Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


artikelen:1990-12_professor-dr-k-schilder

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
artikelen:1990-12_professor-dr-k-schilder [20-08-2024 om 13.13 uur] ds. J.H. Zwartartikelen:1990-12_professor-dr-k-schilder [20-08-2024 om 13.14 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 7: Regel 7:
 Dat het Schilder om dat geloof was te doen, moge blijken uit zijn Schriftoverdenking in de Reformatie van 22 december 1945, die we hieronder laten volgen: Dat het Schilder om dat geloof was te doen, moge blijken uit zijn Schriftoverdenking in de Reformatie van 22 december 1945, die we hieronder laten volgen:
  
->//Het dictaat//\\ +>//Het dictaat//\\ \\ 
->En gij zult zijn naam heten Jezus, want hij zal zijn volk zalig maken van hun zonden, Matth. 1:21.+>>En gij zult zijn naam heten Jezus, want hij zal zijn volk zalig maken van hun zonden, Matth. 1:21.
 >Er is een merkwaardige tegenstelling tussen de //naamgevingen// op de eerste bladzijde van het //Oude// Testament, en de grote naamgeving op de eerste bladzijde van het //Nieuwe// Testament. In //eerstgenoemde// proeven we een improvisatie van de mensen. In de //tweede// een dictaat van God. In de //eerste zoekt// de mens uiting te geven aan //zijn// gedachten, //zijn// verlangen, //zijn// hopen en vrezen. Hij neemt het potloodstift, en tracht den plattegrond te tekenen van de evangelische stad: hier is een monument, ginds weer een. Of: een schets van den messiaanse weg: hier een mijlpaal, daar een mijlpaal. Maar in de //tweede beveelt// de engel des Heeren plaats in //te// ruimen voor het, //dictaat// van God. Dat dictaat, waarin //zijn// raad wordt af- gekondigd. //zijn// plan wordt aangegeven. Hij neemt wel een “mensengriffel “ (om met Jesaja te spreken), dat wil zeggen Hij spreekt wel in gewoon mensen-schrift en zelfs in gewone-mensen-schrift; en zulks alles vanwege zijn grote goedertierenheid, opdat wij Hem recht verstaan zouden en niet van Hem en van zijn stem zouden worden over-wéldigd. Maar, — op dat proclamatiebord dat de Heere trouwens zelf geplaatst heeft op het forum van de Kerk-stad, daar schrijft toch //Hij.// Het //schrift// is “mensen-schrift”. Doch de //hand// is gans en al //Gods// hand. Het is een //dictaat,// een //bevel,// een openbaring, die geen discussie toelaat: gij zult zijn naam heten Jezus. Zo is het feit reeds in zichzelf, het feit van een hemels dictaat aangaande den naam Jezus, een konsekwentie van wat in de Adventsweken ons bezighield. We hebben toen gezegd, dat de //valse// profetie spreekt //niet// uit het //Woord,// doch ,,//uit het hart”.// Reeds het enkele feit van dit uit-het-hart-spreken stempelde haar tot valse profetie, en daarmee tot een //anti-messiaanse.// Daarentegen is de //ware// profetie gebonden aan het Woord: ze staat onder //gezag.// En deze //gezags-//lijn trekt de Heere God nu verder, als Hij, tot Jozef gekomen, hem //dicteert// den naam van Jezus. O Jozef, ‘t is een pijnlijk uur voor u. Weken aaneen hebt gij uw //zorgen// gekend: was die bruid van u, ja of neen? Het waren //uw// zorgen. Gij zijt met één slag — voorzover gij //gelooft// althans — van deze zorgen nu ontslagen door het woord van den engel van uw God. Ge kunt en moogt uw ondertrouwde vrouw nu nemen, — onder wets-verband althans, en derhalve in onthouding vooralsnog. Die vrouw is niet van u, ze is van ‘t //Zaad.// en van de //kerk.// Maar al roepen ook uw //ingewanden// vanwege de angsten en uitreddingen, die gij hebt ondervonden, — de //naam// van ‘t kind zal over al die particuliere dingen zwijgen moeten. Noem zijn naam naar zijn //ambt.// Zijn ambt is voor de //kerk.// En hiermee basta, Jozef. Het valt niet mee, in ‘t snijpunt van de wegen van de valse en van die der ware profetie te staan. Nooit heeft ,,het hart” zich //zó bewogen// gevoeld, als toen Jozef zijn vrouw kreeg en zij //beiden// hun kind (ook hij werd dadelijk ingeschakeld). Maar nimmer heeft het subject, ‘t mensen-hart, zó moeten //zwijgen// als in dit verschrikkelijk uur. Keer nu even met uw gedachten terug naar die eerste bladzijden van het Oude Testament. De //namen,// die men //daar// den kinderen geeft, zijn. denk maar aan de authentieke “interpretatie” van de ouders, een //tasten// met onzekere hand. //Kaïn// — een //man.// zegt Eva; de sterke, de verpletteraar misschien? ‘t Was juist dat element van //kracht,// dat in de moederbelofte zo naar voren was geschoven: “den kop der slang vermorzelen”. Maar Kaïn bouwt niet, doch hij breekt. Dan komt daar Habel — “ijdelheid” betekent dat — wie gister te veel roemde, prijst morgen te min. Zo is de kerk begonnen — zoekend, tastend. Een //belofte// had ze; maar de wijze en de tijd en ‘t tempo van de //vervulling// der belofte was haar niet ont-dekt. Zo zoekt de Kerk, en tast mis. Zo rekent ze. en valt in mis-rekening. Ze taxeert en ‘t komt niet uit. Maar daarom schiet van Boven straks die engel neer met een hemels //dictaat,// ‘t Is “mensen-schrift”, want Jozua’s (Jezussen) waren er voor dien, zijn er bij honderden in de dagen van keizer Augustus en zullen er altijd blijven; er zijn ettelijke Jozua’s (Jezussen) gestorven in de concentratiekampen van onlangs. Maar de //kommentaar// bij ‘t mensen-schrift, //die// is hemels. Hij zal zijn volk zalig maken, en dan wel van hun //zonden.// Zo hebt ook gij, o mens, wie gij zijt, den naam van Jezus als dictaat-van-boven te eerbiedigen. Dat is te zeggen: Hem te geloven op Gods gezag. //Niet van achteren, wanneer het in de ervaring uitgekomen is, doch van te voren hebt gij Maria’s zoon te eren als den Zaligmaker, die verlost van zonden.// Ge moogt Hem niet “proberen”. En den heilsweg moogt gij niet “ontwerpen”. En den openbaringsgang moogt gij niet “projecteren”. En de Rekening van onze Redding moogt gij niet “begroten”. Gij hebt slechts op gezag Hem te aanvaarden, die zijn naam van boven zag gewaarmerkt worden, en beschermd, en die tot u gezonden is met rijke beloften, echter nimmer zonder ,,//bevel// van geloof en bekering” (Dordtse Leerregels). >Er is een merkwaardige tegenstelling tussen de //naamgevingen// op de eerste bladzijde van het //Oude// Testament, en de grote naamgeving op de eerste bladzijde van het //Nieuwe// Testament. In //eerstgenoemde// proeven we een improvisatie van de mensen. In de //tweede// een dictaat van God. In de //eerste zoekt// de mens uiting te geven aan //zijn// gedachten, //zijn// verlangen, //zijn// hopen en vrezen. Hij neemt het potloodstift, en tracht den plattegrond te tekenen van de evangelische stad: hier is een monument, ginds weer een. Of: een schets van den messiaanse weg: hier een mijlpaal, daar een mijlpaal. Maar in de //tweede beveelt// de engel des Heeren plaats in //te// ruimen voor het, //dictaat// van God. Dat dictaat, waarin //zijn// raad wordt af- gekondigd. //zijn// plan wordt aangegeven. Hij neemt wel een “mensengriffel “ (om met Jesaja te spreken), dat wil zeggen Hij spreekt wel in gewoon mensen-schrift en zelfs in gewone-mensen-schrift; en zulks alles vanwege zijn grote goedertierenheid, opdat wij Hem recht verstaan zouden en niet van Hem en van zijn stem zouden worden over-wéldigd. Maar, — op dat proclamatiebord dat de Heere trouwens zelf geplaatst heeft op het forum van de Kerk-stad, daar schrijft toch //Hij.// Het //schrift// is “mensen-schrift”. Doch de //hand// is gans en al //Gods// hand. Het is een //dictaat,// een //bevel,// een openbaring, die geen discussie toelaat: gij zult zijn naam heten Jezus. Zo is het feit reeds in zichzelf, het feit van een hemels dictaat aangaande den naam Jezus, een konsekwentie van wat in de Adventsweken ons bezighield. We hebben toen gezegd, dat de //valse// profetie spreekt //niet// uit het //Woord,// doch ,,//uit het hart”.// Reeds het enkele feit van dit uit-het-hart-spreken stempelde haar tot valse profetie, en daarmee tot een //anti-messiaanse.// Daarentegen is de //ware// profetie gebonden aan het Woord: ze staat onder //gezag.// En deze //gezags-//lijn trekt de Heere God nu verder, als Hij, tot Jozef gekomen, hem //dicteert// den naam van Jezus. O Jozef, ‘t is een pijnlijk uur voor u. Weken aaneen hebt gij uw //zorgen// gekend: was die bruid van u, ja of neen? Het waren //uw// zorgen. Gij zijt met één slag — voorzover gij //gelooft// althans — van deze zorgen nu ontslagen door het woord van den engel van uw God. Ge kunt en moogt uw ondertrouwde vrouw nu nemen, — onder wets-verband althans, en derhalve in onthouding vooralsnog. Die vrouw is niet van u, ze is van ‘t //Zaad.// en van de //kerk.// Maar al roepen ook uw //ingewanden// vanwege de angsten en uitreddingen, die gij hebt ondervonden, — de //naam// van ‘t kind zal over al die particuliere dingen zwijgen moeten. Noem zijn naam naar zijn //ambt.// Zijn ambt is voor de //kerk.// En hiermee basta, Jozef. Het valt niet mee, in ‘t snijpunt van de wegen van de valse en van die der ware profetie te staan. Nooit heeft ,,het hart” zich //zó bewogen// gevoeld, als toen Jozef zijn vrouw kreeg en zij //beiden// hun kind (ook hij werd dadelijk ingeschakeld). Maar nimmer heeft het subject, ‘t mensen-hart, zó moeten //zwijgen// als in dit verschrikkelijk uur. Keer nu even met uw gedachten terug naar die eerste bladzijden van het Oude Testament. De //namen,// die men //daar// den kinderen geeft, zijn. denk maar aan de authentieke “interpretatie” van de ouders, een //tasten// met onzekere hand. //Kaïn// — een //man.// zegt Eva; de sterke, de verpletteraar misschien? ‘t Was juist dat element van //kracht,// dat in de moederbelofte zo naar voren was geschoven: “den kop der slang vermorzelen”. Maar Kaïn bouwt niet, doch hij breekt. Dan komt daar Habel — “ijdelheid” betekent dat — wie gister te veel roemde, prijst morgen te min. Zo is de kerk begonnen — zoekend, tastend. Een //belofte// had ze; maar de wijze en de tijd en ‘t tempo van de //vervulling// der belofte was haar niet ont-dekt. Zo zoekt de Kerk, en tast mis. Zo rekent ze. en valt in mis-rekening. Ze taxeert en ‘t komt niet uit. Maar daarom schiet van Boven straks die engel neer met een hemels //dictaat,// ‘t Is “mensen-schrift”, want Jozua’s (Jezussen) waren er voor dien, zijn er bij honderden in de dagen van keizer Augustus en zullen er altijd blijven; er zijn ettelijke Jozua’s (Jezussen) gestorven in de concentratiekampen van onlangs. Maar de //kommentaar// bij ‘t mensen-schrift, //die// is hemels. Hij zal zijn volk zalig maken, en dan wel van hun //zonden.// Zo hebt ook gij, o mens, wie gij zijt, den naam van Jezus als dictaat-van-boven te eerbiedigen. Dat is te zeggen: Hem te geloven op Gods gezag. //Niet van achteren, wanneer het in de ervaring uitgekomen is, doch van te voren hebt gij Maria’s zoon te eren als den Zaligmaker, die verlost van zonden.// Ge moogt Hem niet “proberen”. En den heilsweg moogt gij niet “ontwerpen”. En den openbaringsgang moogt gij niet “projecteren”. En de Rekening van onze Redding moogt gij niet “begroten”. Gij hebt slechts op gezag Hem te aanvaarden, die zijn naam van boven zag gewaarmerkt worden, en beschermd, en die tot u gezonden is met rijke beloften, echter nimmer zonder ,,//bevel// van geloof en bekering” (Dordtse Leerregels).


Paginahulpmiddelen