Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


Zijbalk

preken:catechismus:zondag-14:1974

Preek over Zondag 14 (1974)

TekstZondag 1435 Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?
Dat de eeuwige Zone Gods, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menselijke natuur, uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij, Zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde.

36 Wat nuttigheid verkrijgt gij door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus?
Dat Hij onze Middelaar is, en met Zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt.
van de Heidelbergse Catechismus
LezenLucas 1:26-38,46-5526 In de zesde maand nu werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazaret, 27 tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria. 28 En toen hij bij haar binnengekomen was, zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, de Here is met u. 29 Zij ontroerde bij dat woord en overlegde, welke de betekenis van die groet mocht zijn. 30 En de engel zeide tot haar: Wees niet bevreesd, Maria; want gij hebt genade gevonden bij God. 31 En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. 32 Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, 33 en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. 34 En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb? 35 En de engel antwoordde en zeide tot haar: De heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden. 36 En zie, Elisabet, uw verwante, is eveneens zwanger van een zoon in haar ouderdom en dit is reeds de zesde maand voor haar, die onvruchtbaar heette. 37 Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen. 38 En Maria zeide: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord. En de engel ging van haar heen. (...) 46 En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot de Here, 47 en mijn geest heeft zich verblijd over God, mijn Heiland, 48 omdat Hij heeft omgezien naar de lage staat zijner dienstmaagd. Want zie, van nu aan zullen mij zalig prijzen alle geslachten, 49 omdat grote dingen aan mij gedaan heeft de Machtige. En heilig is zijn naam, 50 en zijn barmhartigheid van geslacht tot geslacht voor wie Hem vrezen. 51 Hij heeft een krachtig werk gedaan door zijn arm, en Hij heeft hoogmoedigen in de overlegging huns harten verstrooid; 52 Hij heeft machtigen van de troon gestort en eenvoudigen verhoogd, 53 hongerigen heeft Hij met goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig weggezonden. 54 Hij heeft Zich Israël, zijn knecht, aangetrokken, om te gedenken aan barmhartigheid, - 55 gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen - voor Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid.
ZingenGezang 3:11 Lof zij den God van Israël,
Den HEER', die aan Zijn erfvolk dacht,
En, door Zijn liefderijk bestel,
Verlossing heeft teweeg gebracht;
Een hoorn des heils heeft opgerecht;
't Geen Davids huis was toegezegd,
Dat wil Hij ons nu schenken;
Gelijk Gods trouw, van 's aardrijks ochtendstond,
Door der profeten wijzen mond,
Zich hiertoe aan de vaderen verbond.

Gezang 3:44 Dus wordt des HEEREN volk geleid,
Door 't licht, dat nu ontstoken is,
Tot kennis van de zaligheid,
In hunne schuldvergiffenis;
Die nooit in schoner glans verscheen,
Dan nu, door Gods barmhartigheen,
Die, met ons lot bewogen,
Om ons van zond' en ongeval t' ontslaan,
Een ster in Jakob op doet gaan,
De zon des heils doet aan de kimmen staan.

Psalm 51:1,3,41 Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed;
Verschoon mij toch naar Uw barmhartigheden;
Delg uit mijn schuld, vergeef mijn overtreden:
Uw goedheid wordt noch paal, noch perk gezet.
Ai, was mij wel van ongerechtigheid;
Mijn schuld is zwaar, ik heb Uw wet geschonden;
Zie mijn berouw, hoor, hoe een boetling pleit,
En reinig mij van al mijn vuile zonden.

3 't Is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf;
Neen, 'k ben in ongerechtigheid geboren;
Mijn zonde maakt mij 't voorwerp van Uw toren.
Reeds van het uur van mijn ontvang'nis af.
Zie, Gij hebt lust tot waarheid in 't gemoed;
Gij, HEER, Die weet, al wat ik heb misdreven,
Gij, die mijn geest met wijsheid hadt gevoed,
En in mijn ziel Uw Godd'lijk licht gegeven.

4 Ontzondig mij met hysop, en mijn ziel,
Nu gans melaats, zal rein zijn en genezen.
Was mij geheel, zo zal ik witter wezen
Dan sneeuw, die op 't aardrijk nederviel.
Ai, geef mij weer gewenste zielevreugd;
Laat uit Uw mond mij stof tot blijdschap horen;
Zo wordt opnieuw 't verbrijzeld hart verheugd,
En in mijn geest de ware rust herboren.

Psalm 72:1010 Dan zal, na zoveel gunstbewijzen,
't Gezegend heidendom
't Geluk van dezen Koning prijzen,
Die Davids troon beklom.
Geloofd zij God, dat eeuwig Wezen,
Bekleed met mogendheên;
De HEER, in Israël geprezen,
Doet wond'ren, Hij alleen.

Psalm 118:88 Gods rechterhand is hoog verheven;
Des HEEREN sterke rechterhand
Doet door haar daân de wereld beven,
Houdt door haar kracht Gods volk in stand.
Ik zal door 's vijands zwaard niet sterven,
Maar leven, en des HEEREN daân,
Waardoor wij zoveel heil verwerven,
Elk, tot Zijn eer, doen gadeslaan.

Preek gehouden te Grootegast.

Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,

Nadat de Catechismus in de Zondagen 11-13 heeft gesproken over de namen van onze Middelaar, komen vervolgens aan de orde de heilsfeiten, door deze Middelaar verricht tot verlossing van Zijn volk. Die heilsfeiten worden hier behandeld overeenkomstig de historische volgorden, waarin zij volbracht zijn. En zo komen wij in Zondag 1435 Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?
Dat de eeuwige Zone Gods, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menselijke natuur, uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij, Zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde.

36 Wat nuttigheid verkrijgt gij door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus?
Dat Hij onze Middelaar is, en met Zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt.
te staan voor het wondervolle heilsgebeuren van de geboorte van Jezus Christus; dat is het wonder van de vleeswording van de Zoon van God. Wij geloven in Jezus Christus, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. Een uniek wonder, dit heilsfeit; een wonder, dat onze God op het hoogst verheerlijkt en de mens op het diepst vernedert. Wat wij niet konden bedenken, dat heeft God bedacht; het onmogelijke is door God mogelijk gemaakt. Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bereid degenen, die Hem liefhebben: Jezus Christus is mens geworden om onzentwil. Dat is het grote wonder in de heilsgeschiedenis. Toen de volheid des tijds was aangebroken heeft God Zijn Zoon geboren doen worden: ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. Over dit wonder raken wij nooit uitgesproken; uit dit wonder kunnen wij iedere dag troost putten. De apostel Paulus zegt juist met het oog op deze Christus: “En buiten twijfel, groot is het geheimenis der godsvrucht: Die Zich geopenbaard heeft in het vlees, is gerechtvaardigd door de Geest, is verschenen aan de engelen, is verkondigd onder de heidenen, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid.” Dit wonder van de vleeswording van Gods Zoon, dat ons God op het hoogst doet prijzen, betekent tegelijkertijd de diepste vernedering voor de mens. Hier is niets uit de mens, hier is alles uit God. Evenals bij de schepping van de eerste Adam alles uit God was, zo goed geldt dat ook bij de geboorte van de laatste Adam, die de herschepping zal volbrengen. De geboorte van de laatste Adam uit de máágd Maria is één luide verkondiging, dat wij mensen de Middelaar der verzoening niet konden voortbrengen. Jozef, nakomeling van de eerste Adam, hij wordt hier uitgeschakeld. Let u maar op de geslachtsregisters die de Bijbel ons geeft van Jezus Christus: op dit punt blijkt de mens onvruchtbaar te zijn voor God.

Wij prediken u het evangelie van de heilige ontvangenis en geboorte van de Heere Jezus Christus.

Dit evangelie leert ons Christus te belijden: 1) door de geboorte uit de maagd als onze volmaakte Priester; 2) door de geboorte uit Maria als onze eeuwige Koning.

1) Zondag 1435 Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?
Dat de eeuwige Zone Gods, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menselijke natuur, uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij, Zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde.

36 Wat nuttigheid verkrijgt gij door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus?
Dat Hij onze Middelaar is, en met Zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt.
behoort tot het gedeelte van de Catechismus dat handelt over God de Zoon en onze verlossing. Nu hebben wij bij de behandeling van de Zondagen 5 en 6 al gezien, dat deze Zoon van God ons is geschonken als onze Míddelaar. Wij kunnen immers ons zelf niet verlossen; integendeel, wij maken de schuld nog dagelijks meerder. Voor onze verlossing is een Middelaar nodig en dan zulk één die tegelijk waarachtig God en mens is. Welnu, die Middelaar is ons van God geschonken: het is Jezus Christus, Gods eigen Zoon. En deze Middelaar moet verzoening tot stand brengen tussen God en mensen. Dat was het werk waartoe Hij was bestemd, waarvoor Hij was aangewezen en waarvoor Hij Zich Zelf ook had laten aanwijzen, reeds voor de grondlegging der wereld. De apostel Petrus zegt daarvan in zijn eerste brief, hoofdstuk 1: “Hij, dat is Jezus Christus, was van te voren gekend, voor de grondlegging der wereld doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u”. ‘Geopenbaard ter wille van u’, dat betekent: de Zoon van God is in deze wereld verschenen met het oog op onze verzoening met God. Ons met God verzoenen: dat was het werk, dat Hij als Middelaar had te volbrengen. Wanneer God nu de Middelaar in de wereld brengt, dan is dat met het oog op dat werk; dan wordt de Middelaar toebereid met het oog op die ambtsvervulling. Zijn werk nu was een heel bijzonder werk; Zijn ambt was een heel bijzonder ambt. Dat zeer bijzonder werk, dat zeer bijzondere ambt, vraagt ook om een zeer bijzondere persoon. Nu, Christus is die zeer bijzondere Persoon: Hij is God en mens in één persoon. Vandaar ook die bijzondere geboorte: een geboorte uit de maagd. Alleen door die bijzondere geboorte kon er een volmáákte Middelaar geboren worden. Dat God zulk een volmáákte Middelaar wilde, had Hij zijn volk reeds onder het Oude Testament geleerd, bijvoorbeeld in Leviticus 211 En de Here zeide tot Mozes: Spreek tot de priesters, de zonen van Aäron, en zeg tot hen, dat geen hunner zich aan een dode zal verontreinigen onder zijn volksgenoten, 2 behalve aan zijn naaste bloedverwant: zijn moeder, zijn vader, zijn zoon, zijn dochter, zijn broeder, 3 zijn zuster, die nog ongetrouwd en hem na verwant is, die nog geen man toebehoorde, - aan die mag hij zich verontreinigen. 4 Als echtgenoot zal hij zich onder zijn volksgenoten niet verontreinigen en zich daardoor ontheiligen. 5 Zij zullen op hun hoofd geen kale plek maken, noch de rand van hun baard wegscheren noch insnijdingen in hun lichaam maken. 6 Heilig zullen zij hun God zijn en de naam van hun God zullen zij niet ontheiligen, want zij brengen de vuuroffers des Heren, de spijze van hun God, daarom zullen zij heilig zijn. 7 Geen ontuchtige of onteerde vrouw zullen zij huwen, en een vrouw die door haar man verstoten is, zullen zij niet nemen, want hij is heilig voor zijn God. 8 En gij zult hem heilig houden, want de spijze van uw God offert hij: hij zij u heilig, want heilig ben Ik, de Here, die u heilig. 9 En wanneer een priesterdochter zich ontheiligt door ontucht te plegen, dan ontheiligt zij daarmee haar vader; met vuur zal zij verbrand worden. 10 En de priester, die de hoogste is onder zijn broeders, op wiens hoofd de zalfolie is gegoten en die men gewijd heeft, door hem de heilige klederen aan te trekken, zal zijn hoofdhaar niet los laten hangen en zijn klederen niet scheuren. 11 Bij geen enkele dode zal hij komen; aan zijn vader of moeder zal hij zich niet verontreinigen. 12 Het heiligdom zal hij niet verlaten, opdat hij het heiligdom van zijn God niet ontheilige, want de wijding van de zalfolie van zijn God is op hem: Ik ben de Here. 13 Een vrouw in haar maagdelijke staat zal hij nemen. 14 Een weduwe, een verstotene, een onteerde of ontuchtige vrouw - deze zal hij niet huwen, maar een maagd uit zijn volksgenoten zal hij tot vrouw nemen, 15 opdat hij zijn nakomelingen onder zijn volksgenoten niet ontheilige, want Ik ben de Here, die hem heilig. 16 En de Here sprak tot Mozes aldus: 17 Spreek tot Aäron: Wie van uw nakomelingen in latere geslachten een lichaamsgebrek heeft, zal niet naderen om de spijze van zijn God te offeren, 18 want niemand die een lichaamsgebrek heeft, zal naderen: een blinde of een verlamde of iemand met mismaakt gelaat of met te lange leden, 19 of iemand die een breuk aan been of arm heeft, 20 of een bultenaar of een uitgeteerde, of iemand, die een vlek op zijn oog heeft, of die uitslag of huidziekte heeft, of die geschonden is aan de geslachtsdelen. 21 Geen nakomeling van de priester Aäron, die een lichaamsgebrek heeft, zal naderen om de vuuroffers des Heren te brengen; hij heeft een lichaamsgebrek, met de spijze van zijn God zal hij niet naderen om te offeren. 22 De spijze van zijn God, zowel van het allerheiligste als van het heilige, mag hij eten. 23 Alleen bij het voorhangsel zal hij niet komen en tot het altaar zal hij niet naderen, want hij heeft een lichaamsgebrek; opdat hij mijn heiligdommen niet ontheilige, want Ik ben de Here, die hen heilig. 24 Zo sprak Mozes tot Aäron en zijn zonen en tot alle Israëlieten., waar de Heere spreekt over de vereisten voor het priesterschap. Voor de priester gold in de eerste plaats dat hij door God gekozen moest worden tot zijn ambt, maar vervolgens gold ook dat hij geen lichaamsgebrek mocht hebben; hij moest een volmaakt lichaam hebben. Waarom een volmaakt lichaam? Verachtte God soms het gebrekkige en geschondene? Nee, dat niet. Maar dat volmaakte lichaam moest een voorafbeelding zijn van de volmaakte Middelaar. Zo gold ook dat het kreupele niet op het altaar mocht worden gebracht; alleen wat gaaf en zonder gebrek was mocht geofferd worden. De Heere wil een volkomen offer en een volkomen priester. Deze Oudtestamentische wet, die een volkomen offer en een volkomen priester vraagt, leert ons, dat de Heere een volkomen mens wil zonder gebrek, die zich in volkomenheid aan de Heere offert. Maar zulk een mens is er niet, en wordt er ook niet geboren. En daarom beeldt de Heere dat uit door iemand, die wat betreft het lichaam zonder gebrek is. Deze uitdrukking is dus één luide roep om de gebrekkeloze mens, om de volkomen Middelaar. Nu, deze Middelaar heeft God gegeven door de geboorte uit de máágd Maria. Want de mens stond hier machteloos; die was op dit punt volkomen onvruchtbaar voor God. De mens, naar Gods beeld geschapen en vruchtbaar gemaakt om kinderen Gods voort te brengen, hij had het beeld Gods verloren en bracht nu slechts kinderen des duivels voort. Het hoogste wat de mens kan en mag doen, is nageslacht verwekken en dat stond voortaan in dienst van de zonde. De mens, geschapen in waarachtige gerechtigheid en heiligheid, hij was door zijn val in zonde een bron geworden van óngerechtigheid en ónheiligheid; hij bracht slechts zondaren voort. De eerste mens en al zijn nakomelingen hadden zichzelf voor altijd in dienst van de zonde gesteld. Een zondeloze kan door hen nooit meer verwekt worden. “Kan ooit een reine voortkomen uit een onreine? Niet één!” Die keten nu is door God gebroken door de geboorte van een mens uit een maagd, uit de maagd Maria, dat betekent dus het begin van een nieuwe mens, waarbij de man bleef uitgeschakeld; de mens werd hier gepasseerd; die was hier onvruchtbaar voor God. Ja zelfs werd tot op zekere hoogte ook Maria uitgeschakeld. Want hier gaat ook niets van Maria uit. De Heere kiest zich soeverein een vrouw, een maagd, die moeder des Heeren zal worden. Daarom is de roomse Mariaverering ook in alle opzichten onschriftuurlijk. Zeker, wij zullen Maria als moeder des Heeren altijd in hoge eer houden. De woorden van Elisabeth tot Maria: “gij zijt de begenadigde des Heeren, gezegend zijt gij onder de vrouwen”, staan ook vandaag nog in de Bijbel. Alleen, daaruit concluderen wij niet, dat Maria zonder zonde is ontvangen en geboren, zoals de roomsen beweren. Ook voor haar gold, dat zij een nakomelinge was van de eerste Adam en dus in zonde ontvangen en geboren. Slechts zullen wij haar daarin eren, dat aan haar als enige onder de vrouwen, de genade is bewezen, dat zij de Zoon van God ter wereld mocht brengen. Heel de roomse Maria-verering is één brok mensverheffing, één brok synergisme: de mens moet met God meewerken voor zijn zaligheid. Dan is het niet langer God, die de verzoening tot stand brengt, maar dan geldt: God én mens samen brengen de verzoening tot stand. Nu, de kerken der Reformatie hebben van de mensverering en Godsontering niets willen weten. Daarom is Zondag veertien ook zo prachtig schriftuurlijk geformuleerd, wanneer hier alle nadruk wordt gelegd op Gods soevereine handelen: de eeuwige Zoon van God, die waarachtig en eeuwig God is en blijft, heeft soeverein en almachtig, ware menselijke natuur aangenomen uit het vlees en bloed van de máágd Maria en dat alles door de goddelijke werking van de Heilige Geest. Door de geboorte van deze mens nu, uit de máágd, waarbij dus alles spreekt van goddelijk soeverein handelen, door die geboorte is de keten gebroken, die niet anders dan zondaren voortbracht. Maar al is deze Mens dan ontvangen van de Heilige Geest van God, Hij is een waarachtig Mens, want Hij heeft Zijn vlees en bloed genomen uit de maagd Maria. Christus is de weg gegaan van alle vlees. Hij is geboren en opgegroeid als alle mensen. De Catechismus zegt, dat Hij zijn broederen in alles gelijk geworden is. Jazeker, wat alle mensen ondervonden, ondervond Hij ook: de gevolgen van de zonde, de gebrokenheid van het leven. Ook Christus kende honger en dorst, vermoeidheid en verdriet, leed en vervolging. Hij neemt de menselijke natuur aan, niet in zijn gave, maar in zijn niet gave gestalte, zoals deze sinds de zonde is ontluisterd. De apostel Paulus zegt in Romeinen 8:33 Want wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees - God heeft, door zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat der zonde gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. dat Christus gekomen is “in een vlees aan dat der zonde gelijk”. Zijn geboorte als hulpeloos kind uit de maagd Maria maakt de Christus tot Iemand die heel het menselijk leven kent. Waarlijk, wij hebben geen hogepriester die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar één, die op gelijke wijze als wij verzocht is geweest, maar zonder te zondigen. Deze mens, geboren uit de maagd, is echter ook God in eigen Persoon: Hij is de eeuwige Zoon van God, die waarachtig en eeuwig God is en blijft. Met nadruk wordt dit er nog eens bij gezegd door de Catechismus. Hij, die mens werd uit de máágd Maria is tegelijk waarachtig en eeuwig God. Zo is deze Middelaar wel in het vlees der mensen ingekomen, maar Hij is er niet uit voortgekomen: Hij heeft de menselijke natuur aangenomen uit de máágd Maria, en dat door de werking van de Heilige Geest. Zo is uit deze dorre aarde het echte leven omhoog gekomen; het leven van de laatste Adam, die het leven schenkt aan al Zijn nakomelingen. Dat zijn zij, die opnieuw geboren zijn; niet door de kracht van de eerste Adam – want dat zijn kinderen der zonde – maar door de kracht van de laatste Adam: zij zijn de kinderen van het leven, geboren uit de Heilige Geest. Ik geloof in Jezus Christus, die zijn lichaam kreeg toebereid uit de máágd Maria en daarom onze volmaakte priester is. Want geboren uit de maagd is Hij ons, zijn broederen, wel in alles gelijk geworden, maar ontvangen door de werking van de Heilige Geest, heeft Hij geen deel aan onze zonden. De keten der zonde is door Hem gebroken. Zo diende heel deze goddelijke toebereiding van zijn lichaam daartoe, dat Hij Zijn middelaarswerk kan verrichten, zijn middelaarswerk, dat hieruit bestaat, dat Hij mijn zonden voor Gods aangezicht bedekt. Ja geliefden, wij verstaan nu, dat dat juist de geweldige rijkdom van deze Middelaar is, dat Hij zo in de weg van ontvangenis en geboorte op aarde is gekomen. Hij neemt de menselijke natuur niet aan in de volwassen gestalte – Hij zou er niet minder echt mens om zijn geweest dan de eerste Adam, die immers ook zonder geboren te zijn wel degelijk een echt mens was – maar nee, zo komt Christus niet op aarde. Hij komt via de weg van de ontvangenis en geboorte. En daarom kan Hij mijn Middelaar zijn vanaf mijn allereerste levensbegin. Vanaf dat eerste begin heb ik ook een Middelaar nodig. De zonde is er in mijn leven vanaf mijn eerste begin. David heeft het ons geleerd in Psalm 511 Voor de koorleider. Een psalm van David, 2 toen de profeet Natan bij hem gekomen was, nadat hij tot Batseba was gekomen. 3 Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid; 4 was mij geheel van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde. 5 Want ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat bestendig vóór mij. 6 Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen, opdat Gij rechtvaardig blijkt in uw uitspraak, zuiver in uw gericht. 7 Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen. 8 Zie, Gij wilt waarheid in het verborgene, in het geheim maakt Gij mij wijsheid bekend. 9 Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein, was mij, dan ben ik witter dan sneeuw; 10 doe mij blijdschap en vreugde horen, laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer jubelen. 11 Verberg uw aangezicht voor mijn zonden, delg al mijn ongerechtigheden uit. 12 Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest; 13 verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw heilige Geest niet van mij; 14 hergeef mij de blijdschap over uw heil, en laat een gewillige geest mij schragen. 15 Dan zal ik overtreders uw wegen leren, opdat zondaars zich tot U bekeren. 16 Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils, laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen; 17 Here, open mijn lippen, opdat mijn mond uw lof verkondige. 18 Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen. 19 De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God. 20 Doe wèl aan Sion naar uw welbehagen, bouw de muren van Jeruzalem. 21 Dan zult Gij behagen hebben in offers naar de eis, brandoffers in hun geheel gebracht; dan zal men stieren op uw altaar offeren.: “Zie in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen”. Jazeker, de zwarte lijn van onze zonde loopt tot áchter onze geboorte, tot in onze ontvangenis toe. Waar en wanneer zijn wij zonder schuld? Nergens en nooit, zo moeten wij belijden. Maar daar mogen wij meteen ook en dat tot onze vertroosting aan toevoegen: waar en wanneer zijn wij zonder Middelaar? Nergens en nooit. Want Jezus Christus is de weg gegaan van ontvangenis en geboorte. Vanaf het allereerste levensbegin staat Hij in mijn plaats. Zo bedekt Hij met zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonden waarin ik ontvangen en geboren ben. Verwekt door de Heilige Geest en geboren uit de maagd Maria is Hij zonder schuld en zonder smet. Als Middelaar neemt Hij mijn schuld en mijn smet op Zich. De volmaakte priester, die God heel de Oudtestamentische geschiedenis door heeft gewild en heeft laten afbeelden, hier is Hij: Jezus Christus, Zijn lichaam toebereid uit de maagd door de werking van de Heilige Geest. In deze goddelijke toebereiding ligt het begin van zijn Middelaarswerk. Zonder deze toebreiding, zonder déze vleeswording is er geen redding voor de wereld. Daarom zullen wij, staande in het katholieke geloof van de kerk van alle eeuwen, vasthouden aan het dogma van de maagdelijke geboorte van onze Heere Jezus Christus. Want in deze geboorte, die buiten twijfel een grote verborgenheid is, ligt onze verlossing. Door déze vleeswording is Jezus Christus de volmaakte priester, die ons, die van onszelf kinderen der verdoemenis zijn, priesters maakt van de Allerhoogste God. Volmaakte priesters. De zonden, bedreven vanaf ons allereerste begin, mogen wij bedekt weten door Zijn zondeloosheid. Zo mogen en kunnen wij van de erfschuld en erfsmet belijden, dat zij de kinderen God tot verdoemenis niet worden toegerekend, maar door Zijn genade en barmhartigheid worden vergeven. Dat is de rijkdom en de troost bij de geboorte van onze kinderen: zij zijn wel in zonde ontvangen en geboren en daarom kinderen des toorns, maar zij zijn niettemin in Christus geheiligd. Dat is de troost voor ouders van jonggestorven kinderen: van zichzelf onheilig, zijn zij toch in Christus geheiligd. Dat is de troost voor ons allen, die ons leven lang met de zonde hebben te strijden en te worstelen en in die strijd maar al te vaak het onderspit delven: wij mogen ons toch geheiligd weten in Christus onze Middelaar, niet om in de zonde te blijven liggen, maar opdat het gevoel van deze verdorvenheid ons dikwijls zou doen zuchten in het verlangen om van het lichaam van deze dood verlost te worden. Dit, geliefden, is het evangelie, de blijde boodschap, die enkel en alleen vrucht is van Gods neerbuigende goedheid tot ons. God Zelf is gekomen in ons vlees. Hij buigt Zich helemaal over ons heen. God Zelf is neergekomen. De priester Zacharias heeft er van gezongen: “om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden, door de innerlijke barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte naar ons zal omzien, om hen te beschijnen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods, om onze voeten te richten op de weg des vredes.” En Maria heeft er van mogen getuigen in haar lofzang: “Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm.” Jezus Christus, de Zoon van God is op aarde geboren uit de maagd Maria. Zo kregen wij een Middelaar, die echt mens was; die tegelijk ook is de eeuwige Zoon van God. In deze Middelaar komt al de liefde van God naar ons toe, want deze Middelaar is Zelf God. Ja, God Zelf is gekomen tot onze verlossing. In deze Middelaar ook komt al de liefde, die God van ons vraagt, naar Hem toe. Want deze Middelaar stelt Zich volkomen in onze plaats, vanaf ons eerste levensbegin.

2) Maar – en dat is het tweede waarop wij letten – Christus is niet alleen de volmaakte Priester, Hij is ook onze eeuwige Kóning. Hij is Priester en Koning. En zo wil Hij ook gezien worden: Hij presenteert Zich als Zoon van David aan deze wereld, dus als Koning. Dat heeft de Kerk ook beleden door te spreken van Zijn geboorte uit Maria; Maria, die was uit het geslacht van David. Wanneer Jezus Christus wordt geboren, gaat in vervulling de profetie aan koning David: “Uw huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht en uw troon zal vast staan voor altijd.” Jezus Christus is de grote Davidszoon. Nu weten wij maar al te goed, wat er was geworden van de koninklijke dynastie van Davids huis ten tijde van Jozef en Maria. De wettige kroonpretendenten waren van de troon verdwenen; de troon waarop David eenmaal gezeten had, bevond zich in handen van vreemde overheersers. Wat was er overgebleven van het vrederijk van David en Salomo. De koninklijke vrijheid in het land der vrijheid was verdwenen: het volk der Joden bevond zich onder vreemde heerschappij. Het rijk van David, eens zo groot en machtig was als ten dode opgeschreven. Levi, de priesterstam was onmachtig gebleken het volk te verlossen. Ja, maar niet minder Juda-David, de Koningsstam. Ook hier riep alles om de eeuwige Koning. Nu, heel dat ten dode opgeschreven werk van David wordt weldra van zijn machteloosheid en onvruchtbaarheid verlost. Want hoor de engel Gabriël aan Maria boodschappen: “Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden en de Heere God zal Hem de troon van zijn vader David geven en Hij zal als Koning over het huis van Jacob heersen tot in eeuwigheid en zijn koningschap zal geen einde nemen.” Jezus Christus wordt geboren uit Maria, opdat Hij het ware zaad van David zij, opdat Hij naar het woord der profetie voor eeuwig zal zitten op de troon van David. Jezus Christus, geboren uit de maagd: Hij gaat de priesterdienst van het Oude Testament verlossen van haar onvolmaaktheid en machteloosheid. Maar tegelijk is Jezus Christus geboren uit Maria, want Hij gaat ook David en Juda verlossen van hun onvolmaaktheid en vruchteloosheid. Jezus Christus is onze Priester-Koning, die zijn lichaam toebereid kreeg uit de maagd Maria. Hij kan met ons meevoelen; niets is voor Hem te laag; Hij is mens geworden als onzer één; Hij is verzocht geweest op gelijke wijze als wij. Deze Priester is tegelijk ook onze Koning, de grote Davidszoon. Hij is het Lam, dat geslacht is, dat waardig is te ontvangen de macht en de rijkdom en de wijsheid en de sterkte en de eer en de heerlijkheid en de lof. Hij is ook de leeuw uit Juda’s stam, de wortel Davids, die heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen. Zo mag Johannes op het eiland Patmos Hem aanschouwen. Jezus Christus is uit de wortel van David, want Hij is geboren uit Maria. Maar deze Davidszoon is niet onderworpen aan de machteloosheid en onvruchtbaarheid van Davids huis. Want deze Zoon is wel het vlees en bloed van David, maar Hij is niet verwekt door David. Want God schuift Jozef opzij en daarin wordt David opzij geschoven. En zo komt er in het koningsgeslacht van David een nieuw begin; het begin, dat gewerkt is door de goddelijke kracht van de Heilige Geest. Zijn koningschap is een eeuwig koningschap. Geliefden, Hij, die zijn lichaam zo toebereid kreeg uit de maagd Maria, is onze Middelaar. Hij, die zulk een zeer bijzonder werk heeft te verrichten, is volmaakt toebereid voor dat werk. Dan moogt u er ook van verzekerd zijn, dat Hij dat werk in volmaaktheid verricht. Hij is opgewassen tegen die arbeid. Hij heeft het volmaakte gedaan vanaf zijn geboorte. Hij, die het nieuwe leven, het nieuwe begin is in deze door de zonde kapotgemaakte schepping, Hij doet ook u opnieuw beginnen. Gezegend de dag waarop Christus werd geboren. Gezegend daarom ook de dag, waarop u bent geboren. U, die kinderen der verdoemenis bent door uw geboorte uit de eerste Adam, u bent als nakomelingen van de laatste Adam kinderen der verlossing, die op weg bent naar de herschepping, die vrucht is van het Middelaarswerk van de laatste Adam. Zo is ook de prediking van Zondag 1435 Wat is dat gezegd: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?
Dat de eeuwige Zone Gods, Die waarachtig en eeuwig God is en blijft, ware menselijke natuur, uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking des Heiligen Geestes, aangenomen heeft, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij, Zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde.

36 Wat nuttigheid verkrijgt gij door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus?
Dat Hij onze Middelaar is, en met Zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt.
één luide oproep om uw verlossing te zoeken in deze Middelaar, die als de Heilige Gods is gekomen in ons zwakke vlees. Hij wil ook ú, die gezeten waart in duisternis en schaduw des doods, beschijnen met Zijn Middelaarswerk. Ook uw voeten heeft Hij gericht op de weg des vredes. Zoekt dan die vrede met God, door u neer te werpen aan de troon van deze grote Davidszoon! Want hoogmoedigen verstrooit Hij in de overleggingen van hun hart; machtigen zal Hij van de troon storten, maar eenvoudigen verhoogt Hij! Waarlijk, ook tot úw behoud beklom Hij de troon van David.

Amen.


Paginahulpmiddelen