van het Verbond, de levende God van de verbondsgeschiedenis, de drieënige God, de eeuwige Váder van Jezus Christus en daarom mijn God en mijn Vader! Als de waarachtige en eeuwige God staat Hij wel boven alle dingen, want Hij is de Schepper van dat alles, maar tegelijkertijd is Hij bij ons en met ons, want Hij is onze Váder; Hij is de God van het Verbond, de God van Abraham, Isaäk en Jacob, die reddend optreedt in de geschiedenis en die daarbij beschikt over scheppingskrachten. Zo mogen wij het scheppingsevangelie belijden tot onze troost. Hij, onze Vader, de Vader van onze Heere Jezus Christus en de Reddende God van Zijn Kerk, Hij is tegelijkertijd de Scheppergod, de Almachtige, die beschikt over scheppingskrachten en die daarmee als Vader uittrekt tot verlossing van Zijn verbondsgemeente. Hij is zo sterk als getrouw! En zie, zo brengt de Schrift het evangelie van de schepping dan ook altijd weer ter sprake. Die schepping is het werk van de enige, waarachtige en eeuwige God, die ons als Vader zeer nabij is in Jezus Christus, Zijn Zoon.
De Kerk mag en moet uit het evangelie van de schepping weten hoe machtig haar God en haar Vader is. Altijd weer is haar hulp in de Naam van die uitverkiezende en reddende Verbondsgod, die de hemel en de aarde heeft geschapen. Vandaar ook dat iemand als bijvoorbeeld de profeet Jesaja, wanneer hij het volk Gods wil vertroosten met het oog op de ellende van de komende ballingschap, telkens weer teruggrijpt op het evangelie van de schepping: “waarom zegt gij, o Jacob, en spreekt o Israël: mijn weg is voor de Heere verborgen en mijn recht gaat aan mijn God voorbij? Weet gij het niet, hebt gij het niet gehoord: Een eeuwig God is de Heere, Schépper van de einden der aarde! Hij wordt noch moede noch mat; zijn verstand is niet te doorgronden. Hij geeft de moede kracht en de machteloze vermeerdert Hij sterkte.” Straks in Zondag 926 Wat gelooft gij met deze woorden: “Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde?”
Dat de eeuwige Vader onzes Heeren Jezus Christus, Die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft, Die ook door Zijn eeuwigen raad en voorzienigheid ze nog onderhoudt en regeert, om Zijns Zoons Christus wil mijn God en mijn Vader is; op Welken ik alzo vertrouw, dat ik niet twijfel of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keren; dewijl Hij zulks doen kan als een almachtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader. werkt de Catechismus dat nog nader uit, maar nu mogen wij reeds constateren dat het scheppingsbericht in de Bijbel zijn plaats heeft in het evangelie der verlóssing. Want God de Schepper is de eeuwige Vader van Jezus Christus en daarmee en zo de verlossende God van het verbond, die reddend optreedt ter wille van Zijn gemeente, en die alle dingen voor ons laat meewerken ten goed.
2) En daarmee komen wij bij ons tweede punt: In Jezus Christus leren wij niet alleen God de Vader kennen, Die ons heeft geschapen, maar ook God de Zoon, Die ons heeft verlost. Jezus Christus Zelf is die goddelijke Zoon, Die ons door Zijn bloed heeft verlost van al onze zonden. Dankzij die Christus, het vleesgeworden Woord, geloven wij ook in God de Zoon en onze verlossing. “Gód de Zoon” zeggen wij en daarmee belijden wij, dat ook de Zoon waarachtig en eeuwig God is. In Jezus Christus komt Gód Zelf naar ons toe om ons te redden en wel als God de Zoon. Deze Zoon is evenals de Vader de enige en waarachtige God. Zeker, de Zoon is wel een ándere Persoon dan de Vader, Hij is de tweede Persoon in God, terwijl de Vader de eerste Persoon is. Maar al is de Zoon een andere Persoon, dan de Vader, Hij is niet een andere God. Want daar is maar één, enige God. “Hoor Israël, de Heere is onze God, de Heere als enige.” In Jesaja 44:66 Zo zegt de Here, de Koning en Verlosser van Israël, de Here der heerscharen: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste en buiten Mij is er geen God. lezen wij: “Zo zegt de Heere, de Koning en Verlosser van Israël, de Heere der heerscharen: Ik ben de eerste en de laatste en buiten Mij is er geen God.” En de apostel Paulus schrijft in 1 Korintiërs 8:44 Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén. “Wij weten dat er geen afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén!” Zo belijden wij de Heere onze God als de énige, waarachtige en eeuwige God, maar in deze God zijn drie onderscheiden Personen, Die wij niet met elkaar mogen vermengen en van hen is de Zoon de tweede Persoon, die dus ook evenals de Vader en de Heilige Geest de waarachtige en eeuwige God is. Het onderwijs van de Schriften is ook hier zeer duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. God de Zoon, is niet minder dan de Vader Zélf de waarachtige God. Als die God is Hij in Jezus van Nazareth naar ons toegekomen om ons te redden van al onze zonden. Ook op dit punt van het algemeen geloof heeft de Kerk altijd een zware strijd moeten voeren. Reeds de Joden wilden Jezus al niet aanvaarden als de Zoon van God, die van de Vader kwam en die áls de Vader de waarachtige God is. Naderhand stond de ketter Arius op, die Jezus Christus wel goddelijk wilde noemen en als de Zoon van God wilde erkennen, maar dat slechts in die zin, dat de Zoon het voornaamste schepsel van de Vader was, geschapen vóór alle dingen, maar dan toch geschapen en daarmee een schepsel en dus niet zelf waarachtig en eeuwig God. Op het concilie van Nicea in 325 en op dat van Constantinopel in 381 heeft de christelijke Kerk deze ketterij verworpen en daartegenover beleden, dat Jezus Christus Zelf God is: “God uit God, Licht uit Licht, geboren, niet gemaakt, van hetzélfde Wezen met de Vader, door Wie alle dingen gemaakt zijn; die om ons mensen en om onze zaligheid is nedergedaald uit de hemel en vlees is geworden van de Heilige Geest uit de maagd Maria!” En geliefden, wij belijden dat tot onze tróóst, tot onze záligheid. Wij hebben in het stuk van de verlossing maar niet te doen met mensen, ook niet met een supermens, die ver boven ons troont, maar met de drieënige God, de waarachtige en eeuwige God, die ons in de Zoon zeer nabij is gekomen; die in de Zoon ons vlees en bloed heeft aangenomen. Dat is de rijkdom van en de vastheid van onze verlossing! Onze verlossing ligt vast in God Zelf. Maar daarom ook zullen we het Schriftuurlijk onderwijs inzake Jezus Christus als de waarachtige God hebben vast te houden. En dat kan, want wij zeiden het al, de Schrift laat ons hier niet in het onzekere. Telkens weer komt naar voren dat Christus de waarachtige en eeuwige God is! Efeziërs 11 Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, die [te Efeze] zijn; 2 genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. 3 Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. 4 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. 5 In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, 6 tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde. 7 En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade, 8 welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle wijsheid en verstand, 9 door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met het welbehagen, dat Hij Zich in Hem had voorgenomen, 10 om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten, 11 in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil, 12 opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd. 13 In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte, 14 die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid. 15 Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen, 16 niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden, 17 opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen: 18 verlichte ogen [uws] harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen, 19 en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht, 20 die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, 21 boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. 22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, 23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt. en Kolossenzen 11 Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, en Timoteüs onze broeder, 2 aan de heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse: genade en vrede zij u van God, onze Vader. 3 Wij danken God, de Vader van onze Here Jezus [Christus], te allen tijde bij ons bidden voor u, 4 daar wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde, die gij al de heiligen toedraagt, 5 om de hoop, die voor u is weggelegd in de hemelen. Daarvan hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, 6 dat tot u gekomen is. Immers, in de gehele wereld draagt het vrucht en wast het op, zoals ook bij u, sedert de dag, dat gij het gehoord hebt en de genade Gods in waarheid hebt leren kennen; 7 zoals gij het vernomen hebt van Epafras, onze geliefde mededienstknecht, die voor u een getrouw dienaar van Christus is, 8 en ons ook kenbaar gemaakt heeft uw liefde in de Geest. 9 Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, 10 om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. 11 Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, 12 en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht. 13 Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, 14 in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden. 15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, 16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; 17 en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; 18 en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. 19 Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, 20 en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is. 21 Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, 22 in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich te stellen, 23 indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben. 24 Thans verblijd ik mij over hetgeen ik om uwentwil lijd, en vul ik in mijn vlees aan wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente. 25 Haar dienaar ben ik geworden krachtens de bediening, die mij door God is toevertrouwd, om onder u het woord van God tot zijn volle recht te doen komen, 26 het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard aan zijn heiligen. 27 Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid. 28 Hem verkondigen wij, wanneer wij ieder mens terechtwijzen en ieder mens onderrichten in alle wijsheid, om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn. 29 Hiervoor span ik mij ook in, onder zware strijd, naar zijn werking, die in mij werkt met kracht. en Hebreeën 11 Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, 2 heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. 3 Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge, 4 zóveel machtiger geworden dan de engelen, als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft. 5 Immers, tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Mijn Zoon zijt gij; Ik heb U heden verwekt? En wederom: Ik zal Hem tot Vader zijn, en Hij zal Mij tot Zoon zijn. 6 En wanneer Hij wederom de eerstgeborene in de wereld brengt, spreekt Hij: En Hem moeten alle engelen Gods huldigen. 7 En van de engelen zegt Hij: Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een vuurvlam; 8 maar van de Zoon: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid en de scepter der rechtmatigheid is de scepter van zijn koningschap. 9 Gerechtigheid hebt Gij liefgehad en ongerechtigheid hebt Gij gehaat; daarom heeft U, o God, uw God met vreugdeolie gezalfd boven uw deelgenoten. 10 En: Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen; 11 die zullen vergaan, maar Gij blijft; en zij zullen alle als een kleed verslijten, 12 en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld worden; maar Gij zijt dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden. 13 En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten? 14 Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven? en vooral ook Johannes 11 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. 6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; 7 deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. 8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. 9 Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld. 10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. 14 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. 15 Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik. 16 Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade; 17 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen. 19 En dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en Levieten tot hem zonden om hem te vragen: Wie zijt gij? 20 En hij beleed en ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. 21 En zij vroegen hem: Wat dan? Zijt gij Elia? En hij zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. 22 Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? Wij moeten toch antwoord geven aan hen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf? 23 Hij zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de profeet Jesaja gesproken heeft. 24 En er waren sommigen afgezonden uit de Farizeeën. 25 En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Waarom doopt gij dan, indien gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet? 26 Johannes antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; midden onder u staat Hij, van wie gij niet weet, 27 Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken. 28 Dit geschiedde te Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte. 29 De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. 31 En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met water. 32 En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33 En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. 34 En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is. 35 De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen. 36 En toen hij Jezus zag gaan, zeide hij: Zie, het lam Gods! 37 En de twee discipelen hoorden hem dat zeggen en volgden Jezus. 38 Maar Jezus keerde Zich om en zag, dat zij Hem volgden, en Hij zeide tot hen: 39 Wat zoekt gij? Zij zeiden tot Hem: Rabbi - wat, vertaald, wil zeggen: Meester - , waar houdt Gij verblijf? 40 Hij sprak tot hen: Komt en gij zult het zien. Zij kwamen dan en zagen, waar Hij verblijf hield, en zij bleven die dag bij Hem; het was omstreeks het tiende uur. 41 Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren; 42 deze vond eerst zijn broeder Simon en zeide tot hem: Wij hebben gevonden de Messias, wat betekent: Christus. 43 Hij leidde hem tot Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Johannes, gij zult heten Kefas, wat vertaald wordt met Petrus. 44 De volgende dag wilde Hij naar Galilea vertrekken en Hij vond Filippus. En Jezus zeide tot hem: Volg Mij. 45 Filippus nu was uit Betsaïda, de stad van Andreas en Petrus. 46 Filippus vond Natanaël en zeide tot hem: Wij hebben Hem gevonden, van wie Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten, Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret. 47 En Natanaël zeide tot hem: Kan uit Nazaret iets goeds komen? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. 48 Jezus zag Natanaël tot Zich komen en zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is! 49 Natanaël zeide tot Hem: Vanwaar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgeboom. 50 Natanaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël! 51 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik tot u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgeboom, gelooft gij? Gij zult grotere dingen zien dan deze. 52 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ulieden, gij zult de hemel open zien en de engelen Gods opstijgen en nederdalen op de Zoon des mensen. spreken hier duidelijk. Efeziërs 11 Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, aan de heiligen en gelovigen in Christus Jezus, die [te Efeze] zijn; 2 genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus. 3 Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. 4 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. 5 In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil, 6 tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde. 7 En in Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade, 8 welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle wijsheid en verstand, 9 door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met het welbehagen, dat Hij Zich in Hem had voorgenomen, 10 om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten, 11 in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil, 12 opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd. 13 In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de heilige Geest der belofte, 14 die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid. 15 Daarom houd ook ik, gehoord hebbende van uw geloof in de Here Jezus en van uw liefde tot al de heiligen, 16 niet op te danken, u gedenkende bij mijn gebeden, 17 opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u geve de Geest van wijsheid en van openbaring om Hem recht te kennen: 18 verlichte ogen [uws] harten, zodat gij weet, welke hoop zijn roeping wekt, hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen, 19 en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht, 20 die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, 21 boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. 22 En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, 23 die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt. zegt dat God ons heeft uitverkoren in Chrístus van voor de grondlegging der wereld, terwijl vers 1010 om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten. zegt dat God alles wil samenvatten onder één Hoofd, Chrístus. Die Christus is volgens Kolossenzen 11 Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, en Timoteüs onze broeder, 2 aan de heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse: genade en vrede zij u van God, onze Vader. 3 Wij danken God, de Vader van onze Here Jezus [Christus], te allen tijde bij ons bidden voor u, 4 daar wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde, die gij al de heiligen toedraagt, 5 om de hoop, die voor u is weggelegd in de hemelen. Daarvan hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, 6 dat tot u gekomen is. Immers, in de gehele wereld draagt het vrucht en wast het op, zoals ook bij u, sedert de dag, dat gij het gehoord hebt en de genade Gods in waarheid hebt leren kennen; 7 zoals gij het vernomen hebt van Epafras, onze geliefde mededienstknecht, die voor u een getrouw dienaar van Christus is, 8 en ons ook kenbaar gemaakt heeft uw liefde in de Geest. 9 Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, 10 om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. 11 Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, 12 en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht. 13 Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, 14 in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden. 15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, 16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; 17 en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem; 18 en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. 19 Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, 20 en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is. 21 Ook u, die eertijds vervreemd en vijandig gezind waart blijkens uw boze werken, heeft Hij thans weder verzoend, 22 in het lichaam zijns vlezes, door de dood, om u heilig en onbesmet en onberispelijk vóór Zich te stellen, 23 indien gij slechts wel gegrond en standvastig blijft in het geloof en u niet laat afbrengen van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel, en waarvan ik, Paulus, een dienaar geworden ben. 24 Thans verblijd ik mij over hetgeen ik om uwentwil lijd, en vul ik in mijn vlees aan wat ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente. 25 Haar dienaar ben ik geworden krachtens de bediening, die mij door God is toevertrouwd, om onder u het woord van God tot zijn volle recht te doen komen, 26 het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard aan zijn heiligen. 27 Hun heeft God willen bekendmaken, hoe rijk de heerlijkheid van dit geheimenis is onder de heidenen: Christus onder u, de hoop der heerlijkheid. 28 Hem verkondigen wij, wanneer wij ieder mens terechtwijzen en ieder mens onderrichten in alle wijsheid, om ieder mens in Christus volmaakt te doen zijn. 29 Hiervoor span ik mij ook in, onder zware strijd, naar zijn werking, die in mij werkt met kracht. het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en op de aarde zijn; ja, Hij is vóór alle dingen en alle dingen hebben hun bestaan in Hem! Wij kennen verder allemaal wel Johannes 11 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. 6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; 7 deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden. 8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. 9 Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld. 10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. 11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. 12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn. 14 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. 15 Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik. 16 Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade; 17 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen. 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen. 19 En dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en Levieten tot hem zonden om hem te vragen: Wie zijt gij? 20 En hij beleed en ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. 21 En zij vroegen hem: Wat dan? Zijt gij Elia? En hij zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen. 22 Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? Wij moeten toch antwoord geven aan hen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf? 23 Hij zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de profeet Jesaja gesproken heeft. 24 En er waren sommigen afgezonden uit de Farizeeën. 25 En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Waarom doopt gij dan, indien gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet? 26 Johannes antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; midden onder u staat Hij, van wie gij niet weet, 27 Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken. 28 Dit geschiedde te Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte. 29 De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. 30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. 31 En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met water. 32 En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33 En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. 34 En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is. 35 De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen. 36 En toen hij Jezus zag gaan, zeide hij: Zie, het lam Gods! 37 En de twee discipelen hoorden hem dat zeggen en volgden Jezus. 38 Maar Jezus keerde Zich om en zag, dat zij Hem volgden, en Hij zeide tot hen: 39 Wat zoekt gij? Zij zeiden tot Hem: Rabbi - wat, vertaald, wil zeggen: Meester - , waar houdt Gij verblijf? 40 Hij sprak tot hen: Komt en gij zult het zien. Zij kwamen dan en zagen, waar Hij verblijf hield, en zij bleven die dag bij Hem; het was omstreeks het tiende uur. 41 Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren; 42 deze vond eerst zijn broeder Simon en zeide tot hem: Wij hebben gevonden de Messias, wat betekent: Christus. 43 Hij leidde hem tot Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Johannes, gij zult heten Kefas, wat vertaald wordt met Petrus. 44 De volgende dag wilde Hij naar Galilea vertrekken en Hij vond Filippus. En Jezus zeide tot hem: Volg Mij. 45 Filippus nu was uit Betsaïda, de stad van Andreas en Petrus. 46 Filippus vond Natanaël en zeide tot hem: Wij hebben Hem gevonden, van wie Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten, Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret. 47 En Natanaël zeide tot hem: Kan uit Nazaret iets goeds komen? Filippus zeide tot hem: Kom en zie. 48 Jezus zag Natanaël tot Zich komen en zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is! 49 Natanaël zeide tot Hem: Vanwaar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgeboom. 50 Natanaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël! 51 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik tot u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgeboom, gelooft gij? Gij zult grotere dingen zien dan deze. 52 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ulieden, gij zult de hemel open zien en de engelen Gods opstijgen en nederdalen op de Zoon des mensen., de eerste verzen: “In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord wás God, dit was in den beginne bij God.” Deze en soortgelijke Schriftgegevens behoeven bij ons geen twijfel te laten inzake Jezus Christus als de waarachtige God. Ja, déze is de waarachtige God en het eeuwige leven! Zeker, Hij, Jezus Christus is ook waarachtig mens, Hij is mens gewórden en Hij heeft tijdens Zijn vernedering de heerlijkheid van Zijn Godheid afgelegd; Hij heeft Zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Maar Hij is toch de waarachtige God gebleven! Hij wás God en Hij ís God, ook al heeft Hij tevens een, eindige, beperkte menselijke natuur aangenomen, waardoor Hij onze Middelaar kon zijn, die voor ons is gestorven uit de zwakheid van zijn vlees en Die ons juist zo als de waarachtige God van onze zonden heeft vrijgemaakt met Zijn kostbaar bloed, het bloed van de Zoon van God, dat van oneindige kracht en waardigheid is! Hij, Die Zijn leven voor ons opofferde is Zelf God, en daarom is Hij de garantie van ons eeuwig behoud! Al degenen, die aan dit waarachtige God-zijn van Jezus Christus afdoen, die houden in Hem geen Middelaar en Verlosser over; alleen nog maar een mens, een supermens, een edel mens, een grote held of iets dergelijks, die wij dan op eigen krachten moeten navolgen! De Schrift echter leert ons, dat Christus juist omdat Hij waarachtig God is, de kracht heeft om de genade van God voor ons te verwerven en onder ons uit te delen! Zo belijden wij Hem als waarachtig mens, maar ook als waarachtig God. Nog eens: ook dit gaat ons verstand te boven. Het humanisme en bijvoorbeeld de leer van de Jehova’s getuigen, die Jezus slechts als een voorbeeldig mens willen zien, willen dan ook met hun verstand heersen over het getuigenis van de Schriften. Maar dat brengt geen verlossingsboodschap, alleen maar een Jezus, die voor ons een model is, terwijl de mens dan zelf zijn eigen heil moet bewerken. Bij zo’n leer wordt de mens al groter omdat hij in staat zou zijn het voorbeeld van Jezus na te volgen. Het evangelie echter predikt ons dat onze ellende zo diep is, dat wij dóód zijn in zonden. Alleen Gód kan ons redden, de drieënige God, en Hij doet dat in de Zoon, die waarachtig mens is geworden maar die ook waarachtig Gód is, en die daarom kan en wil en zal redden allen die Hem zo belijden. Deze Zoon in de drieënige God heeft Zich laten zenden door de Vader en Hij heeft ons vlees en bloed aangenomen door de werking van de Heilige Geest uit de maagd Maria. In Zijn gemeenschap mogen en kunnen wij, zondige mensen, verkeren, door het geloof en zo hebben wij door Hem vrede met God. Het is de vrede, die Christus voor ons verwierf en die de Heilige Geest aan ons uitdeelt.
3) En daarmee zijn wij bij ons derde punt: ons geloof in God de Heilige Geest en onze heiligmaking. Ja, wij geloven ook in de Heilige Geest, die tezamen met de Vader en de Zoon de waarachtige en eeuwige God is. De Heilige Geest is dus maar niet enkel een kracht, die van God uitgaat, maar Hij is een goddelijke Persoon, Zelf God, die het werk van de Vader en de Zoon tot voltooiing brengt. Hij is de Geest, die van de Vader en de Zoon uitgaat en als zodanig de derde Persoon in de drieënige God; een Zelfstandige Persoon dus, aan Wie dezelfde eer toekomt als aan de Vader en de Zoon, zoals onder andere ook blijkt uit de doopsformule, die Christus ons heeft voorgeschreven. Bij de schepping treedt de Geest dan ook handelend op en in de geschiedenis van Israël blijkt dat profeten en koningen met die Geest gezalfd zijn. Ook Jezus Christus is met die Geest gezalfd en op Pinksteren wordt Hij uitgestort over de gemeente van het Nieuwe Verbond. Die Geest belijden wij als onze Heiligmaker. Nu, dat betekent dat Hij het is die ons brengt tot geloof in de ene, waarachtige God. En dat doet die Geest door ons geloof te richten op Jezus Christus, de Middelaar, die ons van God is geschonken! De Heere Jezus zegt dan ook van de Heilige Geest, die zou komen: “Hij zal het uit het Míjne nemen en het u verkondigen”. De gemeenschap met God, die de Heilige Geest ons door het geloof schenkt, is dus altijd de gemeenschap door Jezus Christus, de Zoon van God, Die vlees is geworden! Zonder deze Christus, het vleesgeworden Woord, is geen gemeenschap met God mogelijk! Anders dan zo werkt de Heilige Geest die gemeenschap dan ook nooit! Hij is de Geest, die uitgaat van de Vader, maar ook ván de Zoon! En als wij dat zo belijden, dan betekent dat, dat de Heilige Geest dat werk van de heiligmaking in ons volbrengt door de Heilige Schrift, door het Woord, dat van de Zoon getuigt!; het Woord, dat ons de Zoon verkondigt als onze Verbondsmiddelaar! De Heilige Geest drijft ons altijd uit naar de Zoon, die ons in het evangelie wordt gepredikt; Hij richt ons geloof op het werk van de Christus, de Gekruisigde en Verheerlijkte Heere, van welke Christus de Schriften getuigen. En daarom is er geen gemeenschap met de drieënige God tenzij dan door het Woord, door de prediking van het Woord. Wie zich van dat Woord losmaakt, van die prediking, die maakt zich los van Christus, de Zoon, en daarmee zo van de Heilige Geest, Die als de Geest van de Vader én van de Zoon, altijd werkt door het Woord van de Zoon, het heilig evangelie! Dat evangelie, zoals dat tot ons komt in de prediking en sacramenten, is daarom nooit een dode letter, maar het is een levendmakend evangelie, want het is het instrument van de levendmakende Geest, waarvan Hij Zich bedient om dode harten te brengen tot geloof en bekering. Ja, in het evangelie komen naar ons toe de heiligende krachten, de vernieuwende en geloof werkende krachten van die Geest, die Zelf God is. Geloven in de Heilige Geest betekent daarom altijd blijven bij het Woord, bij het evangelie van Jezus de Christus, de Zoon van God. Wie dat evangelie bewaart, die mag daarin genieten de zaligheid die er door Christus is in de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, de enige, waarachtige en eeuwige God. In die God, de levende God, de God van het Verbond, ligt ons behoud rotsvast. Hij blijft getrouw, want Zichzelf verloochenen kan Hij niet! Hij is de Heere, Jahweh, de onveranderlijke God van het Verbond, gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid.
Amen.