Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


brochures:1984_een-enige-kerk_de-troost-van-de-ware-gelovigen

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
brochures:1984_een-enige-kerk_de-troost-van-de-ware-gelovigen [05-07-2024 om 16.43 uur] ds. J.H. Zwartbrochures:1984_een-enige-kerk_de-troost-van-de-ware-gelovigen [05-07-2024 om 16.44 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 155: Regel 155:
 Zo gezien ligt er in de omschrijving, die artikel 27 ons hier van de kerk geeft ook een klemmende oproep. Het is de oproep om waarlijk gelovig te zijn. Zonder waar geloof is men tevergeefs lid van de kerk. Dan is men een dood lid van haar; wel in de kerk, maar niet van de kerk. Waarlijk van de kerk is alleen hij die waarlijk gelovig is. En waarlijk gelovig zijn betekent: trouw zijn aan het ganse Woord van God, aan de volkomen leer der zaligheid. Het betekent: kiezen voor het dwaze evangelie des kruises en kiezen voor de kerk onder het kruis, voor de broederschap. Het ware geloof is niet een eigenschap, die de mens bij zich draagt, maar het is een werk, een activiteit, die zichtbaar aan de dag treedt in daden van trouw, gehoorzaamheid en volharding. Het is precies het tegenovergestelde van deserteren, zich onttrekken, de frontlinie verlaten. Men leze hier het slot van Hebr. 10 en Hebr. 11.\\ Zo gezien ligt er in de omschrijving, die artikel 27 ons hier van de kerk geeft ook een klemmende oproep. Het is de oproep om waarlijk gelovig te zijn. Zonder waar geloof is men tevergeefs lid van de kerk. Dan is men een dood lid van haar; wel in de kerk, maar niet van de kerk. Waarlijk van de kerk is alleen hij die waarlijk gelovig is. En waarlijk gelovig zijn betekent: trouw zijn aan het ganse Woord van God, aan de volkomen leer der zaligheid. Het betekent: kiezen voor het dwaze evangelie des kruises en kiezen voor de kerk onder het kruis, voor de broederschap. Het ware geloof is niet een eigenschap, die de mens bij zich draagt, maar het is een werk, een activiteit, die zichtbaar aan de dag treedt in daden van trouw, gehoorzaamheid en volharding. Het is precies het tegenovergestelde van deserteren, zich onttrekken, de frontlinie verlaten. Men leze hier het slot van Hebr. 10 en Hebr. 11.\\
 Het komt juist in de kerk aan op een leven uit het geloof. //Dat alleen// geeft de vaste zekerheid, dat men een levend lidmaat is van de kerk en dat men dat eeuwig zal blijven. Immers, Christus kent de zijnen en de zijnen kennen Hem (Joh. 10:14; zie ook 2 Tim. 2:19).\\ Het komt juist in de kerk aan op een leven uit het geloof. //Dat alleen// geeft de vaste zekerheid, dat men een levend lidmaat is van de kerk en dat men dat eeuwig zal blijven. Immers, Christus kent de zijnen en de zijnen kennen Hem (Joh. 10:14; zie ook 2 Tim. 2:19).\\
-Zegt de belijdenis in artikel 27, dat de kerk een vergadering is van de ware gelovigen, dan geldt dat (uiteraard) voor //alle// ware gelovigen. Geen enkele waar gelovige wordt hier buiten gesloten; zij allen zijn begrepen in wat de belijdenis hier van de kerk zegt. Straks, in artikel 28, wordt deze heilige vergadering omschreven als de vergadering van hen die zalig worden. En dat zalig worden geldt voor een ieder die gelooft. Immers: //****al wie// de naam des Heren aanroept, die zal behouden worden.” (vgl. Joël 2:32, Hand. 2:21, Rom. 10:13)\\+Zegt de belijdenis in artikel 27, dat de kerk een vergadering is van de ware gelovigen, dan geldt dat (uiteraard) voor //alle// ware gelovigen. Geen enkele waar gelovige wordt hier buiten gesloten; zij allen zijn begrepen in wat de belijdenis hier van de kerk zegt. Straks, in artikel 28, wordt deze heilige vergadering omschreven als de vergadering van hen die zalig worden. En dat zalig worden geldt voor een ieder die gelooft. Immers: //“al wie// de naam des Heren aanroept, die zal behouden worden.” (vgl. Joël 2:32, Hand. 2:21, Rom. 10:13)\\
 Hoewel artikel 27 hier dus niet met zoveel woorden zegt, dat alle gelovigen deel hebben aan de kerk, toch ligt dit wel terdege opgesloten in het spreken van de belijdenis hier. Dit ‘alle’ is met de zaak als zodanig gegeven. Wanneer bijvoorbeeld in zondag 7 H.C. wordt gezegd, dat Christus een Zaligmaker is alleen van de ware gelovigen, dan geldt dat voor //alle// ware gelovigen. Te wijzen valt hier ook op antw. 55 H.C., waar over de gemeenschap van de heiligen wordt gesproken als: de gelovigen, //allen en een ieder//. Precies zo ligt het in artikel 27. Vandaar ook dat artikel 28 //deze allen// zonder uitzondering aanspreekt door te zeggen, “dat //niemand//, van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelf te houden, (...) maar dat //zij allen// schuldig zijn, zichzelf daarbij te voegen.”\\ Hoewel artikel 27 hier dus niet met zoveel woorden zegt, dat alle gelovigen deel hebben aan de kerk, toch ligt dit wel terdege opgesloten in het spreken van de belijdenis hier. Dit ‘alle’ is met de zaak als zodanig gegeven. Wanneer bijvoorbeeld in zondag 7 H.C. wordt gezegd, dat Christus een Zaligmaker is alleen van de ware gelovigen, dan geldt dat voor //alle// ware gelovigen. Te wijzen valt hier ook op antw. 55 H.C., waar over de gemeenschap van de heiligen wordt gesproken als: de gelovigen, //allen en een ieder//. Precies zo ligt het in artikel 27. Vandaar ook dat artikel 28 //deze allen// zonder uitzondering aanspreekt door te zeggen, “dat //niemand//, van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelf te houden, (...) maar dat //zij allen// schuldig zijn, zichzelf daarbij te voegen.”\\
 Als de belijdenis dus zegt dat de kerk een vergadering is van de ware gelovigen, dan geldt dat voor //alle// waarlijk gelovigen. Zij allen, zonder onderscheid, behoren tot deze heilige vergadering en hebben hun plaats in haar midden. Hun plaats, dat wil zeggen de plaats die Christus daar voor hen heeft vrijgemaakt, die Hij daar voor hen heeft verdiend en dat voor een zeer dure prijs. Eenmaal heeft Hij zijn eigen plaats daarvoor opgeofferd, toen Hij zich liet excommuniceren uit deze heilige vergadering, hoewel Hij als geen ander recht had op een plaats in haar midden. God zelf immers had Hem die plaats toegewezen, geboren als Hij Hem had doen worden als kind van de kerk, kind van het verbond, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet (Gal. 4:4). En bij het opgroeien stelde Hij zichzelf ook onder die wet in volkomen gehoorzaamheid. Gewillig ging Hij jaarlijks op het Paasfeest met zijn ouders op naar Jeruzalem om zich te stellen voor het aangezicht van de Vader. En ook toen Hij volwassen werd, bleef Hij gaan op de weg, die Hem van kindsbeen af was geleerd. Gehoorzaam ging Hij te midden van zijn broeders de weg naar Gods huis. En toen werd Hem zijn plaats in dat huis ontzegd, als ware Hij een goddeloze. Hij werd geëxcommuniceerd als één, die in de kerk niet thuishoort en het aangezicht van God niet mag zien. Bitter was dat voor Christus, bitterder dan de dood (vgl. D.L. V, 13). Maar Hij bleef standvastig tot in de dood en dat ter wille van zijn broeders, opdat die voor altijd als vrije zonen het recht zouden hebben het aangezicht van de Vader te zien. Christus wist zich door de Vader zelf gezalfd en geroepen hun dat aangezicht te tonen en Hij zou die roeping volbrengen ook. En Hij heeft haar metterdaad volbracht. Want toen in zijn opwekking uit de doden aan Hem werd vervuld Psalm 22:22b, “Gij hebt Mij geantwoord”, toen ging Hij als de Eerstgeborene uit de doden onmiddellijk heen en voegde zich diezelfde dag nog bij de gemeente, om zo te vervullen wat direct daarna in Psalm 22 staat: “Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen.” Van welk een staat of kwaliteit Hij blijkens zijn opwekking ook was – niemand minder dan de Zoon van God – toch hield Hij zich niet op zichzelf om op zijn eigen Persoon te staan, maar Hij voegde zich eenvoudig bij zijn broeders ter plaatse waar God hen vergaderd had. Hoewel zij zich voor Hem hadden geschaamd en Hem alleen hadden gelaten (Matth. 26:36), Hij schaamde zich voor hen niet en liet hen niet alleen. Hij zelf liet zich in hun midden vinden. En ze mochten Hem zelfs betasten, opdat ze zeker zouden weten, dat Hij het zelf was.\\ Als de belijdenis dus zegt dat de kerk een vergadering is van de ware gelovigen, dan geldt dat voor //alle// waarlijk gelovigen. Zij allen, zonder onderscheid, behoren tot deze heilige vergadering en hebben hun plaats in haar midden. Hun plaats, dat wil zeggen de plaats die Christus daar voor hen heeft vrijgemaakt, die Hij daar voor hen heeft verdiend en dat voor een zeer dure prijs. Eenmaal heeft Hij zijn eigen plaats daarvoor opgeofferd, toen Hij zich liet excommuniceren uit deze heilige vergadering, hoewel Hij als geen ander recht had op een plaats in haar midden. God zelf immers had Hem die plaats toegewezen, geboren als Hij Hem had doen worden als kind van de kerk, kind van het verbond, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet (Gal. 4:4). En bij het opgroeien stelde Hij zichzelf ook onder die wet in volkomen gehoorzaamheid. Gewillig ging Hij jaarlijks op het Paasfeest met zijn ouders op naar Jeruzalem om zich te stellen voor het aangezicht van de Vader. En ook toen Hij volwassen werd, bleef Hij gaan op de weg, die Hem van kindsbeen af was geleerd. Gehoorzaam ging Hij te midden van zijn broeders de weg naar Gods huis. En toen werd Hem zijn plaats in dat huis ontzegd, als ware Hij een goddeloze. Hij werd geëxcommuniceerd als één, die in de kerk niet thuishoort en het aangezicht van God niet mag zien. Bitter was dat voor Christus, bitterder dan de dood (vgl. D.L. V, 13). Maar Hij bleef standvastig tot in de dood en dat ter wille van zijn broeders, opdat die voor altijd als vrije zonen het recht zouden hebben het aangezicht van de Vader te zien. Christus wist zich door de Vader zelf gezalfd en geroepen hun dat aangezicht te tonen en Hij zou die roeping volbrengen ook. En Hij heeft haar metterdaad volbracht. Want toen in zijn opwekking uit de doden aan Hem werd vervuld Psalm 22:22b, “Gij hebt Mij geantwoord”, toen ging Hij als de Eerstgeborene uit de doden onmiddellijk heen en voegde zich diezelfde dag nog bij de gemeente, om zo te vervullen wat direct daarna in Psalm 22 staat: “Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen.” Van welk een staat of kwaliteit Hij blijkens zijn opwekking ook was – niemand minder dan de Zoon van God – toch hield Hij zich niet op zichzelf om op zijn eigen Persoon te staan, maar Hij voegde zich eenvoudig bij zijn broeders ter plaatse waar God hen vergaderd had. Hoewel zij zich voor Hem hadden geschaamd en Hem alleen hadden gelaten (Matth. 26:36), Hij schaamde zich voor hen niet en liet hen niet alleen. Hij zelf liet zich in hun midden vinden. En ze mochten Hem zelfs betasten, opdat ze zeker zouden weten, dat Hij het zelf was.\\
Regel 200: Regel 200:
 Zo is daar in het leven van de gelovigen, zij het in beginsel, de gehoorzaamheid aan de ordinantie van God, zodat zij zich niet op zichzelf houden, maar zich voegen bij deze heilige vergadering en zich daarmee verenigen. In artikel 28 staat dan ook niet, dat er ware gelovigen zijn die niet doen wat zij krachtens dit artikel schuldig zijn te doen. Deze gehoorzaamheid aan de regel van artikel 28 betekent, dat de gelovigen van hun kant de eenheid der kerk onderhouden. Het is de eenheid in het ene ware geloof, zoals de apostel Paulus daarvan schrijft in Ef. 4:1-6. En die eenheid is nooit statisch, maar zij is vol actie. Zij bestaat in het elkaar wederkerig dienen met de van God ontvangen gaven. Dat blijkt uit wat Paulus direct daarna schrijft in vers 7: “Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt.”\\ Zo is daar in het leven van de gelovigen, zij het in beginsel, de gehoorzaamheid aan de ordinantie van God, zodat zij zich niet op zichzelf houden, maar zich voegen bij deze heilige vergadering en zich daarmee verenigen. In artikel 28 staat dan ook niet, dat er ware gelovigen zijn die niet doen wat zij krachtens dit artikel schuldig zijn te doen. Deze gehoorzaamheid aan de regel van artikel 28 betekent, dat de gelovigen van hun kant de eenheid der kerk onderhouden. Het is de eenheid in het ene ware geloof, zoals de apostel Paulus daarvan schrijft in Ef. 4:1-6. En die eenheid is nooit statisch, maar zij is vol actie. Zij bestaat in het elkaar wederkerig dienen met de van God ontvangen gaven. Dat blijkt uit wat Paulus direct daarna schrijft in vers 7: “Maar aan een ieder onzer afzonderlijk is de genade gegeven, naar de mate, waarin Christus haar schenkt.”\\
 Hiermee stemt ook overeen het vervolg van artikel 28, als daar gezegd wordt, dat men zich daarbij moet voegen “om te dienen de opbouwing der broederen naar de gaven door God hun verleend, als onderlinge lidmaten van eenzelfde lichaam.”\\ Hiermee stemt ook overeen het vervolg van artikel 28, als daar gezegd wordt, dat men zich daarbij moet voegen “om te dienen de opbouwing der broederen naar de gaven door God hun verleend, als onderlinge lidmaten van eenzelfde lichaam.”\\
-**De eenheid der gelovigen is dus een eenheid vol pluriformiteit. En ook vol dynamiek. En dat dankzij de opgevaren Christus, die kracht heeft om de zijnen te vergaderen en hen als zijn lichaam op te bouwen in het geloof en in de liefde.**\\+De eenheid der gelovigen is dus een eenheid vol pluriformiteit. En ook vol dynamiek. En dat dankzij de opgevaren Christus, die kracht heeft om de zijnen te vergaderen en hen als zijn lichaam op te bouwen in het geloof en in de liefde.\\
 Tenslotte, voor wat dit onderdeel betreft. Mogelijk zitten wij op een ietwat andere lijn dan Schilder. Maar wat dan nog? Terecht schrijft prof. Kamphuis in genoemde polemiek:\\ Tenslotte, voor wat dit onderdeel betreft. Mogelijk zitten wij op een ietwat andere lijn dan Schilder. Maar wat dan nog? Terecht schrijft prof. Kamphuis in genoemde polemiek:\\
 “Het gaat over de openbaring van de Schrift over de Kerk.”\\ “Het gaat over de openbaring van de Schrift over de Kerk.”\\
Regel 226: Regel 226:
 Noch bij Calvijn noch bij Ursinus is de onzichtbare kerk een vaag en ongrijpbaar iets, waarbij men zich niet zou kunnen voegen. Zij is niet een kerk achter of boven de zichtbare kerk maar zij is altijd binnen de zichtbare kerk; zij is altijd daar waar de zichtbare kerk zich laat vinden. Wie buiten de zichtbare kerk staat, staat daarmee buiten de onzichtbare kerk.\\ Noch bij Calvijn noch bij Ursinus is de onzichtbare kerk een vaag en ongrijpbaar iets, waarbij men zich niet zou kunnen voegen. Zij is niet een kerk achter of boven de zichtbare kerk maar zij is altijd binnen de zichtbare kerk; zij is altijd daar waar de zichtbare kerk zich laat vinden. Wie buiten de zichtbare kerk staat, staat daarmee buiten de onzichtbare kerk.\\
 Hoewel de N.G.B. //de termen// zichtbaar en onzichtbaar niet gebruikt, weet zij wel terdege //van de zaak//, die Calvijn met die termen aanduidde. En die zaak is, we zeiden het al, dat er telkens weer kaf onder het koren is, onkruid tussen de tarwe. Die situatie doet de kerk “somwijlen een tijdlang zeer klein zijn en als tot niet gekomen in de ogen der mensen.”\\ Hoewel de N.G.B. //de termen// zichtbaar en onzichtbaar niet gebruikt, weet zij wel terdege //van de zaak//, die Calvijn met die termen aanduidde. En die zaak is, we zeiden het al, dat er telkens weer kaf onder het koren is, onkruid tussen de tarwe. Die situatie doet de kerk “somwijlen een tijdlang zeer klein zijn en als tot niet gekomen in de ogen der mensen.”\\
-Dan zijn er velen, die doen alsof ze van de kerk zijn, alsof ze gelovig zijn – ze laten zich vinden binnen de vergadering //der gelovigen// **** terwijl ze in werkelijkheid toch niet van de kerk zijn.\\+Dan zijn er velen, die doen alsof ze van de kerk zijn, alsof ze gelovig zijn – ze laten zich vinden binnen de vergadering //der gelovigen// – terwijl ze in werkelijkheid toch niet van de kerk zijn.\\
 Artikel 29 weet te spreken van het gezelschap der hypocrieten, “welke in de Kerk onder de goeden vermengd zijn, en intussen //van// de Kerk niet zijn, hoewel zij naar het lichaam in haar zijn.”\\ Artikel 29 weet te spreken van het gezelschap der hypocrieten, “welke in de Kerk onder de goeden vermengd zijn, en intussen //van// de Kerk niet zijn, hoewel zij naar het lichaam in haar zijn.”\\
 Datzelfde artikel kent ook de zinsnede: “En aangaande degenen, die //van// de Kerk zijn”. Dat betekent: die metterdaad van de Kerk zijn en niet slechts in naam. Vandaar ook dat de kerk volgens datzelfde artikel verplicht is de kerkelijke tucht te gebruiken, om de zonden te straffen.\\ Datzelfde artikel kent ook de zinsnede: “En aangaande degenen, die //van// de Kerk zijn”. Dat betekent: die metterdaad van de Kerk zijn en niet slechts in naam. Vandaar ook dat de kerk volgens datzelfde artikel verplicht is de kerkelijke tucht te gebruiken, om de zonden te straffen.\\
Regel 282: Regel 282:
 En waarbij moet men zich voegen? Bij deze heilige vergadering.\\ En waarbij moet men zich voegen? Bij deze heilige vergadering.\\
 Op de vraag evenwel waar of welke die vergadering is, //daarop geeft artikel 28 geen antwoord//. Want dat is bekend aan hen die hier op hun schuldige plicht worden gewezen. Zij hebben deze heilige vergadering immers al beleden in artikel 27, en dat als mensen die zelf tot die vergadering behoren en aan haar deelhebben. En die derhalve ook weten, waar die vergadering zich laat vinden. Die reeds //beleden// en //bekende// kerk is uitgangspunt van artikel 28. En dan gaat dit artikel niet iets nieuws over die kerk zeggen. Dit artikel spreekt niet over de kerk zelf, afgezien dan van de motiverende voorzin (“wij geloven, //aangezien//...”), waarin overigens zakelijk niets nieuws wordt gezegd ten opzichte van artikel 27. Heel dit artikel spreekt over //de roeping van de kerkleden,// over de houding die zij tegenover de kerk hebben aan te nemen.\\ Op de vraag evenwel waar of welke die vergadering is, //daarop geeft artikel 28 geen antwoord//. Want dat is bekend aan hen die hier op hun schuldige plicht worden gewezen. Zij hebben deze heilige vergadering immers al beleden in artikel 27, en dat als mensen die zelf tot die vergadering behoren en aan haar deelhebben. En die derhalve ook weten, waar die vergadering zich laat vinden. Die reeds //beleden// en //bekende// kerk is uitgangspunt van artikel 28. En dan gaat dit artikel niet iets nieuws over die kerk zeggen. Dit artikel spreekt niet over de kerk zelf, afgezien dan van de motiverende voorzin (“wij geloven, //aangezien//...”), waarin overigens zakelijk niets nieuws wordt gezegd ten opzichte van artikel 27. Heel dit artikel spreekt over //de roeping van de kerkleden,// over de houding die zij tegenover de kerk hebben aan te nemen.\\
-Want er zijn voor deze leden niet alleen machtige en troostvolle beloften inzake de kerk – artikel 27 noemt die beloften en in de voorzin van artikel 28 worden ze nog eens kort samengevat – maar er is voor diezelfde leden een evenredig grote verantwoordelijkheid. Daarop wijst artikel 28. Het is de verantwoordelijkheid die men heeft, niet als niet-kerklid maar als kerklid. Het is derhalve ook niet de verantwoordelijkheid om lid van de kerk te //worden// **** over het lid //worden// spreekt artikel 28 niet – maar om lid te //zijn,// metterdaad. En wel door zich niet afzijdig te houden, maar zich bij deze vergadering te //voegen//. Want wie anders doet, doet tegen Gods bevel.\\+Want er zijn voor deze leden niet alleen machtige en troostvolle beloften inzake de kerk – artikel 27 noemt die beloften en in de voorzin van artikel 28 worden ze nog eens kort samengevat – maar er is voor diezelfde leden een evenredig grote verantwoordelijkheid. Daarop wijst artikel 28. Het is de verantwoordelijkheid die men heeft, niet als niet-kerklid maar als kerklid. Het is derhalve ook niet de verantwoordelijkheid om lid van de kerk te //worden// – over het lid //worden// spreekt artikel 28 niet – maar om lid te //zijn,// metterdaad. En wel door zich niet afzijdig te houden, maar zich bij deze vergadering te //voegen//. Want wie anders doet, doet tegen Gods bevel.\\
 In zijn boekje ‘Varia de ecclesia’ (Enschede, 1980) geeft ds. J. Francke naast andere zaken ook aandacht aan de roeping van de gelovigen zich bij de kerk te voegen, zoals artikel 28 daarop wijst. De schrijver zegt dan onder andere:\\ In zijn boekje ‘Varia de ecclesia’ (Enschede, 1980) geeft ds. J. Francke naast andere zaken ook aandacht aan de roeping van de gelovigen zich bij de kerk te voegen, zoals artikel 28 daarop wijst. De schrijver zegt dan onder andere:\\
 > “De belijdenis wijdt aan deze zaak een apart artikel, omdat in feite al van het begin der christelijke kerk in de apostolische eeuw er ware gelovigen waren, die niet tot de ware kerk kwamen. Ze zijn er vandaag nog. Tal van mensen die de Heere Christus als Heiland en Verlosser aanvaarden en de HEERE van harte in alles naar zijn Woord willen dienen, verdwalen in aan Gods Woord ontrouwe kerken, ja, in sekten en gezelschappen. Dat is een treurige werkelijkheid die vele vragen oproept, vragen die ook druk besproken worden.” (pag. 38)\\ > “De belijdenis wijdt aan deze zaak een apart artikel, omdat in feite al van het begin der christelijke kerk in de apostolische eeuw er ware gelovigen waren, die niet tot de ware kerk kwamen. Ze zijn er vandaag nog. Tal van mensen die de Heere Christus als Heiland en Verlosser aanvaarden en de HEERE van harte in alles naar zijn Woord willen dienen, verdwalen in aan Gods Woord ontrouwe kerken, ja, in sekten en gezelschappen. Dat is een treurige werkelijkheid die vele vragen oproept, vragen die ook druk besproken worden.” (pag. 38)\\
Regel 307: Regel 307:
 Nee, niet allen die in de kerk zijn, zijn ook van de kerk, al moeten wij deze allen naar het oordeel der liefde wel als leden der kerk beschouwen, zolang zij door de belijdenis des geloofs en de voorbeeldigheid des levens en het deelgenootschap aan de sacramenten met ons dezelfde God en Christus belijden. (Calvijn, Inst. IV, I, 8)\\ Nee, niet allen die in de kerk zijn, zijn ook van de kerk, al moeten wij deze allen naar het oordeel der liefde wel als leden der kerk beschouwen, zolang zij door de belijdenis des geloofs en de voorbeeldigheid des levens en het deelgenootschap aan de sacramenten met ons dezelfde God en Christus belijden. (Calvijn, Inst. IV, I, 8)\\
 Nergens evenwel geeft de Schrift ons het recht om deze stelling ook omgekeerd van toepassing te verklaren door te stellen: niet allen, die van de kerk zijn, zijn ook in de kerk. Of men moet hier al denken aan mensen als de dichter van Psalm 42 en 88. Maar dan spreekt men over een heel andere zaak! Deze dichter was trouwens ook, hoewel naar het vlees afwezig, naar de geest aanwezig in de vergadering van Gods volk.\\ Nergens evenwel geeft de Schrift ons het recht om deze stelling ook omgekeerd van toepassing te verklaren door te stellen: niet allen, die van de kerk zijn, zijn ook in de kerk. Of men moet hier al denken aan mensen als de dichter van Psalm 42 en 88. Maar dan spreekt men over een heel andere zaak! Deze dichter was trouwens ook, hoewel naar het vlees afwezig, naar de geest aanwezig in de vergadering van Gods volk.\\
-**//De Schrift zegt wel//:** “niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël.” (**Rom. 9:7)**\\+//De Schrift zegt wel//: “niet allen, die van Israël afstammen, zijn Israël.” (Rom. 9:7)\\
 Maar zij zegt niet: velen, die buiten Israël zijn, //zijn// ook Israël.\\ Maar zij zegt niet: velen, die buiten Israël zijn, //zijn// ook Israël.\\
 Al weet zij wel van vele buiten Israël geborenen, die tot Israël //worden,// namelijk in de weg van bekering en geloof in de gekruisigde Christus, waardoor zij in Israël worden ingelijfd. Zie onder andere Gal. 3:6-9.\\ Al weet zij wel van vele buiten Israël geborenen, die tot Israël //worden,// namelijk in de weg van bekering en geloof in de gekruisigde Christus, waardoor zij in Israël worden ingelijfd. Zie onder andere Gal. 3:6-9.\\
Regel 339: Regel 339:
 “Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk aan het vlees geschiedt, maar hij is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.” (Rom.2:28-29)\\ “Want niet hij is een Jood, die het uiterlijk is, en niet dát is besnijdenis, wat uiterlijk aan het vlees geschiedt, maar hij is een Jood, die het in het verborgen is, en de (ware) besnijdenis is die van het hart, naar de Geest, niet naar de letter. Dan komt zijn lof niet van mensen, maar van God.” (Rom.2:28-29)\\
 Het valt ook op, dat prof. Doekes in zijn schets op artikel 28, evenals ook ds. Francke dat //keer op keer// doet in zijn Varia de Ecclesia, steeds de formulering gebruikt: zich voegen bij de //ware// kerk. Dat is een duidelijke verandering van de tekst van dit artikel, dat deze formulering niet kent, zoals we reeds eerder opmerkten.\\ Het valt ook op, dat prof. Doekes in zijn schets op artikel 28, evenals ook ds. Francke dat //keer op keer// doet in zijn Varia de Ecclesia, steeds de formulering gebruikt: zich voegen bij de //ware// kerk. Dat is een duidelijke verandering van de tekst van dit artikel, dat deze formulering niet kent, zoals we reeds eerder opmerkten.\\
-Het woordje ‘ware’ als bepaling //bij kerk komt eerst in artikel 29 voor//**E**n het is uitlegkundig niet juist om in artikel 28 reeds in te lezen wat eerst in artikel 29 aan de orde wordt gesteld. Niet artikel 29, wel artikel 27 vormt het uitgangspunt van artikel 28. En artikel 27 kent niet de formulering ware kerk, wel de formulering enige, katholieke of algemene kerk. En die kerk wordt vervolgens niet omschreven als //ware// kerk, maar als een heilige vergadering van de //ware// christgelovigen. Daarbij aansluitend wijst artikel 28 //deze// ware christgelovigen op hun ambt zich van //deze// heilige vergadering //niet af te scheiden,// maar zich daarbij te voegen.\\+Het woordje ‘ware’ als bepaling //bij kerk komt eerst in artikel 29 voor//En het is uitlegkundig niet juist om in artikel 28 reeds in te lezen wat eerst in artikel 29 aan de orde wordt gesteld. Niet artikel 29, wel artikel 27 vormt het uitgangspunt van artikel 28. En artikel 27 kent niet de formulering ware kerk, wel de formulering enige, katholieke of algemene kerk. En die kerk wordt vervolgens niet omschreven als //ware// kerk, maar als een heilige vergadering van de //ware// christgelovigen. Daarbij aansluitend wijst artikel 28 //deze// ware christgelovigen op hun ambt zich van //deze// heilige vergadering //niet af te scheiden,// maar zich daarbij te voegen.\\
 Artikel 28 spreekt niet met het oog op hen die buiten zijn, die van de kerk niet zijn, met als opdracht, dat dezen zichzelf lid maken, aldus //makende// de enigheid der kerk, maar met het oog op hen die binnen zijn, die van de kerk zijn. Voor dezen is daar de roeping zich niet op zichzelf te houden, maar zichzelf daarbij te voegen, aldus //onderhoudende// de enigheid der kerk.\\ Artikel 28 spreekt niet met het oog op hen die buiten zijn, die van de kerk niet zijn, met als opdracht, dat dezen zichzelf lid maken, aldus //makende// de enigheid der kerk, maar met het oog op hen die binnen zijn, die van de kerk zijn. Voor dezen is daar de roeping zich niet op zichzelf te houden, maar zichzelf daarbij te voegen, aldus //onderhoudende// de enigheid der kerk.\\
 Daarom kan artikel 29 heel artikel 28 samenvatten in de zinsnede: “en het komt niemand toe zich //daarvan te scheiden//.”\\ Daarom kan artikel 29 heel artikel 28 samenvatten in de zinsnede: “en het komt niemand toe zich //daarvan te scheiden//.”\\

Paginahulpmiddelen