Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


artikelen:1980_artikelenserie-over-de-verklaring-van-gevoelen-uit-1943

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
artikelen:1980_artikelenserie-over-de-verklaring-van-gevoelen-uit-1943 [20-08-2024 om 00.02 uur] ds. J.H. Zwartartikelen:1980_artikelenserie-over-de-verklaring-van-gevoelen-uit-1943 [03-09-2024 om 14.54 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 74: Regel 74:
 In ons vorig artikel hebben we in grote lijnen iets laten zien van de stand van zaken met betrekking tot het verbond gedurende de 17<sup>e</sup> en 18<sup>e</sup> eeuw. We zagen hoe binnen de Gereformeerde Kerk de leer over het verbond hoe langer hoe meer werd scheefgetrokken. In de prediking kwam de vastheid van het verbond op de achtergrond te staan doordat alle nadruk werd gelegd op eigen vroomheid en zielservaringen. Je moest naar jezelf kijken om er zeker van te kunnen worden of je een kind van God was en was opgenomen in het verbond. Een in wezen doperse en mystieke stroming kreeg de overhand. In ons vorig artikel hebben we in grote lijnen iets laten zien van de stand van zaken met betrekking tot het verbond gedurende de 17<sup>e</sup> en 18<sup>e</sup> eeuw. We zagen hoe binnen de Gereformeerde Kerk de leer over het verbond hoe langer hoe meer werd scheefgetrokken. In de prediking kwam de vastheid van het verbond op de achtergrond te staan doordat alle nadruk werd gelegd op eigen vroomheid en zielservaringen. Je moest naar jezelf kijken om er zeker van te kunnen worden of je een kind van God was en was opgenomen in het verbond. Een in wezen doperse en mystieke stroming kreeg de overhand.
  
-Dan komt 1834, een belangrijk jaar. Het is het jaar van de Afscheiding. In Ulrum begonnen, breidde deze zich in betrekkelijk korte tijd over het hele land uit. Door deze Afscheiding maakte de Heere zijn kerk in ons land vrij van de vals geworden Hervormde Kerk en bracht Hij haar terug onder de alleenheerschappij van zijn Woord. Die terugkeer opende ook weer het zicht op de Schriftuurlijke leer van het verbond, zoals die ten tijde van de grote Reformatie in de 16<sup>e</sup> eeuw was beleden. Niet alsof de dingen hier nu in één keer weer duidelijk en bijbels werden gesteld. Daarvoor was een groeiproces nodig, waar vele jaren over heen gingen. Aanvankelijk was er binnen de Afgescheiden kerken veel verwarring en onenigheid en ook nog veel verkeerd spreken over het verbond. Dit laatste was er vooral onder de zogenaamde Drentse richting met als voornaamste leider ds. H. Joffers en daarom ook wel de Joffers-partij genoemd. Binnen deze richting sloot men zich nog in sterke mate aan bij de reeds genoemde verbondsbeschouwingen uit de tijd van de Nadere Reformatie. Men beriep zich daarvoor op Hendrik de Cock, de ‘vader’ van de Afscheiding en dit beroep was niet geheel ten onrechte. Want inderdaad treffen we bij De Cock een gelijkstelling aan van verbond en verkiezing in overeenstemming met de 17<sup>e</sup> en 18<sup>e</sup> eeuwse theologie. Zo nu stelde ook de Drentse richting, dat alleen de uitverkorenen de eigenlijke bondelingen zijn. Joffers en zijn medestanders redeneerden geheel en al vanuit de verkiezing Gods en wilden daarom niet weten van een //welnemend aanbod der genade// in de prediking van het evangelie aan een ieder, tot wie die prediking komt. Joffers poneert voorts de stelling, dat het genadeverbond reeds in de eeuwigheid werd opgericht en dat het in de tijd alleen maar wordt bekendgemaakt. Wat de Bijbel het oprichten van het verbond noemt, is volgens Joffers niet meer dan het //bekendmaken// ervan. Die bekendmaking nam een aanvang in het paradijs en werd voltooid in Christus, terwijl die bekendmaking vandaag tot ons komt in de Heilige Schrift. Daarnaast zijn de sacramenten er om het verbond te bevestigen. Die bevestiging geldt dan alleen de uitverkorenen, aldus Joffers. Voor de niet-uitverkorenen is de doop niet meer dan een ‘bloot teken’. Zij worden slechts gedoopt op grond van Gods //bevel//, terwijl de uitverkorenen worden gedoopt op grond van Gods bevel //en van zijn belofte//.+Dan komt 1834, een belangrijk jaar. Het is het jaar van de Afscheiding. In Ulrum begonnen, breidde deze zich in betrekkelijk korte tijd over het hele land uit. Door deze Afscheiding maakte de Heere zijn kerk in ons land vrij van de vals geworden Hervormde Kerk en bracht Hij haar terug onder de alleenheerschappij van zijn Woord. Die terugkeer opende ook weer het zicht op de Schriftuurlijke leer van het verbond, zoals die ten tijde van de grote Reformatie in de 16<sup>e</sup> eeuw was beleden. Niet alsof de dingen hier nu in één keer weer duidelijk en bijbels werden gesteld. Daarvoor was een groeiproces nodig, waar vele jaren over heen gingen. Aanvankelijk was er binnen de Afgescheiden kerken veel verwarring en onenigheid en ook nog veel verkeerd spreken over het verbond. Dit laatste was er vooral onder de zogenaamde Drentse richting met als voornaamste leider ds. H. Joffers en daarom ook wel de Joffers-partij genoemd. Binnen deze richting sloot men zich nog in sterke mate aan bij de reeds genoemde verbondsbeschouwingen uit de tijd van de Nadere Reformatie. Men beriep zich daarvoor op Hendrik de Cock, de ‘vader’ van de Afscheiding en dit beroep was niet geheel ten onrechte. Want inderdaad treffen we bij De Cock een gelijkstelling aan van verbond en verkiezing in overeenstemming met de 17<sup>e</sup> en 18<sup>e</sup> eeuwse theologie. Zo nu stelde ook de Drentse richting, dat alleen de uitverkorenen de eigenlijke bondelingen zijn. Joffers en zijn medestanders redeneerden geheel en al vanuit de verkiezing Gods en wilden daarom niet weten van een //welmenend aanbod der genade// in de prediking van het evangelie aan een ieder, tot wie die prediking komt. Joffers poneert voorts de stelling, dat het genadeverbond reeds in de eeuwigheid werd opgericht en dat het in de tijd alleen maar wordt bekendgemaakt. Wat de Bijbel het oprichten van het verbond noemt, is volgens Joffers niet meer dan het //bekendmaken// ervan. Die bekendmaking nam een aanvang in het paradijs en werd voltooid in Christus, terwijl die bekendmaking vandaag tot ons komt in de Heilige Schrift. Daarnaast zijn de sacramenten er om het verbond te bevestigen. Die bevestiging geldt dan alleen de uitverkorenen, aldus Joffers. Voor de niet-uitverkorenen is de doop niet meer dan een ‘bloot teken’. Zij worden slechts gedoopt op grond van Gods //bevel//, terwijl de uitverkorenen worden gedoopt op grond van Gods bevel //en van zijn belofte//.
  
-Tegenover de Drentse richting stond de zogenaamde Gelderse richting, die een man als ds. Brummelkamp als vertegenwoordiger had. Deze richting had vooral – en terecht – als bezwaar tegen de Drentse opvatting, dat daarin tekort wordt gedaan aan de ernst van de evangelieprediking. Brummelkamp en de zijnen ontkenden allerminst de uitverkiezing, maar zij handhaafden tegelijkertijd het via de evangelieprediking tot ieder komend welnemend aanbod der genade.+Tegenover de Drentse richting stond de zogenaamde Gelderse richting, die een man als ds. Brummelkamp als vertegenwoordiger had. Deze richting had vooral – en terecht – als bezwaar tegen de Drentse opvatting, dat daarin tekort wordt gedaan aan de ernst van de evangelieprediking. Brummelkamp en de zijnen ontkenden allerminst de uitverkiezing, maar zij handhaafden tegelijkertijd het via de evangelieprediking tot ieder komend welmenend aanbod der genade.
  
 Beklemtoond werd, dat de Heere het geloof niet alleen geeft, maar dat Hij het ook //eist//. Verbondsprediking is niet alleen prediking van de belofte voor wie gelooft, maar ook prediking van //de eis om te geloven// en //van de dreiging// voor wie geloof weigert. Met betrekking tot de doop werd binnen de Gelderse richting duidelijk gesteld, dat de doop de belofte van het genadeverbond “betekent en verzegelt en wel aan //alle// kinderen der gelovigen zonder enig onderscheid, aan het gansche zaad der kerk”. Met nadruk wordt verworpen de gedachte, dat deze belofte alleen aan de //uitverkorenen// onder de te dopen kinderen zou toekomen. Nee, zo lezen we: “iedere gedoopte ontvangt immers den doop, in den naam van de Drieënige God, derhalve gelden ook //hem// de beloften; trouwens, indien deze belofte niet aan ieder wettig gedoopte betekend en verzegeld werd, maar misschien slechts aan één uit duizenden doopelingen, dan zou de gehele doop slechts een ijdele ceremonie zijn en zelfs een erge misleiding. Bovendien, dan kon ze niemand tot troost of nut verstrekken, voor en aleer men van zijn verkiezing verzekerd was”. Ook lezen we: “De gedoopten, die de belofte Gods door ongeloof verwerpen en de rijkdom der genade, in het sacrament afgebeeld, versmaden; zij, die in onbekeerlijkheid en zondezin voortleven, ontvangen volgens de natuur van het verbond, nimmer het goed en de zegen van het verbond, maar integendeel, de vloek van het verbond. Dat is dan ook de reden, dat talloos velen wel de belofte, maar nimmer het goed van het verbond, in de belofte toegezegd, deelachtig worden”. Daarbij wordt zeer duidelijk geleerd, dat de oorzaak van dit niet ontvangen van de zegen van het verbond niet hierin gezocht moet worden, dat God aan de ene gedoopte zijn belofte wel heeft gegeven en aan de andere niet. Maar hierin, dat de goddelijke beloften niet //onvoorwaardelijk// bij de doop zijn ingegeven, betekend en verzegeld, maar //onder de voorwaarde// van geloof en bekering. Beklemtoond werd, dat de Heere het geloof niet alleen geeft, maar dat Hij het ook //eist//. Verbondsprediking is niet alleen prediking van de belofte voor wie gelooft, maar ook prediking van //de eis om te geloven// en //van de dreiging// voor wie geloof weigert. Met betrekking tot de doop werd binnen de Gelderse richting duidelijk gesteld, dat de doop de belofte van het genadeverbond “betekent en verzegelt en wel aan //alle// kinderen der gelovigen zonder enig onderscheid, aan het gansche zaad der kerk”. Met nadruk wordt verworpen de gedachte, dat deze belofte alleen aan de //uitverkorenen// onder de te dopen kinderen zou toekomen. Nee, zo lezen we: “iedere gedoopte ontvangt immers den doop, in den naam van de Drieënige God, derhalve gelden ook //hem// de beloften; trouwens, indien deze belofte niet aan ieder wettig gedoopte betekend en verzegeld werd, maar misschien slechts aan één uit duizenden doopelingen, dan zou de gehele doop slechts een ijdele ceremonie zijn en zelfs een erge misleiding. Bovendien, dan kon ze niemand tot troost of nut verstrekken, voor en aleer men van zijn verkiezing verzekerd was”. Ook lezen we: “De gedoopten, die de belofte Gods door ongeloof verwerpen en de rijkdom der genade, in het sacrament afgebeeld, versmaden; zij, die in onbekeerlijkheid en zondezin voortleven, ontvangen volgens de natuur van het verbond, nimmer het goed en de zegen van het verbond, maar integendeel, de vloek van het verbond. Dat is dan ook de reden, dat talloos velen wel de belofte, maar nimmer het goed van het verbond, in de belofte toegezegd, deelachtig worden”. Daarbij wordt zeer duidelijk geleerd, dat de oorzaak van dit niet ontvangen van de zegen van het verbond niet hierin gezocht moet worden, dat God aan de ene gedoopte zijn belofte wel heeft gegeven en aan de andere niet. Maar hierin, dat de goddelijke beloften niet //onvoorwaardelijk// bij de doop zijn ingegeven, betekend en verzegeld, maar //onder de voorwaarde// van geloof en bekering.
Regel 151: Regel 151:
 Om andere gewichtige redenen, waarover wij hier niet doorspreken, heeft hij op een later tijdstip zich toch aan verdere medewerking onttrokken. Het duurde lange tijd voordat de commissie met haar rapport klaar was. Inmiddels was in mei 1940 de oorlog over ons land gekomen. Dit was voor de synode reden om van plaats van samenkomst te veranderen. Voortaan hield zij vergaderingen te Utrecht. In augustus 1940 kwamen de //‘leergeschillen’// weer ter sprake op de synode. Om andere gewichtige redenen, waarover wij hier niet doorspreken, heeft hij op een later tijdstip zich toch aan verdere medewerking onttrokken. Het duurde lange tijd voordat de commissie met haar rapport klaar was. Inmiddels was in mei 1940 de oorlog over ons land gekomen. Dit was voor de synode reden om van plaats van samenkomst te veranderen. Voortaan hield zij vergaderingen te Utrecht. In augustus 1940 kwamen de //‘leergeschillen’// weer ter sprake op de synode.
  
-De commissie deelde toen mee, dat zij binnen enkele weken haar rapport klaar zou hebben, zodat besloten werd om op 24 september tot de behandeling van de ‘leergschillen’ over te gaan. Door allerlei oorzaak onder andere de gevangenschap van Schilder, als gevolg waarvan hij een nog toegezegd rapport niet kan inzenden, werd de behandeling echter opgeschort. Intussen wamen er wel verschillende kerken en ook van twee provinciale synodes brieven binnen, waarin dringend werd gevraagd om vanwege de oorlogsomstandigheden de zaak van de ‘leergeschillen’ van het agendum af te voeren.+De commissie deelde toen mee, dat zij binnen enkele weken haar rapport klaar zou hebben, zodat besloten werd om op 24 september tot de behandeling van de ‘leergeschillen’ over te gaan. Door allerlei oorzaak onder andere de gevangenschap van Schilder, als gevolg waarvan hij een nog toegezegd rapport niet kan inzenden, werd de behandeling echter opgeschort. Intussen wamen er wel verschillende kerken en ook van twee provinciale synodes brieven binnen, waarin dringend werd gevraagd om vanwege de oorlogsomstandigheden de zaak van de ‘leergeschillen’ van het agendum af te voeren.
  
 Ook door synodeleden werden herhaalde malen voorstellen ingediend, die hetzelfde beoogden. Ook door synodeleden werden herhaalde malen voorstellen ingediend, die hetzelfde beoogden.
Regel 184: Regel 184:
 Gaan we deze gravamina (=bezwaarschriften) na, dan komt duidelijk naar voren wat steeds weer de zaak is, waarvoor de bezwaarschriften streden, om namelijk niet alleen de //Verbondsbelofte//, maar ook //de eis// en //de dreiging// van het verbond te handhaven. Zo bijvoorbeeld in het tweede van de beide gezamenlijke bezwaarschriften. De schrijvers keren zich tegen het feit, dat de Toelichting niet van verbondsbreuk spreekt. ‘De uitverkorenen kunnen immers dankzij de genade der volharding der heiligen het verbond nimmer breken; de ongelovige gedoopten kunnen het evenmin, omdat ze nimmer wezenlijk tot het verbond behoorden. Hun zonde maakt dan alleen openbaar, dat ze eigenlijk nooit tot het verbond hebben behoord’. Het standpunt van de Toelichting maakt het inderdaad onmogelijk om nog langer van verbondsbreuk te spreken. Maar, zo stelt het gravamen daar tegenover: Gaan we deze gravamina (=bezwaarschriften) na, dan komt duidelijk naar voren wat steeds weer de zaak is, waarvoor de bezwaarschriften streden, om namelijk niet alleen de //Verbondsbelofte//, maar ook //de eis// en //de dreiging// van het verbond te handhaven. Zo bijvoorbeeld in het tweede van de beide gezamenlijke bezwaarschriften. De schrijvers keren zich tegen het feit, dat de Toelichting niet van verbondsbreuk spreekt. ‘De uitverkorenen kunnen immers dankzij de genade der volharding der heiligen het verbond nimmer breken; de ongelovige gedoopten kunnen het evenmin, omdat ze nimmer wezenlijk tot het verbond behoorden. Hun zonde maakt dan alleen openbaar, dat ze eigenlijk nooit tot het verbond hebben behoord’. Het standpunt van de Toelichting maakt het inderdaad onmogelijk om nog langer van verbondsbreuk te spreken. Maar, zo stelt het gravamen daar tegenover:
  
-> “Met een dergelijke constructie moet men toch aan duidelijke uitspraken van de Schrift geweld doen. Hoe menigmaal spreekt de Schrift niet over verbondsbreuk! Dat verbond kan verbroken worden en wordt metterdaad verbroken door één der in het verbond opgenomenen, door iemand van het verbond (Gen. 17:14); door het huis Israëls en het huis van Juda (Jer. 11:10); door Jeruzalem (Ezech. 16:59); door de koning van Juda (Ezech. 17:19). Met dezelfde betekenis wordt er gesproken van het vernietigen van het verbond door het volk des verbonds (Lev.26:15; Deut.31:16,20; Jes. 24:5; Jer. 31:32). En ook als er gesproken wordt over het ontheiligen van het verbond (Mal.2:10) of menigmaal ook van het overtreden van het verbond (Joz. 23:16; Richt. 2:20; 2 Kon. 18:12; Jer. 34:18; Hos. 6:7; 8:1), of van het niet houden van het verbond door de kinderen van Efraim (Ps. 78:10) of door Salomo (1 Kon. 11:11) is er sprake van de zonde van verbondsbreuk.”+> “Met een dergelijke constructie moet men toch aan duidelijke uitspraken van de Schrift geweld doen. Hoe menigmaal spreekt de Schrift niet over verbondsbreuk! Dat verbond kan verbroken worden en wordt metterdaad verbroken door één der in het verbond opgenomenen, door iemand van het verbond (Gen. 17:14); door het huis Israëls en het huis van Juda (Jer. 11:10); door Jeruzalem (Ezech. 16:59); door de koning van Juda (Ezech. 17:19). Met dezelfde betekenis wordt er gesproken van het vernietigen van het verbond door het volk des verbonds (Lev. 26:15; Deut. 31:16,20; Jes. 24:5; Jer. 31:32). En ook als er gesproken wordt over het ontheiligen van het verbond (Mal. 2:10) of menigmaal ook van het overtreden van het verbond (Joz. 23:16; Richt. 2:20; 2 Kon. 18:12; Jer. 34:18; Hos. 6:7; 8:1), of van het niet houden van het verbond door de kinderen van Efraim (Ps. 78:10) of door Salomo (1 Kon. 11:11) is er sprake van de zonde van verbondsbreuk.”
  
 Even verder lezen we in hetzelfde bezwaarschrift: Even verder lezen we in hetzelfde bezwaarschrift:
  
-> “Op grond van deze Schriftgegevens hebben de Reformatoren, met name Calvijn, steeds met vrijmoedigheid gesproken over verbondsbreuk en verbondsbrekers. Dit kon, omdat Calvijn bewust de mening verwierp, dat het verbond in de ongelovige kinderen der gelovigen niet zou zijn bevestigd en zij geen werkelijke bondelingen zouden zijn. Zoo handhaaft Calvijn, om een enkel voorbeeld te noemen (zie comment. op Rom. 9:6), dat de HEERE zijn verbond niet minder in Ismaël en Ezau, dan in Izak en Jakob heeft willen bezegelen. Wie dat zou ontkennen, zoo zegt hij verder, zou moeten beweren, dat de besnijdenis, die hun op Gods bevel is meegedeeld, geen waarde had, iets dat niet gezegd kon worden zonder God te smaden.”+> “Op grond van deze Schriftgegevens hebben de Reformatoren, met name Calvijn, steeds met vrijmoedigheid gesproken over verbondsbreuk en verbondsbrekers. Dit kon, omdat Calvijn bewust de mening verwierp, dat het verbond in de ongelovige kinderen der gelovigen niet zou zijn bevestigd en zij geen werkelijke bondelingen zouden zijn. Zoo handhaaft Calvijn, om een enkel voorbeeld te noemen (zie commentaar op Rom. 9:6), dat de HEERE zijn verbond niet minder in Ismaël en Ezau, dan in Izak en Jakob heeft willen bezegelen. Wie dat zou ontkennen, zoo zegt hij verder, zou moeten beweren, dat de besnijdenis, die hun op Gods bevel is meegedeeld, geen waarde had, iets dat niet gezegd kon worden zonder God te smaden.”
  
 Beide citaten spreken duidelijke taal en lieten de synode weten, dat de Schriften terdege spreken van //verbondsbreuk// en de daarover komende //verbondswraak//.\\ Beide citaten spreken duidelijke taal en lieten de synode weten, dat de Schriften terdege spreken van //verbondsbreuk// en de daarover komende //verbondswraak//.\\
 Belangrijk is ook wat het gravamen opmerkt over de eenheid-in-structuur van het oude en nieuwe verbond. We lezen daarover: Belangrijk is ook wat het gravamen opmerkt over de eenheid-in-structuur van het oude en nieuwe verbond. We lezen daarover:
  
-> “Voorts willen we nog uiting geven aan de vrees, dat de Toelichting steun geeft aan de bewering van hen, die leren, dat er onder het Oude Verbond wel van verbondsbreuk kon en moest gesproken worden, maar dit in het Nieuwe Verbond in eigenlijke zin niet meer kan voorkomen. Daaruit toch zou volgen, dat onder het Oude Verbond wél ongelovigen reëel, wezenlijk tot het verbond behoorden, maar dit in het Nieuwe Testament niet meer mogelijk is, en dat dus //het wezen of de substantie// des verbonds zijn //veranderd// met de komst van Christus. Dit laatste hebben de Gereformeerden echter gedurig afgewezen (vgl. de voorrede op de Statevertaling) en bewust verworpen tegenover Coccejaansche dwalingen.”+> “Voorts willen we nog uiting geven aan de vrees, dat de Toelichting steun geeft aan de bewering van hen, die leren, dat er onder het Oude Verbond wel van verbondsbreuk kon en moest gesproken worden, maar dit in het Nieuwe Verbond in eigenlijke zin niet meer kan voorkomen. Daaruit toch zou volgen, dat onder het Oude Verbond wél ongelovigen reëel, wezenlijk tot het verbond behoorden, maar dit in het Nieuwe Testament niet meer mogelijk is, en dat dus //het wezen of de substantie// des verbonds zijn //veranderd// met de komst van Christus. Dit laatste hebben de Gereformeerden echter gedurig afgewezen (vgl. de voorrede op de Statenvertaling) en bewust verworpen tegenover Coccejaansche dwalingen.”
  
 We zien de bezwaarden (voor het gemak gebruiken we deze overigens wel zeer miserabele term) hier de strijd aanbinden tegen het aannemen van een //structuurverandering// van het nieuwe verbond ten opzichte van het oude. Reeds de ketter Coccejus (1603-1669) sprak van een dergelijke verandering door een tegenstelling te leren tussen oude en nieuwe verbond. Feitelijk doen de synodale leringen uit de veertigen jaren hetzelfde. Maar al te gemakkelijk sprak men in het synodale kamp van het oude verbond als een uitwendig en aards verbond, dat was opgericht met het volk Israël als een nationale eenheid, terwijl het nieuwe verbond veel meer inwendig en geestelijk zou zijn, opgericht met de gemeente van de uitverkorenen als een geestelijk eenheid. Nauw hiermee samen hangt de stelling van de Toelichting, dat onder het nieuwe testament het verbond meer op de achtergrond zou treden om plaats te maken voor de prediking van het koninkrijk der hemelen. Zo staat in de Toelichting te lezen: We zien de bezwaarden (voor het gemak gebruiken we deze overigens wel zeer miserabele term) hier de strijd aanbinden tegen het aannemen van een //structuurverandering// van het nieuwe verbond ten opzichte van het oude. Reeds de ketter Coccejus (1603-1669) sprak van een dergelijke verandering door een tegenstelling te leren tussen oude en nieuwe verbond. Feitelijk doen de synodale leringen uit de veertigen jaren hetzelfde. Maar al te gemakkelijk sprak men in het synodale kamp van het oude verbond als een uitwendig en aards verbond, dat was opgericht met het volk Israël als een nationale eenheid, terwijl het nieuwe verbond veel meer inwendig en geestelijk zou zijn, opgericht met de gemeente van de uitverkorenen als een geestelijk eenheid. Nauw hiermee samen hangt de stelling van de Toelichting, dat onder het nieuwe testament het verbond meer op de achtergrond zou treden om plaats te maken voor de prediking van het koninkrijk der hemelen. Zo staat in de Toelichting te lezen:
  
-> “dat het woord ‘verbond’ of ‘testament’ meer op de achtergrond treedt, en de betrekking, waarin de gemeente in Christus tot God is geplaatst, doorgaans met andere en klaardere bewoordingen wordt aangeduid en omschreven; en voor de Nieuwtestamentischen prediker ligt hierin een aanwijzing, die niet te verontachtzamen is. De Nieuwtestamentische gemeente kan zeker naar waarheid worden gekarakteriseerd als het bondsvolk van den nieuwen dag, maar ze wordt klaarder omschreven, wanneer ze wordt aangeduid als de gemeente van onzen Heere Jezus Christus, als de kudde, die Hij Zich door Zijn bloed heeft gekocht enz.”+> “dat het woord ‘verbond’ of ‘testament’ meer op de achtergrond treedt, en de betrekking, waarin de gemeente in Christus tot God is geplaatst, doorgaans met andere en klaardere bewoordingen wordt aangeduid en omschreven; en voor de Nieuwtestamentischen prediker ligt hierin een aanwijzing, die niet te veronachtzamen is. De Nieuwtestamentische gemeente kan zeker naar waarheid worden gekarakteriseerd als het bondsvolk van den nieuwen dag, maar ze wordt klaarder omschreven, wanneer ze wordt aangeduid als de gemeente van onzen Heere Jezus Christus, als de kudde, die Hij Zich door Zijn bloed heeft gekocht enz.”
  
 De Toelichting poneert hier, dat je onder het nieuwe testament, de term ‘bondsvolk’ nog wel gebruiken kunt, maar //klaarder//, //helderder// zijn andere termen, zoals ‘gemeente’ of ‘kudde’. Want, zo wordt aan de hand van een concordantie even vastgesteld, het woord ‘verbond’ komt in het Nieuwe Testament tenslotte maar een paar keer voor! Daarom krijgen de predikheren, die het woord ‘verbond’ uit hun mond laten komen van de Toelichting een fikse tik over de neus. Ze kunnen beter andere termen gebruiken, die meer nieuw-testamentisch klinken. Dat woorden als ‘gemeente’ en ‘kudde’ ook reeds in het Oude Testament voorkomen en dat juist als typering van het verbondsvolk, zodat deze woorden in het Nieuwe Testament diezelfde waarde hebben, dat is voor de Toelichting kennelijk een heel andere zaak, waar ze gewoon aan voorbij gaat. En zo dreigde hier het gevaar, dat aan de Nieuw-testamentische gemeente het spreken over het verbond werd ontnomen! Dat gevaar werd door de bezwaarden onderkend en daartegen kwamen zij in verzet. Daarbij ging het hun maar niet om de term ‘verbond’ maar om de zaak van het verbond. Want die zaak is in het Nieuwe Testament evenzeer van kracht als in het Oude. En dat niet alleen wat betreft de belofte van het verbond, maar ook wat betreft de eis en de wraak van het verbond. Daarom schreven de bezwaarden ook het volgende in hun gravamen aan de synode: De Toelichting poneert hier, dat je onder het nieuwe testament, de term ‘bondsvolk’ nog wel gebruiken kunt, maar //klaarder//, //helderder// zijn andere termen, zoals ‘gemeente’ of ‘kudde’. Want, zo wordt aan de hand van een concordantie even vastgesteld, het woord ‘verbond’ komt in het Nieuwe Testament tenslotte maar een paar keer voor! Daarom krijgen de predikheren, die het woord ‘verbond’ uit hun mond laten komen van de Toelichting een fikse tik over de neus. Ze kunnen beter andere termen gebruiken, die meer nieuw-testamentisch klinken. Dat woorden als ‘gemeente’ en ‘kudde’ ook reeds in het Oude Testament voorkomen en dat juist als typering van het verbondsvolk, zodat deze woorden in het Nieuwe Testament diezelfde waarde hebben, dat is voor de Toelichting kennelijk een heel andere zaak, waar ze gewoon aan voorbij gaat. En zo dreigde hier het gevaar, dat aan de Nieuw-testamentische gemeente het spreken over het verbond werd ontnomen! Dat gevaar werd door de bezwaarden onderkend en daartegen kwamen zij in verzet. Daarbij ging het hun maar niet om de term ‘verbond’ maar om de zaak van het verbond. Want die zaak is in het Nieuwe Testament evenzeer van kracht als in het Oude. En dat niet alleen wat betreft de belofte van het verbond, maar ook wat betreft de eis en de wraak van het verbond. Daarom schreven de bezwaarden ook het volgende in hun gravamen aan de synode:
Regel 234: Regel 234:
 Wat was de inhoud van de Verklaring van Gevoelen? Zij begon met een vijf pagina’s tellende inleiding. Daarna volgt een aantal stellingen, waarin de opstellers hun opvatting over verbond en doop kort samenvatten. Daarbij wordt elke stelling voorzien van een toelichting, waarin uitspraken van Calvijn en Ursinus worden doorgegeven. In de Inleiding stellen de ondertekenaars duidelijk, niet te kunnen inzien, “dat Schrift en belijdenis van de geloovigen //eisen//, dat dus God alle geloovigen in hun consciëntie //verplicht//, hun kinderen krachtens de belofte Gods te houden voor wedergeborenen en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijkt”. Ter toelichting hierbij schrijven ze, dat Gods belofte //onvoorwaardelijk// is in die zin, “dat God hun, wien deze belofte toekomt, niet het verrichten van een bepaald werk of het komen in een bepaalde gesteldheid als voorwaarde stelt, waaraan door hen eerst moet worden voldaan, vóór God het Woord Zijner belofte aan hen begint te vervullen”. Evenzeer echter, aldus de ondertekenaars, dient vastgehouden te worden, “dat Gods verbondsbelofte, waarvan Christus de inhoud is, //gesproken// wordt en dus niet alleen een toézegging, doch ook zeer bepaald //toezegging// is. Daarom vraagt zij als inhoud van het verkondigde en bevestigde //Woord// van God geloof, zoo dikwijls zij tot de kerk en alzoo ook tot de gedoopte kinderen komt”. Even verder verklaren de ondertekenaars eraan te willen vasthouden, “dat God de Heere in de toezegging der verbonds-belofte aan en in Zijn gemeente //den vorm van het voorwaardelijk spreken kiest en bewaartikel// Dienovereenkomstig komt deze Zijne belofte niet anders tot ons dan in een onverbrekelijken samen-hang met Zijn //eisch// en daaraan toegevoegde //bedreigingen//…”. Wat was de inhoud van de Verklaring van Gevoelen? Zij begon met een vijf pagina’s tellende inleiding. Daarna volgt een aantal stellingen, waarin de opstellers hun opvatting over verbond en doop kort samenvatten. Daarbij wordt elke stelling voorzien van een toelichting, waarin uitspraken van Calvijn en Ursinus worden doorgegeven. In de Inleiding stellen de ondertekenaars duidelijk, niet te kunnen inzien, “dat Schrift en belijdenis van de geloovigen //eisen//, dat dus God alle geloovigen in hun consciëntie //verplicht//, hun kinderen krachtens de belofte Gods te houden voor wedergeborenen en in Christus geheiligd, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leer het tegendeel blijkt”. Ter toelichting hierbij schrijven ze, dat Gods belofte //onvoorwaardelijk// is in die zin, “dat God hun, wien deze belofte toekomt, niet het verrichten van een bepaald werk of het komen in een bepaalde gesteldheid als voorwaarde stelt, waaraan door hen eerst moet worden voldaan, vóór God het Woord Zijner belofte aan hen begint te vervullen”. Evenzeer echter, aldus de ondertekenaars, dient vastgehouden te worden, “dat Gods verbondsbelofte, waarvan Christus de inhoud is, //gesproken// wordt en dus niet alleen een toézegging, doch ook zeer bepaald //toezegging// is. Daarom vraagt zij als inhoud van het verkondigde en bevestigde //Woord// van God geloof, zoo dikwijls zij tot de kerk en alzoo ook tot de gedoopte kinderen komt”. Even verder verklaren de ondertekenaars eraan te willen vasthouden, “dat God de Heere in de toezegging der verbonds-belofte aan en in Zijn gemeente //den vorm van het voorwaardelijk spreken kiest en bewaartikel// Dienovereenkomstig komt deze Zijne belofte niet anders tot ons dan in een onverbrekelijken samen-hang met Zijn //eisch// en daaraan toegevoegde //bedreigingen//…”.
  
-Wat de VVG hier doet is dit, dat zij niet alleen wijst op het //voorwaardelijk// karakter van Gods verbondsbelofte, maar ook aandacht vraagt voor //de eis// en de //dreiging// van het verbond. We herinneren ons uit het vorige artikel, hoe het Praeadvies sprak. Dit leerde een verbond, dat naar zijn kern alleen met de uitverkorenen is opgericht en //waarin alleen maar een onvoorwaardelijke heilsbelofte voorkomt//. De VVG spreekt daartegenover van het verbond, dat is opgericht //met de gelovigen en (al) hun kinderen// en dat niet alleen de //belofte// kent, maar ook de //eis// en de //dreiging.// We willen in dit verband ook naar voren halen, wat stelling G van de VVG zegt: “//dat de kinderen, die deze belofte niet van harte aannemen, deswege als bondsbrekers een zwaarder oordeel treffen zal”//. Als Schriftbewijs bij deze stelling wordt dan genoemd: Lev. 26:15 vgl. 44, Deut. 31:20, Rom. 11:28, Hebr. 12:25 vgl. 10:28-31.+Wat de VVG hier doet is dit, dat zij niet alleen wijst op het //voorwaardelijk// karakter van Gods verbondsbelofte, maar ook aandacht vraagt voor //de eis// en de //dreiging// van het verbond. We herinneren ons uit het vorige artikel, hoe het Praeadvies sprak. Dit leerde een verbond, dat naar zijn kern alleen met de uitverkorenen is opgericht en //waarin alleen maar een onvoorwaardelijke heilsbelofte voorkomt//. De VVG spreekt daartegenover van het verbond, dat is opgericht //met de gelovigen en (al) hun kinderen// en dat niet alleen de //belofte// kent, maar ook de //eis// en de //dreiging.// We willen in dit verband ook naar voren halen, wat stelling G van de VVG zegt: “//dat de kinderen, die deze belofte niet van harte aannemen, deswege als bondsbrekers een zwaarder oordeel treffen zal”//. Als Schriftbewijs bij deze stelling wordt dan genoemd: Lev. 26:15vgl. vers 44, Deut. 31:20, Rom. 11:28, Hebr. 12:25 vgl. 10:28-31.
  
 Deze stelling en het erbij gevoegde Schriftbewijs maken duidelijk, dat de bezwaarden ijverden voor handhaving van de realiteit van de verbondswraak, ook in de nieuwe bedeling. En daarin streden zij voor //de wezenlijke eenheid van het verbond in oude en niewe bedeling//. De verbondswraak is niet iets typisch Oudtestamentisch, zoals Toelichting en Praeadvies stelden. De God van het verbond is in Christus Eén en Dezelfde in Oude en Nieuwe Testament (vgl. Hebr. 13:8). Hij spreekt niet met twee monden. In Christus is het Evangelie van het Oude Testament wel vervuld, maar niet veranderd. Bij alle onderscheid dat er daarom is tussen Oude en Nieuwe Verbond, dienen we vast te houden aan //de wezenlijke eenheid// van die twee. De VVG, die opgesteld werd in moeilijke dagen, heeft juist daarvoor gestreden. Daarom treffen we in deze Verklaring Schriftbewijs aan, zoals Leviticus 26, het hoofdstuk waarin gesproken wordt van //het breken van het verbond//, en van de zevenvoudige //wraak van het verbond//. Het waarschuwende onderwijs in dit hoofdstuk had maar niet slechts betekenis voor de Kerk van het Oude Verbond, maar het houdt zijn kracht als de kerk van oude bedeling overgaat naar de nieuwe bedeling. Daarvoor bleek de VVG een open oog te hebben. En daarin is deze Verklaring van grote betekenis geweest, niet het minst ook voor wat betreft de vraag, hoe wij het Nieuwe Testament moeten benaderen en uitleggen. De synodale verbonds-beschouwing holde het verbond uit en trok een scheiding tussen Oud en Nieuw Verbond. Zodoende komt het Nieuwe Testament echter in de lucht te hangen en blijft er weinig meer van over dan een boek vol stichtelijke woorden en verhalen. Zo er al van oordelen gesproken wordt, zoals bijvoorbeeld in het boek Openbaring, dan worden die gemaakt tot algemene oordelen in de vorm van allerlei rampen en oorlogen, die de mensheid telkens weer treffen. Gaan we echter, zoals de VVG doet, uit van de //eenheid// van het verbond in oude en nieuwe bedeling, dan krijgen we er een open oog voor, hoe heel het evangelie, ook dat van het Nieuwe Testament, //verbondsmatig// is bepaald. De woorden van Christus en Zijn apostelen zijn verankerd in de woorden van Mozes en de Profeten. Het zijn daarom maar geen woorden, gesproken met het oog op de mens en de wereld //in het// algemeen, maar het zijn woorden van //het verbond, gesproken met het oog op het verbondsvolk//. Zo dienen wij de Schrift steeds te benaderen. Er is geen ander Evangelie dan het verbondsmatige Evangelie. De VVG heeft dat willen belijden tegenover synodale leringen, die het verbond op een zijspoor zetten en die daardoor de sleutel tot het verstaan van al de Schriften wegnam. Deze erfenis van de Vrijmaking dient door ons vandaag, ook door de opkomende generatie, bewaard te worden. En ook verder uitgewerkt te worden. In de prediking en in het onderzoeken van de Schrift op de verenigingen. De Heere geeft ons daarvoor nog de tijd. Die tijd moeten we uitkopen. Het recht verstaan van Gods ene verbondsevangelie in de Schrift is niet iets dat automatisch blijft en dat vanzelf overgaat van de vaderen op de kinderen. Luie handen zullen tenslotte alles verspelen. Daarom: handen uit de mouwen! Er is werk te over. En het loont de moeite dit werk aan te vatten. De Heere zegent het. Deze stelling en het erbij gevoegde Schriftbewijs maken duidelijk, dat de bezwaarden ijverden voor handhaving van de realiteit van de verbondswraak, ook in de nieuwe bedeling. En daarin streden zij voor //de wezenlijke eenheid van het verbond in oude en niewe bedeling//. De verbondswraak is niet iets typisch Oudtestamentisch, zoals Toelichting en Praeadvies stelden. De God van het verbond is in Christus Eén en Dezelfde in Oude en Nieuwe Testament (vgl. Hebr. 13:8). Hij spreekt niet met twee monden. In Christus is het Evangelie van het Oude Testament wel vervuld, maar niet veranderd. Bij alle onderscheid dat er daarom is tussen Oude en Nieuwe Verbond, dienen we vast te houden aan //de wezenlijke eenheid// van die twee. De VVG, die opgesteld werd in moeilijke dagen, heeft juist daarvoor gestreden. Daarom treffen we in deze Verklaring Schriftbewijs aan, zoals Leviticus 26, het hoofdstuk waarin gesproken wordt van //het breken van het verbond//, en van de zevenvoudige //wraak van het verbond//. Het waarschuwende onderwijs in dit hoofdstuk had maar niet slechts betekenis voor de Kerk van het Oude Verbond, maar het houdt zijn kracht als de kerk van oude bedeling overgaat naar de nieuwe bedeling. Daarvoor bleek de VVG een open oog te hebben. En daarin is deze Verklaring van grote betekenis geweest, niet het minst ook voor wat betreft de vraag, hoe wij het Nieuwe Testament moeten benaderen en uitleggen. De synodale verbonds-beschouwing holde het verbond uit en trok een scheiding tussen Oud en Nieuw Verbond. Zodoende komt het Nieuwe Testament echter in de lucht te hangen en blijft er weinig meer van over dan een boek vol stichtelijke woorden en verhalen. Zo er al van oordelen gesproken wordt, zoals bijvoorbeeld in het boek Openbaring, dan worden die gemaakt tot algemene oordelen in de vorm van allerlei rampen en oorlogen, die de mensheid telkens weer treffen. Gaan we echter, zoals de VVG doet, uit van de //eenheid// van het verbond in oude en nieuwe bedeling, dan krijgen we er een open oog voor, hoe heel het evangelie, ook dat van het Nieuwe Testament, //verbondsmatig// is bepaald. De woorden van Christus en Zijn apostelen zijn verankerd in de woorden van Mozes en de Profeten. Het zijn daarom maar geen woorden, gesproken met het oog op de mens en de wereld //in het// algemeen, maar het zijn woorden van //het verbond, gesproken met het oog op het verbondsvolk//. Zo dienen wij de Schrift steeds te benaderen. Er is geen ander Evangelie dan het verbondsmatige Evangelie. De VVG heeft dat willen belijden tegenover synodale leringen, die het verbond op een zijspoor zetten en die daardoor de sleutel tot het verstaan van al de Schriften wegnam. Deze erfenis van de Vrijmaking dient door ons vandaag, ook door de opkomende generatie, bewaard te worden. En ook verder uitgewerkt te worden. In de prediking en in het onderzoeken van de Schrift op de verenigingen. De Heere geeft ons daarvoor nog de tijd. Die tijd moeten we uitkopen. Het recht verstaan van Gods ene verbondsevangelie in de Schrift is niet iets dat automatisch blijft en dat vanzelf overgaat van de vaderen op de kinderen. Luie handen zullen tenslotte alles verspelen. Daarom: handen uit de mouwen! Er is werk te over. En het loont de moeite dit werk aan te vatten. De Heere zegent het.


Paginahulpmiddelen