Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Volgende revisie | Vorige revisie | ||
artikelen:2011_lezing-bij-gelegenheid-van-onze-25-jarige-afscheiding-als-christelijke-gereformeerde-kerk-te-grootegast [16-08-2024 om 17.18 uur] – aangemaakt ds. J.H. Zwart | artikelen:2011_lezing-bij-gelegenheid-van-onze-25-jarige-afscheiding-als-christelijke-gereformeerde-kerk-te-grootegast [02-09-2024 om 16.27 uur] (huidige) – ds. J.H. Zwart | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
====== | ====== | ||
- | //Lieve broeders en zusters,//\\ | + | // |
+ | > Het laatste gedeelte van mijn toespraak heb ik in het hiernavolgende nog nader uitgewerkt, aangescherpt en toegespitst, | ||
+ | \\ | ||
+ | //Lieve broeders en zusters,// | ||
Ik wil mijn toespraak beginnen met het naar voren halen van een woord van prof. dr. K. Schilder, ruim 75 jaar geleden door hem geschreven. En wel in het afscheidingsnummer van het weekblad De Reformatie van 12 oktober 1934. En u begrijpt, dat was naar aanleiding van de toen honderdjarige herdenking van de Afscheiding van 1834. Schilder, die aan het begin van datzelfde jaar 1934 was aangetreden als hoogleraaar aan de Theologische School te Kampen, nadat hij een jaar eerder op 3 maart 1933 niet maar cum laude doch summa cum laude was gepromoveerd tot doctor in de Filosofie in het Duitse Erlangen. Schilder schrijft in genoemd (afscheidings)nummer van De Reformatie: | Ik wil mijn toespraak beginnen met het naar voren halen van een woord van prof. dr. K. Schilder, ruim 75 jaar geleden door hem geschreven. En wel in het afscheidingsnummer van het weekblad De Reformatie van 12 oktober 1934. En u begrijpt, dat was naar aanleiding van de toen honderdjarige herdenking van de Afscheiding van 1834. Schilder, die aan het begin van datzelfde jaar 1934 was aangetreden als hoogleraaar aan de Theologische School te Kampen, nadat hij een jaar eerder op 3 maart 1933 niet maar cum laude doch summa cum laude was gepromoveerd tot doctor in de Filosofie in het Duitse Erlangen. Schilder schrijft in genoemd (afscheidings)nummer van De Reformatie: | ||
> ,,De Afscheiding van 1834. Een reformatie. Een reformatie als alle andere: een reformatie, die niets ,,eigens” heeft. Geen eigen idioom, geen eigen principe, geen eigen dogma, geen eigen idee-fixe. Geen eigen kring, geen eigen club. Geen eigen-aardigheid.”\\ | > ,,De Afscheiding van 1834. Een reformatie. Een reformatie als alle andere: een reformatie, die niets ,,eigens” heeft. Geen eigen idioom, geen eigen principe, geen eigen dogma, geen eigen idee-fixe. Geen eigen kring, geen eigen club. Geen eigen-aardigheid.”\\ | ||
Regel 9: | Regel 13: | ||
En wat u ongetwijfeld al wist, dat hoort u nu met eigen oren als ze goed luisteren en dat is dit dat de Reformatieschrijver van ‘86 zo gunstig niet oordeelt over de Afscheiding van dat jaar in het Groninger Grootegast, zo gunstig niet als de Reformatieschrijver van ‘34 oordeelt over de Afscheiding van toen honderd jaar geleden in datzelfde Groningerland. Niet dat de schrijver van ‘86 – het is de tegenwoordige Kamper hoogleraar prof. C.J. de Ruijter, destijds predikant te Voorburg – niet wijs en gelukkig is met het jaartal ‘86, maar dan als een jaar dat voor altijd verbonden is met de Doleantie van ‘86, van 1886, wat hem betreft een voor altijd gedenkwaardige reformatie. Eerlijk gezegd houd ik het dan liever met ‘86 als aanduiding van, die voor altijd gedenkwaardige Grootegaster afscheiding of wederkeer: voorwaar een reformatie, die er niet alleen één is in hetzelfde Groningerland als van de afscheiding van Ulrum 1834, maar wat zoveel belangrijker is, een reformatie die zuiver ligt in de lijn van de afscheiding van toen, niet maar op dezelfde // | En wat u ongetwijfeld al wist, dat hoort u nu met eigen oren als ze goed luisteren en dat is dit dat de Reformatieschrijver van ‘86 zo gunstig niet oordeelt over de Afscheiding van dat jaar in het Groninger Grootegast, zo gunstig niet als de Reformatieschrijver van ‘34 oordeelt over de Afscheiding van toen honderd jaar geleden in datzelfde Groningerland. Niet dat de schrijver van ‘86 – het is de tegenwoordige Kamper hoogleraar prof. C.J. de Ruijter, destijds predikant te Voorburg – niet wijs en gelukkig is met het jaartal ‘86, maar dan als een jaar dat voor altijd verbonden is met de Doleantie van ‘86, van 1886, wat hem betreft een voor altijd gedenkwaardige reformatie. Eerlijk gezegd houd ik het dan liever met ‘86 als aanduiding van, die voor altijd gedenkwaardige Grootegaster afscheiding of wederkeer: voorwaar een reformatie, die er niet alleen één is in hetzelfde Groningerland als van de afscheiding van Ulrum 1834, maar wat zoveel belangrijker is, een reformatie die zuiver ligt in de lijn van de afscheiding van toen, niet maar op dezelfde // | ||
> “Brrr, wat ‘n woord! Afscheiden… het staat lijnrecht tegenover het huidige eenheidsstreven, | > “Brrr, wat ‘n woord! Afscheiden… het staat lijnrecht tegenover het huidige eenheidsstreven, | ||
- | Maar inderdaad, onze afscheiding een reformatie als //alle// andere, een reformatie die niets eigens heeft, geen eigen idioom, geen eigen dogma, geen eigen idee-fixe, zelfs geen eigen-aardigheid. Hoewel u wat dit laatste betreft wellicht in staat bent enige eigenaardigheden van ons op te sommen. In elk geval, wanneer wij teruggekeerd zijn naar de gronden onzer vaderen, dan vallen we ook onder dit woord van de apostel in Hand. 13: “En Hij heeft gedurende de tijd van omstreeks veertig jaren hun eigenaardigheden verdragen”. In de commentaar van dr. Johan van Eck op Handelingen las ik hier het woord ‘nukken’. Wie weet bedoelt Paulus dat te zeggen in zijn heilshistorische christologische preek aan het adres van de Antiochenen. Doch dat laat ik nu verder rusten. Want dat bedoelt Schilder vast en zeker niet te ontkennen wanneer hij van onze afscheiding zegt dat zij helemaal niets eigens heeft, geen eigen dogma, geen eigen kring, geen eigen-aardigheid. Al zult u misschien bij uzelf denken: Dat zegt Schilder helemaal niet van onze afscheiding, | + | Maar inderdaad, onze afscheiding een reformatie als //alle// andere, een reformatie die niets eigens heeft, geen eigen idioom, geen eigen dogma, geen eigen idee-fixe, zelfs geen eigen-aardigheid. Hoewel u wat dit laatste betreft wellicht in staat bent enige eigenaardigheden van ons op te sommen. In elk geval, wanneer wij teruggekeerd zijn naar de gronden onzer vaderen, dan vallen we ook onder dit woord van de apostel in Hand. 13: “En Hij heeft gedurende de tijd van omstreeks veertig jaren hun eigenaardigheden verdragen”. In de commentaar van dr. Johan van Eck op Handelingen las ik hier het woord ‘nukken’. Wie weet bedoelt Paulus dat te zeggen in zijn heilshistorische christologische preek aan het adres van de Antiochenen. Doch dat laat ik nu verder rusten. Want dat bedoelt Schilder vast en zeker niet te ontkennen wanneer hij van onze afscheiding zegt dat zij helemaal niets eigens heeft, geen eigen dogma, geen eigen kring, geen eigen-aardigheid. Al zult u misschien bij uzelf denken: Dat zegt Schilder helemaal niet van onze afscheiding, |
Overigens moet ik hieraan wel toevoegen dat het niet zo is, dat De Ruijter alléén maar overeenkomst constateert tussen beide Akten. Hij constateert ook een verschil, en ook dat kunnen we niet ontkennen. Het is een verschil dat hij ter sprake brengt onder het kopje //Een pijnlijk gemis//. En u begrijpt al wel, dat gemis zit hem niet in de Akte van ‘34 maar in die van ‘86, niet in die van Ulrum maar in die van Grootegast. En hoe dan? Wel, zo horen wij De Ruijter, die inmiddels al weer bijna tien jaren rijdt op het paard van de Praktische Theologie, zeggen:\\ | Overigens moet ik hieraan wel toevoegen dat het niet zo is, dat De Ruijter alléén maar overeenkomst constateert tussen beide Akten. Hij constateert ook een verschil, en ook dat kunnen we niet ontkennen. Het is een verschil dat hij ter sprake brengt onder het kopje //Een pijnlijk gemis//. En u begrijpt al wel, dat gemis zit hem niet in de Akte van ‘34 maar in die van ‘86, niet in die van Ulrum maar in die van Grootegast. En hoe dan? Wel, zo horen wij De Ruijter, die inmiddels al weer bijna tien jaren rijdt op het paard van de Praktische Theologie, zeggen:\\ | ||
> ,,Wie de Ulrumse Acte van Afscheiding leest wordt getroffen door de wil tot eenheid in het ware geloof. Een wil die ook uitgesproken wordt tegenover de Ned. Herv. Kerk. Want al was de breuk noodzakelijk, | > ,,Wie de Ulrumse Acte van Afscheiding leest wordt getroffen door de wil tot eenheid in het ware geloof. Een wil die ook uitgesproken wordt tegenover de Ned. Herv. Kerk. Want al was de breuk noodzakelijk, | ||
- | En, zo vervolgt De Ruijter dan: ,,Bij alle overeenkomst die de Akte van Grootegast vertoont met de Ulrumse Akte blijft dit element achterwege. En dat is een pijnlijk gemis.” Waarna hij even later besluit met de woorden: Hier is het spoor van 1834 verlaten! En zo had ds. De Ruijter daaraan kunnen toevoegen, al deed hij dat om begrijpelijke redenen niet: evenals de Akte van Vrijmaking van 1944 op dit punt het spoor van 1834 heeft verlaten! Want ook in deze Akte wordt met geen woord gesproken van het afwerpen en zich vrijmaken van een ongoddelijk en sektarisch juk, totdat dit terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren. Intussen had prof. De Ruijter er beter aan gedaan te overwegen en te bedenken dat niet de onderhavige zin in Ulrums Acte behoort tot de hoofdsom van deze Acte. Als zou deze dubbele naam van Acte van Afscheiding //of// Wederkeer dragen, omdat het hier zou gaan om afscheiding van de Ned. Herv. Kerk //totdat// deze wederkeert tot de waarachtige dienst des Heeren. Dat zou al te // | + | En, zo vervolgt De Ruijter dan: ,,Bij alle overeenkomst die de Akte van Grootegast vertoont met de Ulrumse Akte blijft dit element achterwege. En dat is een pijnlijk gemis.” Waarna hij even later besluit met de woorden: Hier is het spoor van 1834 verlaten! En zo had ds. De Ruijter daaraan kunnen toevoegen, al deed hij dat om begrijpelijke redenen niet: evenals de Akte van Vrijmaking van 1944 op dit punt het spoor van 1834 heeft verlaten! Want ook in deze Akte wordt met geen woord gesproken van het afwerpen en zich vrijmaken van een ongoddelijk en sektarisch juk, totdat dit terugkeert tot de waarachtige dienst des Heeren. Intussen had prof. De Ruijter er beter aan gedaan te overwegen en te bedenken dat niet de onderhavige zin in Ulrums Acte behoort tot de hoofdsom van deze Acte. Als zou deze dubbele naam van Acte van Afscheiding //of// Wederkeer dragen, omdat het hier zou gaan om afscheiding van de Ned. Herv. Kerk //totdat// deze wederkeert tot de waarachtige dienst des Heeren. Dat zou al te // |
+ | |||
+ | En met dit laatste zijn wij weer terug bij het begin, bij dat zo ware Reformatiewoord uit het afscheidingsnummer van 12 oktober 1934, toen geschreven met het oog op de Afscheiding van ‘34, die van Ulrum, maar net zo goed van kracht voor de Afscheiding van ‘86, die van Grootegast en daarvoor al voor die van ‘61, ik bedoel die van Doornik 1561 ofwel die van artikel 28 van onze Geloofsbelijdenis en zo ook voor die van ‘44, zegt u maar een keer, want ere wie ere toekomt, die van Schilder zelf, de man die tien jaar daarvoor schreef, dat geen reformatie ook maar iets eigens heeft: Geen eigen idioom, dat is geen eigen taal, dat is ook geen eigen leus of slagzin of aanspraak, zoals bijvoorbeeld Proletariërs aller landen, verenigt u! Of ook: werknemers, werkgevers, boeren, arbeiders, rijken, armen, sovjets, negers, blanken, ariërs, joden, verenigt u. Waarbij u begrijpt dat ik deze voorbeelden niet van mijzelf heb, ik die werkelijk niets eigens heb, zo mogelijk nog minder dan welke reformatie ook, doch ontleend aan het betreffende herdenkingsartikel van Schilder. Nee, geen reformatie die iets eigens heeft: Geen eigen idioom, geen eigen kenmerkende taal, geen eigen bijzondere of specifieke aanspraak, geen eigen principe, geen eigen wortel of uitgangspunt, | ||
Het zijn al die goede dingen, die u aantreft in uw goede protestantse belijdenis, vanaf artikel 2, ja vanaf artikel 1 tot en met artikel 37. Gelijk u deze belijdenis dan ook zo moet lezen, volgens deze leesrichting en niet omgekeerd. En ook niet vanaf ergens halverwege, iets dat zeer zeker ook geldt als het gaat om het hoofdstuk of de artikelen omtrent de kerk, omtrent de heilige katholieke kerk. Dat is geen hoofdstuk om halverwege artikel 27 te beginnen. Want dan zijn we maar zo wijs met niet meer dan de kerk van Goud, in plaats van met die van God, maar zo wijs met de immer ontrouwe kerk, nimmer wijs met de altijd weer heilige kerk van de gelovige Christenen, gekocht met het bloed van hun Heere Jezus Christus en verzegeld met de Heilige Geest, de Geest die Heere is en levendmaakt en trouw houdt. Ook geen hoofdstuk om halverwege artikel 28 te beginnen, want dan zijn we maar zo eigenwijs, met niet meer noch anders wijs dan met het ámbt aller gelovigen, dat we dan zien gaan waar het zien gaan, in plaats van wijs te zijn met wat daarbóven gaat en staat, te weten de kerk der gelovigen, op de grond en in de Geest en kracht waarvan het ambt aller gelovigen vast en zeker ingaat en uitgaat en blíjft tot in het eeuwige leven. Gelijk geschreven staat: en dat ik daarvan een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven, te weten van de ware christelijke, | Het zijn al die goede dingen, die u aantreft in uw goede protestantse belijdenis, vanaf artikel 2, ja vanaf artikel 1 tot en met artikel 37. Gelijk u deze belijdenis dan ook zo moet lezen, volgens deze leesrichting en niet omgekeerd. En ook niet vanaf ergens halverwege, iets dat zeer zeker ook geldt als het gaat om het hoofdstuk of de artikelen omtrent de kerk, omtrent de heilige katholieke kerk. Dat is geen hoofdstuk om halverwege artikel 27 te beginnen. Want dan zijn we maar zo wijs met niet meer dan de kerk van Goud, in plaats van met die van God, maar zo wijs met de immer ontrouwe kerk, nimmer wijs met de altijd weer heilige kerk van de gelovige Christenen, gekocht met het bloed van hun Heere Jezus Christus en verzegeld met de Heilige Geest, de Geest die Heere is en levendmaakt en trouw houdt. Ook geen hoofdstuk om halverwege artikel 28 te beginnen, want dan zijn we maar zo eigenwijs, met niet meer noch anders wijs dan met het ámbt aller gelovigen, dat we dan zien gaan waar het zien gaan, in plaats van wijs te zijn met wat daarbóven gaat en staat, te weten de kerk der gelovigen, op de grond en in de Geest en kracht waarvan het ambt aller gelovigen vast en zeker ingaat en uitgaat en blíjft tot in het eeuwige leven. Gelijk geschreven staat: en dat ik daarvan een levend lidmaat ben en eeuwig zal blijven, te weten van de ware christelijke, | ||
Nee, geen reformatie die ook maar iets eigens heeft:\\ | Nee, geen reformatie die ook maar iets eigens heeft:\\ | ||
Regel 32: | Regel 39: | ||
Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw.\\ | Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw.\\ | ||
Vol is Hij van dit laatste, ver is Hij van het daarvoor genoemde, Hij die God is en geen mens, een eeuwig en almachtig God en geen amechtig mens, die indien hij al wat kan en doet waarop hij niet terugkomt, dit in niet anders bestaat dan in het uitblazen van zijn laatste adem. Niet alzo de eeuwiglevende God, die doodt en doet herleven, ja die dood is geweest en zie Hij leeft, Hij die niets doet op de bonne foie of naar de ingeving van het moment doch die in alles werkt naar de alleenwijze, | Vol is Hij van dit laatste, ver is Hij van het daarvoor genoemde, Hij die God is en geen mens, een eeuwig en almachtig God en geen amechtig mens, die indien hij al wat kan en doet waarop hij niet terugkomt, dit in niet anders bestaat dan in het uitblazen van zijn laatste adem. Niet alzo de eeuwiglevende God, die doodt en doet herleven, ja die dood is geweest en zie Hij leeft, Hij die niets doet op de bonne foie of naar de ingeving van het moment doch die in alles werkt naar de alleenwijze, | ||
- | En gelijk Hij onze vaderen in de dagen van Ulrum 1834 ertoe verwaardigd heeft dit meesterlijke Evangelie van vrije genade niet prijs te geven aan het monster van de leervrijheid en aan de geest van de vrijzinnigheid, | + | En gelijk Hij onze vaderen in de dagen van Ulrum 1834 ertoe verwaardigd heeft dit meesterlijke Evangelie van vrije genade niet prijs te geven aan het monster van de leervrijheid en aan de geest van de vrijzinnigheid, |
Wie onrecht doet en ongelijkheid aan de dag legt, hij legge nog meer ongelijkheid aan de dag, wie geen verstand heeft van het ene heilige, voor allen gelijk op geldende katholieke ambt aller gelovigen, die hebbe nog minder verstand daarvan, wie daarentegen heilig is, hij worde nog meer geheiligd, wie rechtvaardig is en billijk en gelijk op met allen zijn hals buigt onder het juk van Jezus Christus, dienende de opbouwing der broederen, hij legge nog meer ijver aan de dag, opdat hij des te beter onderhoude wat in dezen het ambt aller gelovigen is volgens het Woord van God.\\ | Wie onrecht doet en ongelijkheid aan de dag legt, hij legge nog meer ongelijkheid aan de dag, wie geen verstand heeft van het ene heilige, voor allen gelijk op geldende katholieke ambt aller gelovigen, die hebbe nog minder verstand daarvan, wie daarentegen heilig is, hij worde nog meer geheiligd, wie rechtvaardig is en billijk en gelijk op met allen zijn hals buigt onder het juk van Jezus Christus, dienende de opbouwing der broederen, hij legge nog meer ijver aan de dag, opdat hij des te beter onderhoude wat in dezen het ambt aller gelovigen is volgens het Woord van God.\\ | ||
Ja, waarbij vooral in geding was de gereformeerde katholieke leer omtrent de kerk, die niet minder dan de doop behoort tot fundamentele, | Ja, waarbij vooral in geding was de gereformeerde katholieke leer omtrent de kerk, die niet minder dan de doop behoort tot fundamentele, | ||
- | En hoe reageerde de synode hierop? Wel zij stuurde de man met een kluitje in het riet en liet hem met het mes in de buik zitten, hem te verstaan gevende dat zijn bezwaar niet gericht was tegen genoemde artikelen als zodanig, maar tegen een bepaalde uitlegging ervan, die de synode niet voor haar rekening wenste te nemen, waarmee zij niet instemde. En de synode voegde hieraan toe thans niet verder in te gaan op de gedachten van dr. Buizer, gegeven het feit dat door haar een commissie was benoemd met als opdracht om een nadere formulering en uitwerking van drie artikelen des geloofs: over de H. Schrift, over de Kerk en over de verhouding van Kerk en Overheid, in overweging en in studie te nemen (Acta Leeuwarden 1920, artikel 118).\\ | + | En hoe reageerde de synode hierop? Wel zij stuurde de man met een kluitje in het riet en liet hem met het mes in de buik zitten, hem te verstaan gevende dat zijn bezwaar niet gericht was tegen genoemde artikelen als zodanig, maar tegen een bepaalde uitlegging ervan, die de synode niet voor haar rekening wenste te nemen, waarmee zij niet instemde. En de synode voegde hieraan toe thans niet verder in te gaan op de gedachten van dr. Buizer, gegeven het feit dat door haar een commissie was benoemd met als opdracht om een nadere formulering en uitwerking van drie artikelen des geloofs: over de H. Schrift, over de Kerk en over de verhouding van Kerk en Overheid, in overweging en in studie te nemen (Acta Leeuwarden 1920, artikel 118). |
Inderdaad, dit is al met al weinig meer dan sollen en laten sollen met onze gelukkig ware en klare Ned. Geloofsbelijdenis, | Inderdaad, dit is al met al weinig meer dan sollen en laten sollen met onze gelukkig ware en klare Ned. Geloofsbelijdenis, | ||
Er is geschied, er staat geschreven, doch juist andersom: Er staat geschreven, er is geschied. En daarom ook niet: Er is geschied, alzo moet worden gelezen en uitgelegd, doch: Er staat geschreven, alzo moet worden gelezen en uitgelegd. Hetwelk geldt voor Schrift en belijdenis beide. En anders laat men niet de waarheid bovenal zijn en laat men de Schrift niet zichzelf verklaren, dan krijgt de geschiedenis een beslissende stem in het kapittel en verklaart men het Woord in het licht van de geschiedenis, | Er is geschied, er staat geschreven, doch juist andersom: Er staat geschreven, er is geschied. En daarom ook niet: Er is geschied, alzo moet worden gelezen en uitgelegd, doch: Er staat geschreven, alzo moet worden gelezen en uitgelegd. Hetwelk geldt voor Schrift en belijdenis beide. En anders laat men niet de waarheid bovenal zijn en laat men de Schrift niet zichzelf verklaren, dan krijgt de geschiedenis een beslissende stem in het kapittel en verklaart men het Woord in het licht van de geschiedenis, | ||
Gelijk de kerk van artikel 27 ons dan ook allereerst zo wordt voorgesteld en dat niet zonder dringende reden in de betreffende voorzin van artikel 28, namelijk als vergadering van hen die zalig worden. Met als positief Schriftbewijs Hebr. 2:11,12, waar Hij zegt: Uw naam zal Ik aan mijn broeders verkondigen, | Gelijk de kerk van artikel 27 ons dan ook allereerst zo wordt voorgesteld en dat niet zonder dringende reden in de betreffende voorzin van artikel 28, namelijk als vergadering van hen die zalig worden. Met als positief Schriftbewijs Hebr. 2:11,12, waar Hij zegt: Uw naam zal Ik aan mijn broeders verkondigen, | ||
- | En als onze Heere Christus dat zegt, dan is dat de eenvoudige en naakte waarheid, van de Geest waarvan al de Schrift is ingegeven, en dan doet Hij niet anders dan zo. Met als onherroepelijke keerzijde wat de betreffende voorzin uit artikel 28 in tweede instantie zegt: en dat buiten haar geen zaligheid is. Ja, dat moet wel zo wezen, dat kan niet anders. Tenzij de kerk niet is de vergadering van hen die behouden worden. Want onze God liegt niet, Hij is geen God van ja en nee, ook niet de God van ja maar, doch die van ja en Amen.\\ | + | En als onze Heere Christus dat zegt, dan is dat de eenvoudige en naakte waarheid, van de Geest waarvan al de Schrift is ingegeven, en dan doet Hij niet anders dan zo. Met als onherroepelijke keerzijde wat de betreffende voorzin uit artikel 28 in tweede instantie zegt: en dat buiten haar geen zaligheid is. Ja, dat moet wel zo wezen, dat kan niet anders. Tenzij de kerk niet is de vergadering van hen die behouden worden. Want onze God liegt niet, Hij is geen God van ja en nee, ook niet de God van ja maar, doch die van ja en Amen. |
Inderdaad, wat is er vooral de laatste anderhalve eeuw veel gesold in en met dat zo volstrekt geloofwaardig stuk van de kerk. Door Heemse 1984 nog meer dan door Leeuwarden 1920. Doch God gaf ons vrijmaking, afscheiding, | Inderdaad, wat is er vooral de laatste anderhalve eeuw veel gesold in en met dat zo volstrekt geloofwaardig stuk van de kerk. Door Heemse 1984 nog meer dan door Leeuwarden 1920. Doch God gaf ons vrijmaking, afscheiding, | ||
+ | |||
+ | <WRAP blok> | ||
+ | Voor diegenen die niet geabonneerd zijn op het Nederlands Dagblad, laat ik hieronder het verslag volgen van onze jubileumdag van 13 juni jongstleden, | ||
+ | |||
+ | > Voor de Christelijke afgescheiden kerk te Grootegast was de afgelopen tweede Pinksterdag een bijzondere dag. Zij herdacht daarop haar 25-jarige afscheiding, | ||
+ | |||
+ | Ik neem aan dat u niet gelooft dat bovenstaand verslag metterdaad in de kolommen van het ND is gepubliceerd. Dan zou het ND niet het ND zijn en onze afscheiding niet onze afscheiding. Doch nu beide. Slechts kreeg ik van enige secretaresse het bericht dat het verslag in goede orde was aangekomen in Barneveld en dat het ter hand was gesteld aan de redactie kerkelijk leven. Ze zullen het wel de zomer over willen tillen, tot de tijd as de perde horings kry, intijds wijs met Heemse en Spakenburg dat artikel 28 allereerst is bedoeld om achter het net te vissen.</ |