spring naar tekst
Ds. J. Hoorn
verzamelde werken
Zijbalk
Artikelen
Brochures
Overdenkingen
Preken
preken:catechismus:zondag-33:1975
←
Preek over Zondag 32 (1975)
Preek over Zondag 34 (1975)
→
Dit is een oude revisie van het document!
←
Preek over Zondag 32 (1975)
Catechismuspreken
Preek over Zondag 34 (1975)
→
←
Preek over Zondag 32 (1975)
Preek over Zondag 34 (1975)
→
Preek over Zondag 33 (1975)
Prekenbundel 'Horen naar het Woord' (2014)
Gehouden te:
Grootegast (23 februari 1975)
Tekst:
Zondag 33
88
In hoeveel stukken bestaat de waarachtige bekering des mensen?
In twee stukken: in de afsterving des ouden, en in de opstanding des nieuwen mensen.
89
Wat is de afsterving des ouden mensen?
Het is een hartelijk leedwezen dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en die hoe langer hoe meer haten en vlieden.
90
Wat is de opstanding des nieuwen mensen?
Het is een hartelijke vreugde in God door Christus, en lust en liefde om naar den wil Gods in alle goede werken te leven.
91
Maar wat zijn goede werken?
Alleen die uit waar geloof, naar de wet Gods, alleen Hem ter ere geschieden, en niet die op ons goeddunken of op menseninzettingen gegrond zijn.
van de Heidelbergse Catechismus
Lezen:
Filippenzen 2:1-18
1
Indien er dan enig beroep (op u gedaan mag worden) in Christus, indien er enige bemoediging is der liefde, indien er enige gemeenschap is des geestes, indien er enige ontferming en barmhartigheid is,
2
maakt (dan) mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn, één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven,
3
zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang,
4
maar ieder (lette) ook op dat van anderen.
5
Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was,
6
die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht,
7
maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is.
8
En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises.
9
Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken,
10
opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn,
11
en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!
12
Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven,
13
want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt.
14
Doet alles zonder morren of bedenkingen,
15
opdat gij onberispelijk en onbesmet moogt zijn, onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld,
16
het woord des levens vasthoudende, mij ten roem tegen de dag van Christus, dat ik niet vruchteloos (mijn wedloop) gelopen, noch vruchteloos mij ingespannen heb.
17
Maar ook indien ik geplengd word bij de offerande en de eredienst van uw geloof, verblijd ik mij, en ik verblijd mij met u allen.
18
Verblijdt gij u evenzo en verblijdt u met mij.
Zingen:
Psalm 130:1
1
Uit
diepten van el
lenden
Roep
ik, met
mond en hart,
Tot
U, die heil kunt
zenden;
O
HEER, aan
schouw mijn smart;
Wil naar mijn
smeekstem
horen;
Merk
op mijn jammer
klacht;
Ver
leen mij gunstig'
oren,
Daar
'k in mijn
druk versmacht.
Psalm 130:4
4
Hoopt
op den HEER, gij
vromen;
Is
Isra
ël in nood,
Er
zal verlossing
komen;
Zijn
goedheid
is zeer groot.
Hij maakt, op
hun ge
beden,
Gans
Israël eens
vrij
Van
ongerechtig
heden;
Zo
doe Hij
ook aan mij.
Psalm 51:1,2,5,9
1
Ge
nâ, o
God, ge
nâ, hoor
mijn gebed;
Ver
schoon mij
toch naar
Uw barmhartig
heden;
Delg
uit mijn
schuld, ver
geef mijn over
treden:
Uw
goedheid
wordt noch
paal, noch perk ge
zet.
Ai,
was mij
wel van
onge
rechtigheid;
Mijn
schuld is
zwaar, ik
heb Uw wet ge
schonden;
Zie
mijn be
rouw, hoor,
hoe een
boetling pleit,
En
reinig
mij van
al mijn vuile
zonden.
2
Want
ik ge
voel de
grootheid
van mijn kwaad;
Mijn
zonde
zie 'k mij
steeds voor ogen
zweven.
'k Heb
tegen
U, ja
U alleen, mis
dreven;
Uw
wil en
wet, hoe
heilig, stout ver
smaad,
Ik
heb ge
daan, wat
kwaad was
in Uw oog;
Dies
ben ik,
HEER, Uw
gramschap dubbel
waardig,
'k Er
ken mijn
schuld, die
U tot
straf bewoog;
Uw
doen is
rein, Uw
vonnis gans recht
vaardig.
5
Ver
berg Uw
oog van
mijn be
dreven kwaad,
Waar
door mijn
ziel ge
voelt de diepste
wonden;
Delg,
delg toch
uit mijn
schuld en al mijn
zonden,
En
spreek mij
vrij van
mijne gruwel
daad.
Her
schep mijn
hart, en
reinig
Gij, o HEER,
Die
vuile
bron van
al mijn wanbe
drijven;
Ver
nieuw in
mij een
vasten
geest, en leer
Mij
aan Uw
dienst op
recht verbonden
blijven.
9
Gods
offers
zijn een
gans ver
broken geest,
Door
schuldbe
sef ge
troffen en ver
slagen;
Dit
offer
kan Uw
heilig oog be
hagen;
't Is
nooit, o
God, van
U veracht ge
weest.
Doe
Sion
wel, laat
om mijn
zwaren val
Uw
goedheid
niet van
zijne burg'ren
wijken;
Bouw
Salem
op, laat
nooit zijn
muur en wal,
Door
Uwe
straf, voor
's vijands macht be
zwijken.
Psalm 66:6
6
Door
's Hoogsten arm 't geweld ont
togen,
Zal
ik, genoopt tot
dankbaarheid,
Ver
schijnen voor Zijn heilig'
ogen
Met
offers, aan Hem toege
zeid.
Ik
zal, nu
ik mag
adem
halen,
Na
zoveel bangen
tegenspoed,
Al
mijn geloften U be
talen,
U,
Die in nood mij hebt be
hoed.
Psalm 119:18
18
Doe
mij op
't pad van
Uw geboden
treên;
Schraag
op dat
spoor mijn
wankelende
gangen;
Daar
strekt zich
al mijn
lust en liefde
heen.
Ai,
neig mijn
hart en
vurig zielsver
langen,
O
HEER, naar
Uw ge
tuigenis al
leen;
Laat
gierig
heid mij
in haar strik niet
vangen.
←
Preek over Zondag 32 (1975)
Catechismuspreken
Preek over Zondag 34 (1975)
→
Paginahulpmiddelen
Toon bronpagina
Oude revisies
Terug naar boven
Website doorzoeken
Scans weergeven