Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Volgende revisie | Vorige revisie | ||
brochures:1984_een-enige-kerk_de-troost-van-de-ware-gelovigen [05-07-2024 om 16.36 uur] – aangemaakt ds. J.H. Zwart | brochures:1984_een-enige-kerk_de-troost-van-de-ware-gelovigen [05-07-2024 om 16.44 uur] (huidige) – ds. J.H. Zwart | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
====== Een enige kerk. De troost van de ware gelovigen (1984) ====== | ====== Een enige kerk. De troost van de ware gelovigen (1984) ====== | ||
- | //Ten geleide//\\ | + | |
+ | =====Ten geleide===== | ||
Elke zondag belijden wij in de samenkomst van Gods volk: ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen. In zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus wordt nader op de inhoud van deze belijdenis ingegaan. Daarnaast is er de Nederlandse Geloofsbelijdenis, | Elke zondag belijden wij in de samenkomst van Gods volk: ik geloof een heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen. In zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus wordt nader op de inhoud van deze belijdenis ingegaan. Daarnaast is er de Nederlandse Geloofsbelijdenis, | ||
Intussen, wie geen vreemdeling is in Jeruzalem weet dat de polemieken over de kerk telkens weer onder ons oplaaien en dat er wat betreft de leer over de kerk bepaald niet door allen gelijk wordt gesproken. Het schijnt soms alsof de waarheid omtrent de kerk nog niet geopenbaard is. Maar dat is zij gelukkig wel; dat weten we. En we weten ook dat vele generaties voor ons kracht en troost hebben geput uit deze geopenbaarde waarheid en dat zij in de belijdenis daarvan zalig hebben geleefd en zalig zijn gestorven. Dat mag en moet ons ook vandaag nog aansporen om met dit Amen van de katholieke kerk in te stemmen en daarin te volharden.\\ | Intussen, wie geen vreemdeling is in Jeruzalem weet dat de polemieken over de kerk telkens weer onder ons oplaaien en dat er wat betreft de leer over de kerk bepaald niet door allen gelijk wordt gesproken. Het schijnt soms alsof de waarheid omtrent de kerk nog niet geopenbaard is. Maar dat is zij gelukkig wel; dat weten we. En we weten ook dat vele generaties voor ons kracht en troost hebben geput uit deze geopenbaarde waarheid en dat zij in de belijdenis daarvan zalig hebben geleefd en zalig zijn gestorven. Dat mag en moet ons ook vandaag nog aansporen om met dit Amen van de katholieke kerk in te stemmen en daarin te volharden.\\ | ||
Regel 7: | Regel 8: | ||
Naast het onderwijs van Schrift en belijdenis wordt met name aandacht gegeven aan wat Calvijn in zijn Institutie over de kerk heeft geschreven (vertaling dr. A. Sizoo). Het onderwijs van deze reformator is nog altijd van grote waarde. En via de Franse confessie van 1559 heeft zijn onderricht naar we mogen aannemen doorgewerkt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, | Naast het onderwijs van Schrift en belijdenis wordt met name aandacht gegeven aan wat Calvijn in zijn Institutie over de kerk heeft geschreven (vertaling dr. A. Sizoo). Het onderwijs van deze reformator is nog altijd van grote waarde. En via de Franse confessie van 1559 heeft zijn onderricht naar we mogen aannemen doorgewerkt in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, | ||
Ten dele in hoofdstuk 4 en daarna in hoofdstuk 5 confronteren we ons met wat de laatste jaren door anderen onder ons over de kerk is geschreven en wat ook zijn invloed onder ons heeft. Deze confrontatie achten we zinvol, niet om de confrontatie op zich, maar wel om de zaak in geding.\\ | Ten dele in hoofdstuk 4 en daarna in hoofdstuk 5 confronteren we ons met wat de laatste jaren door anderen onder ons over de kerk is geschreven en wat ook zijn invloed onder ons heeft. Deze confrontatie achten we zinvol, niet om de confrontatie op zich, maar wel om de zaak in geding.\\ | ||
- | In het laatste hoofdstuk geven we enige stellingen en korte samenvattingen. Het geheel wordt afgesloten met een tekstregister.\\ | + | In het laatste hoofdstuk geven we enige stellingen en korte samenvattingen. Het geheel wordt afgesloten met een tekstregister. |
- | Uiteraard geldt ook van wat hier wordt geboden, dat het getoetst moet worden aan de leer van de Schrift, die is samengevat in de gereformeerde confessie. Kritiek naar die maatstaf is van harte welkom. Om zo elkaar op te bouwen als onderlinge lidmaten van eenzelfde lichaam.\\ | + | |
+ | Uiteraard geldt ook van wat hier wordt geboden, dat het getoetst moet worden aan de leer van de Schrift, die is samengevat in de gereformeerde confessie. Kritiek naar die maatstaf is van harte welkom. Om zo elkaar op te bouwen als onderlinge lidmaten van eenzelfde lichaam. | ||
Grootegast, 1984.\\ | Grootegast, 1984.\\ | ||
- | J. Hoorn\\ | + | J. Hoorn |
===== 1. De Kerk, zij is er ===== | ===== 1. De Kerk, zij is er ===== | ||
“Wij geloven en belijden een enige (...) kerk.” Zo zet artikel 27 N.G.B. in. Een machtige inzet, waarin met hart en mond wordt geloofd en beleden het unieke wonder van de kerk. Ziedaar de kerk, de kerk van God; zij is er, zij is present, zij laat zich vinden heden ten dage. Evengoed als onze God er is – men zie artikel 1: “Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond, dat er is een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, hetwelk wij God noemen” – zo goed is de kerk er.\\ | “Wij geloven en belijden een enige (...) kerk.” Zo zet artikel 27 N.G.B. in. Een machtige inzet, waarin met hart en mond wordt geloofd en beleden het unieke wonder van de kerk. Ziedaar de kerk, de kerk van God; zij is er, zij is present, zij laat zich vinden heden ten dage. Evengoed als onze God er is – men zie artikel 1: “Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond, dat er is een enig en eenvoudig geestelijk Wezen, hetwelk wij God noemen” – zo goed is de kerk er.\\ | ||
Donkere jaren, ja eeuwen waren over haar heengegaan op het moment, waarop artikel 27 werd neergeschreven, | Donkere jaren, ja eeuwen waren over haar heengegaan op het moment, waarop artikel 27 werd neergeschreven, | ||
- | Wij belijden dat de kerk er is, dat zij bestaat. Anders zouden wij haar ook niet belijden. Wij belijden geen kerk, die //niet// is, maar die is, evenals wij geen God belijden, die niet is, maar die is. In de oudste Nederlandse druk van de belijdenis, die van 1562, wordt dit er-zijn van de kerk met zoveel woorden aangegeven. Daar lezen we namelijk (in hedendaagse spelling): “Wij geloven en belijden //dat er is// een (...) kerk.” Dit er-zijn van de kerk betekent dat zij er daadwerkelijk is, dat zij zichzelf bewijst er te zijn. Dat betekent het immers ook als wij van onze God belijden, dat Hij //er is//. Onze God is aanwezig, present, Hij bestaat metterdaad. Zo is ook de kerk er. Zij is geen dode theorie maar levende werkelijkheid. Hoe zou dat ook anders kunnen. Zij is immers het werk van de levende God, niet van een dode afgod.\\ | + | Wij belijden dat de kerk er is, dat zij bestaat. Anders zouden wij haar ook niet belijden. Wij belijden geen kerk, die //niet// is, maar die is, evenals wij geen God belijden, die niet is, maar die is. In de oudste Nederlandse druk van de belijdenis, die van 1562, wordt dit er-zijn van de kerk met zoveel woorden aangegeven. Daar lezen we namelijk (in hedendaagse spelling): “Wij geloven en belijden //dat er is// een (...) kerk.” Dit er-zijn van de kerk betekent dat zij er daadwerkelijk is, dat zij zichzelf bewijst er te zijn. Dat betekent het immers ook als wij van onze God belijden, dat Hij //er is//. Onze God is aanwezig, present, Hij bestaat metterdaad. Zo is ook de kerk er. Zij is geen dode theorie maar levende werkelijkheid. Hoe zou dat ook anders kunnen. Zij is immers het werk van de levende God, niet van een dode afgod. |
Deze levende werkelijkheid is uniek. Wij belijden een //enige// kerk. Zij is een kerk die ten enenmale onvergelijkbaar is met alles wat mensen aan kerk maken of bedenken. De kerk komt nooit en nergens in meerdere exemplaren voor. Wat de enige en onvergelijkbare God heeft gemaakt laat zich heel eenvoudig niet door mensenhanden namaken. Al is de mens daar wel altijd op uit. Nog altijd wil de mens als God zijn en doen. Maar het lukt hem nooit. Zo’n mensen-kerk wordt dan ook nooit echt; ze blijft altijd schijn. En de kerk zelf doorziet die schijn. Haar enige God kennende, weet zij dat alles wat zich buiten haar als kerk aanstelt niet echt kerk kan zijn. Als zou het werk van haar God na te maken zijn. Laat staan, dat haar God Zijn eigen maaksel zou inruilen tegen het maaksel van mensenhanden. Zo geloven wij met voorbijzien van de schijnbare werkelijkheid – dat is met verloochening van onze eigen wijsheid – de werkelijkheid van een enige kerk. Wij geloven immers in een enig God.\\ | Deze levende werkelijkheid is uniek. Wij belijden een //enige// kerk. Zij is een kerk die ten enenmale onvergelijkbaar is met alles wat mensen aan kerk maken of bedenken. De kerk komt nooit en nergens in meerdere exemplaren voor. Wat de enige en onvergelijkbare God heeft gemaakt laat zich heel eenvoudig niet door mensenhanden namaken. Al is de mens daar wel altijd op uit. Nog altijd wil de mens als God zijn en doen. Maar het lukt hem nooit. Zo’n mensen-kerk wordt dan ook nooit echt; ze blijft altijd schijn. En de kerk zelf doorziet die schijn. Haar enige God kennende, weet zij dat alles wat zich buiten haar als kerk aanstelt niet echt kerk kan zijn. Als zou het werk van haar God na te maken zijn. Laat staan, dat haar God Zijn eigen maaksel zou inruilen tegen het maaksel van mensenhanden. Zo geloven wij met voorbijzien van de schijnbare werkelijkheid – dat is met verloochening van onze eigen wijsheid – de werkelijkheid van een enige kerk. Wij geloven immers in een enig God.\\ | ||
Wie geloven deze enige kerk? ‘Wij’, zegt artikel 27. Het zijn precies dezelfde ‘wij’ als van artikel 1, artikel 2 enz. En die ‘wij’ zijn – en nu citeren wij uit de afzender van de ‘Geleide brief aan Koning Filips’, zoals die gevoegd was bij de N.G.B. – “De gelovigen, die daar in de Nederlanden zijn, welke naar de waarachtige reformatie van het evangelie van onze Heere Jezus Christus begeren te leven” (hedendaagse spelling, J.H.). De ‘wij’ van heel de belijdenis, inclusief artikel 27-32, zijn dus de ware gelovigen (in de Nederlanden). Het zijn zij, die eenvoudig vasthouden aan het zuivere evangelie van Jezus Christus. Vele jaren was dat evangelie steeds meer vervalst. ln zijn onbegrijpelijke goedheid had de Heere het reine evangelie echter opnieuw doen verkondigen. En velen kwamen tot geloof door dit evangelie. De ‘wij’ van de N.G.B. zijn zij, die dat evangelie belijden, dat opnieuw ontdekte, gereformeerde evangelie, dat intussen niet anders is dan het zuivere, oorspronkelijke evangelie.\\ | Wie geloven deze enige kerk? ‘Wij’, zegt artikel 27. Het zijn precies dezelfde ‘wij’ als van artikel 1, artikel 2 enz. En die ‘wij’ zijn – en nu citeren wij uit de afzender van de ‘Geleide brief aan Koning Filips’, zoals die gevoegd was bij de N.G.B. – “De gelovigen, die daar in de Nederlanden zijn, welke naar de waarachtige reformatie van het evangelie van onze Heere Jezus Christus begeren te leven” (hedendaagse spelling, J.H.). De ‘wij’ van heel de belijdenis, inclusief artikel 27-32, zijn dus de ware gelovigen (in de Nederlanden). Het zijn zij, die eenvoudig vasthouden aan het zuivere evangelie van Jezus Christus. Vele jaren was dat evangelie steeds meer vervalst. ln zijn onbegrijpelijke goedheid had de Heere het reine evangelie echter opnieuw doen verkondigen. En velen kwamen tot geloof door dit evangelie. De ‘wij’ van de N.G.B. zijn zij, die dat evangelie belijden, dat opnieuw ontdekte, gereformeerde evangelie, dat intussen niet anders is dan het zuivere, oorspronkelijke evangelie.\\ | ||
- | Begerende naar dat evangelie te leven, belijden de ware gelovigen:\\ | + | Begerende naar dat evangelie te leven, belijden de ware gelovigen: |
* de drie-enige God en zijn Woord (artikel 1-11); | * de drie-enige God en zijn Woord (artikel 1-11); | ||
* de schepping en onderhouding (artikel 12-13); | * de schepping en onderhouding (artikel 12-13); | ||
Regel 26: | Regel 31: | ||
* de overheid (artikel 36); | * de overheid (artikel 36); | ||
* het laatste oordeel (artikel 37);\\ | * het laatste oordeel (artikel 37);\\ | ||
- | Maar zij belijden ook:\\ | + | Maar zij belijden ook: |
- | * de enige katholieke kerk (artikel 27-32).\\ | + | * de enige katholieke kerk (artikel 27-32). |
Ook de kerk behoort tot de inhoud van het zuivere evangelie. Zij werd daarom in de 16e eeuw door de ware gelovigen beleden, daarmee vasthoudend aan het aloude evangelie en teruggrijpend op het geloofsartikel inzake de kerk in de apostolische geloofsbelijdenis en de belijdenis van Nicea.\\ | Ook de kerk behoort tot de inhoud van het zuivere evangelie. Zij werd daarom in de 16e eeuw door de ware gelovigen beleden, daarmee vasthoudend aan het aloude evangelie en teruggrijpend op het geloofsartikel inzake de kerk in de apostolische geloofsbelijdenis en de belijdenis van Nicea.\\ | ||
De kerk, zij vormt mee de inhoud van het algemeen, ongetwijfeld, | De kerk, zij vormt mee de inhoud van het algemeen, ongetwijfeld, | ||
Regel 88: | Regel 93: | ||
Die samenkomst van de gelovigen zien we bijvoorbeeld ook in Hand. 2:1: “En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen.” En de apostel Paulus schrijft in 1 Kor. 14:26 aan de geheiligden in Christus Jezus, die te Korinthe zijn: “Telkens als gij // | Die samenkomst van de gelovigen zien we bijvoorbeeld ook in Hand. 2:1: “En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen.” En de apostel Paulus schrijft in 1 Kor. 14:26 aan de geheiligden in Christus Jezus, die te Korinthe zijn: “Telkens als gij // | ||
Dat de kerk een vergadering, | Dat de kerk een vergadering, | ||
- | “De H. Schrift gebruikt het woord ‘Gemeente’, | + | > “De H. Schrift gebruikt het woord ‘Gemeente’, |
Uit het bovenstaande kan ons duidelijk zijn wat het betekent als de belijdenis de kerk noemt de vergadering van de gelovigen. Het geeft aan dat de gelovigen //telkens opnieuw// in vergadering bijeenkomen. Of anders gezegd: dat Christus de gelovigen //telkens opnieuw// in vergadering bijeen doet komen. En dat telkens opnieuw is in elk geval op de eerste dag van elke nieuwe week. Zodra een nieuwe week ingaat is de kerk daar, dan meldt zij zich present en wel in de samenkomst van de gelovigen. Dan komen de gelovigen als burgers van het hemelse Jeruzalem in vergadering bijeen, niet om een stem in het kapittel te hebben, maar om te horen wat Koning Christus hun heeft te zeggen. Het hemelse Jeruzalem is geen democratie, het kent geen volkssoevereiniteit; | Uit het bovenstaande kan ons duidelijk zijn wat het betekent als de belijdenis de kerk noemt de vergadering van de gelovigen. Het geeft aan dat de gelovigen //telkens opnieuw// in vergadering bijeenkomen. Of anders gezegd: dat Christus de gelovigen //telkens opnieuw// in vergadering bijeen doet komen. En dat telkens opnieuw is in elk geval op de eerste dag van elke nieuwe week. Zodra een nieuwe week ingaat is de kerk daar, dan meldt zij zich present en wel in de samenkomst van de gelovigen. Dan komen de gelovigen als burgers van het hemelse Jeruzalem in vergadering bijeen, niet om een stem in het kapittel te hebben, maar om te horen wat Koning Christus hun heeft te zeggen. Het hemelse Jeruzalem is geen democratie, het kent geen volkssoevereiniteit; | ||
Zonder dit telkens weer in vergadering bijeen zijn zou de kerk geen kerk meer zijn, zou Christus geen Christus meer zijn, geen koning meer. Hooguit nog een koning zonder volk. Maar zulk een koning is Hij niet. Hij is een eeuwig koning, “dewelke zonder onderdanen niet zijn kan.”\\ | Zonder dit telkens weer in vergadering bijeen zijn zou de kerk geen kerk meer zijn, zou Christus geen Christus meer zijn, geen koning meer. Hooguit nog een koning zonder volk. Maar zulk een koning is Hij niet. Hij is een eeuwig koning, “dewelke zonder onderdanen niet zijn kan.”\\ | ||
Regel 137: | Regel 142: | ||
“Maar ik zal, dank zij uw grote goedertierenheid, | “Maar ik zal, dank zij uw grote goedertierenheid, | ||
Wij moeten dus opgaan in vreze, in eerbied en ontzag; opgaan om ons neer te buigen en te aanbidden. Want de heilige God is inderdaad in ons midden (1 Kor. 14:25). Alleen de gelovigen mogen en kunnen tot Hem naderen.\\ | Wij moeten dus opgaan in vreze, in eerbied en ontzag; opgaan om ons neer te buigen en te aanbidden. Want de heilige God is inderdaad in ons midden (1 Kor. 14:25). Alleen de gelovigen mogen en kunnen tot Hem naderen.\\ | ||
- | Deze heilige vergadering is dan ook een vergadering, | + | Deze heilige vergadering is dan ook een vergadering, |
===== 4. De Kerk, zij is een vergadering van de ware gelovigen ===== | ===== 4. De Kerk, zij is een vergadering van de ware gelovigen ===== | ||
De enige kerk, zo belijden wij, bestaat als een heilige vergadering en wel als een heilige vergadering “van de ware Christgelovigen”. De oudste Franse en Nederlandse tekst lezen: “van de ware gelovige christenen”. De synode van Arnhem 1981 heeft als tekst vastgesteld: | De enige kerk, zo belijden wij, bestaat als een heilige vergadering en wel als een heilige vergadering “van de ware Christgelovigen”. De oudste Franse en Nederlandse tekst lezen: “van de ware gelovige christenen”. De synode van Arnhem 1981 heeft als tekst vastgesteld: | ||
Regel 149: | Regel 155: | ||
Zo gezien ligt er in de omschrijving, | Zo gezien ligt er in de omschrijving, | ||
Het komt juist in de kerk aan op een leven uit het geloof. //Dat alleen// geeft de vaste zekerheid, dat men een levend lidmaat is van de kerk en dat men dat eeuwig zal blijven. Immers, Christus kent de zijnen en de zijnen kennen Hem (Joh. 10:14; zie ook 2 Tim. 2:19).\\ | Het komt juist in de kerk aan op een leven uit het geloof. //Dat alleen// geeft de vaste zekerheid, dat men een levend lidmaat is van de kerk en dat men dat eeuwig zal blijven. Immers, Christus kent de zijnen en de zijnen kennen Hem (Joh. 10:14; zie ook 2 Tim. 2:19).\\ | ||
- | Zegt de belijdenis in artikel 27, dat de kerk een vergadering is van de ware gelovigen, dan geldt dat (uiteraard) voor //alle// ware gelovigen. Geen enkele waar gelovige wordt hier buiten gesloten; zij allen zijn begrepen in wat de belijdenis hier van de kerk zegt. Straks, in artikel 28, wordt deze heilige vergadering omschreven als de vergadering van hen die zalig worden. En dat zalig worden geldt voor een ieder die gelooft. Immers: //**“**al wie// de naam des Heren aanroept, die zal behouden worden.” (vgl. Joël 2:32, Hand. 2:21, Rom. 10:13)\\ | + | Zegt de belijdenis in artikel 27, dat de kerk een vergadering is van de ware gelovigen, dan geldt dat (uiteraard) voor //alle// ware gelovigen. Geen enkele waar gelovige wordt hier buiten gesloten; zij allen zijn begrepen in wat de belijdenis hier van de kerk zegt. Straks, in artikel 28, wordt deze heilige vergadering omschreven als de vergadering van hen die zalig worden. En dat zalig worden geldt voor een ieder die gelooft. Immers: //“al wie// de naam des Heren aanroept, die zal behouden worden.” (vgl. Joël 2:32, Hand. 2:21, Rom. 10:13)\\ |
Hoewel artikel 27 hier dus niet met zoveel woorden zegt, dat alle gelovigen deel hebben aan de kerk, toch ligt dit wel terdege opgesloten in het spreken van de belijdenis hier. Dit ‘alle’ is met de zaak als zodanig gegeven. Wanneer bijvoorbeeld in zondag 7 H.C. wordt gezegd, dat Christus een Zaligmaker is alleen van de ware gelovigen, dan geldt dat voor //alle// ware gelovigen. Te wijzen valt hier ook op antw. 55 H.C., waar over de gemeenschap van de heiligen wordt gesproken als: de gelovigen, //allen en een ieder//. Precies zo ligt het in artikel 27. Vandaar ook dat artikel 28 //deze allen// zonder uitzondering aanspreekt door te zeggen, “dat // | Hoewel artikel 27 hier dus niet met zoveel woorden zegt, dat alle gelovigen deel hebben aan de kerk, toch ligt dit wel terdege opgesloten in het spreken van de belijdenis hier. Dit ‘alle’ is met de zaak als zodanig gegeven. Wanneer bijvoorbeeld in zondag 7 H.C. wordt gezegd, dat Christus een Zaligmaker is alleen van de ware gelovigen, dan geldt dat voor //alle// ware gelovigen. Te wijzen valt hier ook op antw. 55 H.C., waar over de gemeenschap van de heiligen wordt gesproken als: de gelovigen, //allen en een ieder//. Precies zo ligt het in artikel 27. Vandaar ook dat artikel 28 //deze allen// zonder uitzondering aanspreekt door te zeggen, “dat // | ||
Als de belijdenis dus zegt dat de kerk een vergadering is van de ware gelovigen, dan geldt dat voor //alle// waarlijk gelovigen. Zij allen, zonder onderscheid, | Als de belijdenis dus zegt dat de kerk een vergadering is van de ware gelovigen, dan geldt dat voor //alle// waarlijk gelovigen. Zij allen, zonder onderscheid, | ||
Regel 188: | Regel 194: | ||
Prof. Kamphuis zal dit spreken van de belijdenis gaarne aanvaarden, maar dan is daarmee ook zijn kritiek op mijn spreken weerlegd. Evenmin als dit spreken van de D.L. het recht geeft volmaaktheid bij de gelovigen te proclameren, | Prof. Kamphuis zal dit spreken van de belijdenis gaarne aanvaarden, maar dan is daarmee ook zijn kritiek op mijn spreken weerlegd. Evenmin als dit spreken van de D.L. het recht geeft volmaaktheid bij de gelovigen te proclameren, | ||
Wanneer het spreken van prof. Kamphuis in dezen terecht zou zijn, moet dat m.i. ook leiden tot de conclusie, dat men met betrekking tot die gelovigen, bij wie het daadwerkelijk samenkomen als reactie op Christus’ samenbrengen wel wordt gevonden, zou moeten spreken van onfeilbaarheid en volkomenheid //op dit punt//. En dit laatste is toch zeer zeker niet overeenkomstig de Schrift, die ons leert, dat geen enkele gelovige volmaakt is ten aanzien van welk gebod ook.\\ | Wanneer het spreken van prof. Kamphuis in dezen terecht zou zijn, moet dat m.i. ook leiden tot de conclusie, dat men met betrekking tot die gelovigen, bij wie het daadwerkelijk samenkomen als reactie op Christus’ samenbrengen wel wordt gevonden, zou moeten spreken van onfeilbaarheid en volkomenheid //op dit punt//. En dit laatste is toch zeer zeker niet overeenkomstig de Schrift, die ons leert, dat geen enkele gelovige volmaakt is ten aanzien van welk gebod ook.\\ | ||
- | > Prof. Kamphuis schrijft ook in reactie op mijn spreken: | + | Prof. Kamphuis schrijft ook in reactie op mijn spreken: |
- | “Maar bij Schilder is het werk van Christus in de samenvergadering van de gelovigen // | + | > “Maar bij Schilder is het werk van Christus in de samenvergadering van de gelovigen // |
Dat het spreken over de kerk bij ds. Hoorn statisch is geworden, wordt hier wel gesteld maar niet met argumenten bewezen. En het lijkt mij ook niet te bewijzen. Of men moet al van oordeel zijn dat het samenkomen van hen die door Christus samengebacht worden een statische zaak is. Want dát er zijn, die metterdaad samenkomen in de enige kerk, zal toch niemand ontkennen.\\ | Dat het spreken over de kerk bij ds. Hoorn statisch is geworden, wordt hier wel gesteld maar niet met argumenten bewezen. En het lijkt mij ook niet te bewijzen. Of men moet al van oordeel zijn dat het samenkomen van hen die door Christus samengebacht worden een statische zaak is. Want dát er zijn, die metterdaad samenkomen in de enige kerk, zal toch niemand ontkennen.\\ | ||
En wat het spreken van Schilder betreft over het vergaderwerk van Christus als // | En wat het spreken van Schilder betreft over het vergaderwerk van Christus als // | ||
Zo is daar in het leven van de gelovigen, zij het in beginsel, de gehoorzaamheid aan de ordinantie van God, zodat zij zich niet op zichzelf houden, maar zich voegen bij deze heilige vergadering en zich daarmee verenigen. In artikel 28 staat dan ook niet, dat er ware gelovigen zijn die niet doen wat zij krachtens dit artikel schuldig zijn te doen. Deze gehoorzaamheid aan de regel van artikel 28 betekent, dat de gelovigen van hun kant de eenheid der kerk onderhouden. Het is de eenheid in het ene ware geloof, zoals de apostel Paulus daarvan schrijft in Ef. 4:1-6. En die eenheid is nooit statisch, maar zij is vol actie. Zij bestaat in het elkaar wederkerig dienen met de van God ontvangen gaven. Dat blijkt uit wat Paulus direct daarna schrijft in vers 7: “Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt.”\\ | Zo is daar in het leven van de gelovigen, zij het in beginsel, de gehoorzaamheid aan de ordinantie van God, zodat zij zich niet op zichzelf houden, maar zich voegen bij deze heilige vergadering en zich daarmee verenigen. In artikel 28 staat dan ook niet, dat er ware gelovigen zijn die niet doen wat zij krachtens dit artikel schuldig zijn te doen. Deze gehoorzaamheid aan de regel van artikel 28 betekent, dat de gelovigen van hun kant de eenheid der kerk onderhouden. Het is de eenheid in het ene ware geloof, zoals de apostel Paulus daarvan schrijft in Ef. 4:1-6. En die eenheid is nooit statisch, maar zij is vol actie. Zij bestaat in het elkaar wederkerig dienen met de van God ontvangen gaven. Dat blijkt uit wat Paulus direct daarna schrijft in vers 7: “Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt.”\\ | ||
Hiermee stemt ook overeen het vervolg van artikel 28, als daar gezegd wordt, dat men zich daarbij moet voegen “om te dienen de opbouwing der broederen naar de gaven door God hun verleend, als onderlinge lidmaten van eenzelfde lichaam.”\\ | Hiermee stemt ook overeen het vervolg van artikel 28, als daar gezegd wordt, dat men zich daarbij moet voegen “om te dienen de opbouwing der broederen naar de gaven door God hun verleend, als onderlinge lidmaten van eenzelfde lichaam.”\\ | ||
- | **De eenheid der gelovigen is dus een eenheid vol pluriformiteit. En ook vol dynamiek. En dat dankzij de opgevaren Christus, die kracht heeft om de zijnen te vergaderen en hen als zijn lichaam op te bouwen in het geloof en in de liefde.**\\ | + | De eenheid der gelovigen is dus een eenheid vol pluriformiteit. En ook vol dynamiek. En dat dankzij de opgevaren Christus, die kracht heeft om de zijnen te vergaderen en hen als zijn lichaam op te bouwen in het geloof en in de liefde.\\ |
Tenslotte, voor wat dit onderdeel betreft. Mogelijk zitten wij op een ietwat andere lijn dan Schilder. Maar wat dan nog? Terecht schrijft prof. Kamphuis in genoemde polemiek:\\ | Tenslotte, voor wat dit onderdeel betreft. Mogelijk zitten wij op een ietwat andere lijn dan Schilder. Maar wat dan nog? Terecht schrijft prof. Kamphuis in genoemde polemiek:\\ | ||
“Het gaat over de openbaring van de Schrift over de Kerk.”\\ | “Het gaat over de openbaring van de Schrift over de Kerk.”\\ | ||
Regel 220: | Regel 226: | ||
Noch bij Calvijn noch bij Ursinus is de onzichtbare kerk een vaag en ongrijpbaar iets, waarbij men zich niet zou kunnen voegen. Zij is niet een kerk achter of boven de zichtbare kerk maar zij is altijd binnen de zichtbare kerk; zij is altijd daar waar de zichtbare kerk zich laat vinden. Wie buiten de zichtbare kerk staat, staat daarmee buiten de onzichtbare kerk.\\ | Noch bij Calvijn noch bij Ursinus is de onzichtbare kerk een vaag en ongrijpbaar iets, waarbij men zich niet zou kunnen voegen. Zij is niet een kerk achter of boven de zichtbare kerk maar zij is altijd binnen de zichtbare kerk; zij is altijd daar waar de zichtbare kerk zich laat vinden. Wie buiten de zichtbare kerk staat, staat daarmee buiten de onzichtbare kerk.\\ | ||
Hoewel de N.G.B. //de termen// zichtbaar en onzichtbaar niet gebruikt, weet zij wel terdege //van de zaak//, die Calvijn met die termen aanduidde. En die zaak is, we zeiden het al, dat er telkens weer kaf onder het koren is, onkruid tussen de tarwe. Die situatie doet de kerk “somwijlen een tijdlang zeer klein zijn en als tot niet gekomen in de ogen der mensen.”\\ | Hoewel de N.G.B. //de termen// zichtbaar en onzichtbaar niet gebruikt, weet zij wel terdege //van de zaak//, die Calvijn met die termen aanduidde. En die zaak is, we zeiden het al, dat er telkens weer kaf onder het koren is, onkruid tussen de tarwe. Die situatie doet de kerk “somwijlen een tijdlang zeer klein zijn en als tot niet gekomen in de ogen der mensen.”\\ | ||
- | Dan zijn er velen, die doen alsof ze van de kerk zijn, alsof ze gelovig zijn – ze laten zich vinden binnen de vergadering //der gelovigen// | + | Dan zijn er velen, die doen alsof ze van de kerk zijn, alsof ze gelovig zijn – ze laten zich vinden binnen de vergadering //der gelovigen// – terwijl ze in werkelijkheid toch niet van de kerk zijn.\\ |
Artikel 29 weet te spreken van het gezelschap der hypocrieten, | Artikel 29 weet te spreken van het gezelschap der hypocrieten, | ||
Datzelfde artikel kent ook de zinsnede: “En aangaande degenen, die //van// de Kerk zijn”. Dat betekent: die metterdaad van de Kerk zijn en niet slechts in naam. Vandaar ook dat de kerk volgens datzelfde artikel verplicht is de kerkelijke tucht te gebruiken, om de zonden te straffen.\\ | Datzelfde artikel kent ook de zinsnede: “En aangaande degenen, die //van// de Kerk zijn”. Dat betekent: die metterdaad van de Kerk zijn en niet slechts in naam. Vandaar ook dat de kerk volgens datzelfde artikel verplicht is de kerkelijke tucht te gebruiken, om de zonden te straffen.\\ | ||
Regel 237: | Regel 243: | ||
“De prediking moge ons voortdurend ontdekken aan het //wonder// van de Kerk die van Christus is, gezeten bóven aan Gods rechterhand. Kandelaars blijven niet brandende als de zelfbeproeving van de kerk en van haar leden gaat ontbreken. ‘Strijdt om in te gaan’ – dat blijft gelden ook al staan we in de registers van de ware kerk als leden genoteerd. Lidmaten, maar ook levende lidmaten? In de kerk, maar ook van de kerk? Vergaderd, maar ook gewassen en verzegeld? Zichtbaar, maar ook geworteld en gegrond in wat onzichtbaar is? Deze oproep tot zelfbeproeving blijft de les – hoe verder geformuleerd – die de kerk nimmer mag vergeten.”\\ | “De prediking moge ons voortdurend ontdekken aan het //wonder// van de Kerk die van Christus is, gezeten bóven aan Gods rechterhand. Kandelaars blijven niet brandende als de zelfbeproeving van de kerk en van haar leden gaat ontbreken. ‘Strijdt om in te gaan’ – dat blijft gelden ook al staan we in de registers van de ware kerk als leden genoteerd. Lidmaten, maar ook levende lidmaten? In de kerk, maar ook van de kerk? Vergaderd, maar ook gewassen en verzegeld? Zichtbaar, maar ook geworteld en gegrond in wat onzichtbaar is? Deze oproep tot zelfbeproeving blijft de les – hoe verder geformuleerd – die de kerk nimmer mag vergeten.”\\ | ||
Inderdaad! En daarom moet de strijd niet voorkomen maar gestreden worden. Niet de strijd tegen elkaar, maar de strijd samen met elkaar, “als onderlinge lidmaten van eenzelfde lichaam.” (artikel 28 N.G.B.) Het is de strijd om als kerk metterdaad de hals te buigen onder het juk van Jezus Christus. Die strijd blijft de levenslange roeping van de kerk, van alle kerkleden, niemand uitgezonderd. Allen hebben hier hun roeping te verstaan, tot opbouw van het ene\\ | Inderdaad! En daarom moet de strijd niet voorkomen maar gestreden worden. Niet de strijd tegen elkaar, maar de strijd samen met elkaar, “als onderlinge lidmaten van eenzelfde lichaam.” (artikel 28 N.G.B.) Het is de strijd om als kerk metterdaad de hals te buigen onder het juk van Jezus Christus. Die strijd blijft de levenslange roeping van de kerk, van alle kerkleden, niemand uitgezonderd. Allen hebben hier hun roeping te verstaan, tot opbouw van het ene\\ | ||
- | kerklichaam. Immers: “Gij nu zijt het lichaam van Christus en een ieder voor zijn deel leden.” (1 Cor. 12:27).\\ | + | kerklichaam. Immers: “Gij nu zijt het lichaam van Christus en een ieder voor zijn deel leden.” (1 Korintiërs |
===== 5. De Kerk, zij is pijler en fundament der waarheid ===== | ===== 5. De Kerk, zij is pijler en fundament der waarheid ===== | ||
In 1948 schreef professor K. Schilder een tweetal artikelen in De Reformatie onder de titel ‘Buiten de kerk geen enkele zaligheid’. Beide artikelen werden opgenomen in zijn verzamelde werken ‘De Kerk’, deel III, p. 244 e.v. Ze zullen naderhand nog wel eens opnieuw aangehaald zijn in De Reformatie. In elk geval gebeurde dat voor wat betreft het eerste gedeelte van het tweede artikel door professor Douma in De Reformatie van 17 juni 1972. Daarbij geeft Douma een aantal kanttekeningen bij het aangehaalde stuk, ingeleid met de opmerking dat hij het van a tot z eens is met wat K. Schilder hier schrijft.\\ | In 1948 schreef professor K. Schilder een tweetal artikelen in De Reformatie onder de titel ‘Buiten de kerk geen enkele zaligheid’. Beide artikelen werden opgenomen in zijn verzamelde werken ‘De Kerk’, deel III, p. 244 e.v. Ze zullen naderhand nog wel eens opnieuw aangehaald zijn in De Reformatie. In elk geval gebeurde dat voor wat betreft het eerste gedeelte van het tweede artikel door professor Douma in De Reformatie van 17 juni 1972. Daarbij geeft Douma een aantal kanttekeningen bij het aangehaalde stuk, ingeleid met de opmerking dat hij het van a tot z eens is met wat K. Schilder hier schrijft.\\ | ||
Regel 275: | Regel 282: | ||
En waarbij moet men zich voegen? Bij deze heilige vergadering.\\ | En waarbij moet men zich voegen? Bij deze heilige vergadering.\\ | ||
Op de vraag evenwel waar of welke die vergadering is, //daarop geeft artikel 28 geen antwoord//. Want dat is bekend aan hen die hier op hun schuldige plicht worden gewezen. Zij hebben deze heilige vergadering immers al beleden in artikel 27, en dat als mensen die zelf tot die vergadering behoren en aan haar deelhebben. En die derhalve ook weten, waar die vergadering zich laat vinden. Die reeds //beleden// en //bekende// kerk is uitgangspunt van artikel 28. En dan gaat dit artikel niet iets nieuws over die kerk zeggen. Dit artikel spreekt niet over de kerk zelf, afgezien dan van de motiverende voorzin (“wij geloven, // | Op de vraag evenwel waar of welke die vergadering is, //daarop geeft artikel 28 geen antwoord//. Want dat is bekend aan hen die hier op hun schuldige plicht worden gewezen. Zij hebben deze heilige vergadering immers al beleden in artikel 27, en dat als mensen die zelf tot die vergadering behoren en aan haar deelhebben. En die derhalve ook weten, waar die vergadering zich laat vinden. Die reeds //beleden// en //bekende// kerk is uitgangspunt van artikel 28. En dan gaat dit artikel niet iets nieuws over die kerk zeggen. Dit artikel spreekt niet over de kerk zelf, afgezien dan van de motiverende voorzin (“wij geloven, // | ||
- | Want er zijn voor deze leden niet alleen machtige en troostvolle beloften inzake de kerk – artikel 27 noemt die beloften en in de voorzin van artikel 28 worden ze nog eens kort samengevat – maar er is voor diezelfde leden een evenredig grote verantwoordelijkheid. Daarop wijst artikel 28. Het is de verantwoordelijkheid die men heeft, niet als niet-kerklid maar als kerklid. Het is derhalve ook niet de verantwoordelijkheid om lid van de kerk te // | + | Want er zijn voor deze leden niet alleen machtige en troostvolle beloften inzake de kerk – artikel 27 noemt die beloften en in de voorzin van artikel 28 worden ze nog eens kort samengevat – maar er is voor diezelfde leden een evenredig grote verantwoordelijkheid. Daarop wijst artikel 28. Het is de verantwoordelijkheid die men heeft, niet als niet-kerklid maar als kerklid. Het is derhalve ook niet de verantwoordelijkheid om lid van de kerk te //worden// – over het lid //worden// spreekt artikel 28 niet – maar om lid te //zijn,// metterdaad. En wel door zich niet afzijdig te houden, maar zich bij deze vergadering te //voegen//. Want wie anders doet, doet tegen Gods bevel.\\ |
In zijn boekje ‘Varia de ecclesia’ (Enschede, 1980) geeft ds. J. Francke naast andere zaken ook aandacht aan de roeping van de gelovigen zich bij de kerk te voegen, zoals artikel 28 daarop wijst. De schrijver zegt dan onder andere:\\ | In zijn boekje ‘Varia de ecclesia’ (Enschede, 1980) geeft ds. J. Francke naast andere zaken ook aandacht aan de roeping van de gelovigen zich bij de kerk te voegen, zoals artikel 28 daarop wijst. De schrijver zegt dan onder andere:\\ | ||
> “De belijdenis wijdt aan deze zaak een apart artikel, omdat in feite al van het begin der christelijke kerk in de apostolische eeuw er ware gelovigen waren, die niet tot de ware kerk kwamen. Ze zijn er vandaag nog. Tal van mensen die de Heere Christus als Heiland en Verlosser aanvaarden en de HEERE van harte in alles naar zijn Woord willen dienen, verdwalen in aan Gods Woord ontrouwe kerken, ja, in sekten en gezelschappen. Dat is een treurige werkelijkheid die vele vragen oproept, vragen die ook druk besproken worden.” (pag. 38)\\ | > “De belijdenis wijdt aan deze zaak een apart artikel, omdat in feite al van het begin der christelijke kerk in de apostolische eeuw er ware gelovigen waren, die niet tot de ware kerk kwamen. Ze zijn er vandaag nog. Tal van mensen die de Heere Christus als Heiland en Verlosser aanvaarden en de HEERE van harte in alles naar zijn Woord willen dienen, verdwalen in aan Gods Woord ontrouwe kerken, ja, in sekten en gezelschappen. Dat is een treurige werkelijkheid die vele vragen oproept, vragen die ook druk besproken worden.” (pag. 38)\\ | ||
Regel 300: | Regel 307: | ||
Nee, niet allen die in de kerk zijn, zijn ook van de kerk, al moeten wij deze allen naar het oordeel der liefde wel als leden der kerk beschouwen, zolang zij door de belijdenis des geloofs en de voorbeeldigheid des levens en het deelgenootschap aan de sacramenten met ons dezelfde God en Christus belijden. (Calvijn, Inst. IV, I, 8)\\ | Nee, niet allen die in de kerk zijn, zijn ook van de kerk, al moeten wij deze allen naar het oordeel der liefde wel als leden der kerk beschouwen, zolang zij door de belijdenis des geloofs en de voorbeeldigheid des levens en het deelgenootschap aan de sacramenten met ons dezelfde God en Christus belijden. (Calvijn, Inst. IV, I, 8)\\ | ||
Nergens evenwel geeft de Schrift ons het recht om deze stelling ook omgekeerd van toepassing te verklaren door te stellen: niet allen, die van de kerk zijn, zijn ook in de kerk. Of men moet hier al denken aan mensen als de dichter van Psalm 42 en 88. Maar dan spreekt men over een heel andere zaak! Deze dichter was trouwens ook, hoewel naar het vlees afwezig, naar de geest aanwezig in de vergadering van Gods volk.\\ | Nergens evenwel geeft de Schrift ons het recht om deze stelling ook omgekeerd van toepassing te verklaren door te stellen: niet allen, die van de kerk zijn, zijn ook in de kerk. Of men moet hier al denken aan mensen als de dichter van Psalm 42 en 88. Maar dan spreekt men over een heel andere zaak! Deze dichter was trouwens ook, hoewel naar het vlees afwezig, naar de geest aanwezig in de vergadering van Gods volk.\\ | ||
- | **//De Schrift zegt wel//:** “niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël.” (**Rom. 9:7)**\\ | + | //De Schrift zegt wel//: “niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël.” (Rom. 9:7)\\ |
Maar zij zegt niet: velen, die buiten Israël zijn, //zijn// ook Israël.\\ | Maar zij zegt niet: velen, die buiten Israël zijn, //zijn// ook Israël.\\ | ||
Al weet zij wel van vele buiten Israël geborenen, die tot Israël //worden,// namelijk in de weg van bekering en geloof in de gekruisigde Christus, waardoor zij in Israël worden ingelijfd. Zie onder andere Gal. 3:6-9.\\ | Al weet zij wel van vele buiten Israël geborenen, die tot Israël //worden,// namelijk in de weg van bekering en geloof in de gekruisigde Christus, waardoor zij in Israël worden ingelijfd. Zie onder andere Gal. 3:6-9.\\ | ||
Regel 332: | Regel 339: | ||
“Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, | “Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, | ||
Het valt ook op, dat prof. Doekes in zijn schets op artikel 28, evenals ook ds. Francke dat //keer op keer// doet in zijn Varia de Ecclesia, steeds de formulering gebruikt: zich voegen bij de //ware// kerk. Dat is een duidelijke verandering van de tekst van dit artikel, dat deze formulering niet kent, zoals we reeds eerder opmerkten.\\ | Het valt ook op, dat prof. Doekes in zijn schets op artikel 28, evenals ook ds. Francke dat //keer op keer// doet in zijn Varia de Ecclesia, steeds de formulering gebruikt: zich voegen bij de //ware// kerk. Dat is een duidelijke verandering van de tekst van dit artikel, dat deze formulering niet kent, zoals we reeds eerder opmerkten.\\ | ||
- | Het woordje ‘ware’ als bepaling //bij kerk komt eerst in artikel 29 voor// | + | Het woordje ‘ware’ als bepaling //bij kerk komt eerst in artikel 29 voor// |
Artikel 28 spreekt niet met het oog op hen die buiten zijn, die van de kerk niet zijn, met als opdracht, dat dezen zichzelf lid maken, aldus //makende// de enigheid der kerk, maar met het oog op hen die binnen zijn, die van de kerk zijn. Voor dezen is daar de roeping zich niet op zichzelf te houden, maar zichzelf daarbij te voegen, aldus // | Artikel 28 spreekt niet met het oog op hen die buiten zijn, die van de kerk niet zijn, met als opdracht, dat dezen zichzelf lid maken, aldus //makende// de enigheid der kerk, maar met het oog op hen die binnen zijn, die van de kerk zijn. Voor dezen is daar de roeping zich niet op zichzelf te houden, maar zichzelf daarbij te voegen, aldus // | ||
Daarom kan artikel 29 heel artikel 28 samenvatten in de zinsnede: “en het komt niemand toe zich //daarvan te scheiden// | Daarom kan artikel 29 heel artikel 28 samenvatten in de zinsnede: “en het komt niemand toe zich //daarvan te scheiden// |