spring naar tekst
Ds. J. Hoorn
verzamelde werken
Zijbalk
Artikelen
Brochures
Overdenkingen
Preken
preken:catechismus:zondag-52:1975
←
Preek over Zondag 51 (1975)
Dit is een oude revisie van het document!
←
Preek over Zondag 51 (1975)
Catechismuspreken
←
Preek over Zondag 51 (1975)
Preek over Zondag 52 (1975)
Prekenbundel 'Horen naar het Woord' (2014)
Gehouden te:
Grootegast (21 september 1975 & 13 augustus 1978)
Tekst:
Zondag 52
127
Welke is de zesde bede?
“En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze”. Dat is: Dewijl wij van onszelf alzo zwak zijn, dat wij niet een ogenblik zouden kunnen bestaan, en daartoe onze doodsvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vlees, niet ophouden ons aan te vechten; zo wil ons toch staande houden en sterken, door de kracht Uws Heiligen Geestes, opdat wij in dezen geestelijken strijd niet onderliggen, maar altijd sterken wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand behouden.
128
Hoe besluit gij uw gebed?
“Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid”. Dat is: Zulks alles bidden wij van U, daarom, dat Gij, als onze Koning, en aller dingen machtig, ons alles goeds te geven, den wil en het vermogen hebt, en dat alles, opdat daardoor, niet wij, maar Uw heilige Naam eeuwiglijk geprezen worde.
129
Wat beduidt het woordeken: Amen?
‘Amen’ wil zeggen: Het zal waar en zeker zijn. Want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel, dat ik zulks van Hem begeer.
van de Heidelbergse Catechismus
Lezen:
Openbaring 12:4b-18
Zingen:
Psalm 18:1,10
1
'k Betrouw op
God; Hij is mijn schild in 't
strijden,
De
hoorn mijns
heils, mijn
hoog vertrek in
lijden,
'k Aan
riep den
HEER, Wiens
lof mijn harp ver
meldt,
En
werd ver
lost van
's vijands boos ge
weld.
De
dood bracht
mij, ge
boeid, in nare
streken,
Bij
Beli
als ver
schrikkelijke
beken;
Een
helse
band was
om mijn heup ge
hecht,
En
door den
dood mij
strik op strik ge
legd.
10
't Is God, die
mij met sterkte wil om
gorden;
Hij
doet mijn
weg vol
komen effen
worden;
Maakt,
dat mijn
voet als
die der hinden
snelt,
Ter
wijl Hij
mij op
mijne hoogten
stelt.
Hij
leert mijn
hand held
haftig ore
logen;
Mijn
strijdbaar'
arm ver
breekt zelfs stalen
bogen.
Mij
gaaft G' Uw
schild, Uw
hand heeft mij ge
sterkt;
Uw
goedheid
heeft mijn
grootheid uitge
werkt.
Psalm 103:4
4
Hij
heeft voor
heen aan
Mozes Zijne
wegen,
Aan
Isrels
zaad, tot
hun behoud ge
negen,
Zijn
daân getoond, en
trouw'lijk hen ge
leid.
Barm
hartig
is de
HEER en zeer ge
nadig;
Schoon
zwaar ge
tergd, lank
moedig en wel
dadig;
De
HEER is groot van
goedertieren
heid.
Psalm 68:1,11,14
1
De
HEER zal opstaan tot den
strijd;
Hij
zal Zijn haters, wijd en
zijd,
Ver
jaagd, verstrooid, doen
zuchten;
Hoe
trots Zijn vijand wezen
moog',
Hij
zal voor Zijn ontzagg'lijk
oog,
Al
sidderende
vluchten.
Gij
zult hen, daar G' in glans ver
schijnt,
Als
rook en damp, die ras ver
dwijnt,
Ver
drijven en doen
dolen.
't God
d'loze volk wordt haast tot
as;
't Zal
voor Uw oog vergaan, als
was,
Dat
smelt voor gloênde
kolen.
11
Ge
wis, hoe hoog de nood mag
gaan,
God
zal Zijns vijands kop ver
slaan;
Dien
haar'gen schedel
vellen;
Die
trots, wat heilig is, ont
eert,
En,
daar hij schuld met schuld ver
meert,
Zich
tegen Hem durft
stellen.
De
HEER heeft Zelf ons toege
zeid:
"'k Zal
u, door macht en wijs be
leid,
Uit
Bazan weer doen
komen;
U
zullen, als op Mozes'
beê,
Wan
neer uw pad loopt door de
zee,
Geen
golven over
stromen."
14
Uw
God, o Isrel, heeft de
kracht
Door
Zijn bevel u toege
bracht.
O
God, schraag dat ver
mogen;
Ver
sterk, hetgeen Gij hebt ge
wrocht,
En
laat Uw hulp, door ons ver
zocht,
Uw
volk voortaan ver
hogen.
Dan
passen, Uwen naam ter
eer,
Om
Uwes tempels wil, o
HEER,
De
vorsten op Uw
wenken;
Zij
zullen U van allen
kant;
Zelfs
uit het allerverste
land,
Ver
eren met ge
schenken.
Psalm 3:4
4
Sta op, ver
los mij,
HEER!
Gij
hebt, o God, wel
eer
Ge
toond voor mij te
waken,
Mijn
haters onder
drukt;
En
mij 't gevaar ont
rukt;
Gij
sloegt hen op de
kaken,
Ver
brekend onver
wacht
Hun
tanden door Uw
macht;
'k Heb
d' overhand ver
kregen.
Gij,
HEER, alleen, Gij
zijt
Ver
winnaar in den
strijd,
En
geeft Uw volk den
zegen.
Gezang 5:8-10
8
Ver
los ons uit des bozen
macht;
Be
scherm, en sterk ons door Uw
kracht:
Wij
zijn toch zwak, Zijn sterkt' is
groot;
Dus
zijn w' elk ogenblik in
nood.
Hier
komt nog vlees en wereld
bij,
Ai,
sterk ons dan, en maak ons
vrij.
9
Want
Uw is 't Koninkrijk, o
HEER',
Uw
is de kracht, Uw is al
d'eer!
U,
die ons helpen wilt en
kunt,
Die
in Uw Zoon verhoring
gunt,
Die
door Uw Geest ons troost en
leidt,
U
zij de lof in eeuwig
heid.
10
Ja,
Amen, trouwe Vader,
ja;
Wij
maken staat op Uw ge
na'!
Ons
hart, o God, die alles
ziet,
Ver
oordeelt ons in 't naad'ren
niet;
Het
zegt, daar G' op ons bidden
let,
Ge
lovig "Amen" op 't ge
bed.
←
Preek over Zondag 51 (1975)
Catechismuspreken
Paginahulpmiddelen
Toon bronpagina
Oude revisies
Terug naar boven
Website doorzoeken
Scans weergeven