Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


Zijbalk

overdenkingen:1979_bijbels-dagboek-de-kracht-van-hunne-kracht:11-17_jeremia-4_30

17 november - Jeremia 4:30

Lezen: Jeremia 4:19-2919 O mijn binnenste, mijn binnenste! Ik moet ineenkrimpen. O wanden mijns harten! Mijn hart jaagt in mij, ik kan niet zwijgen; want bazuingeschal hoor ik, strijdrumoer! 20 Slag na slag wordt gemeld, ja, het gehele land is verwoest; onverhoeds zijn mijn tenten verwoest, in een oogwenk mijn tentkleden. 21 Hoelang moet ik het signaal zien, het bazuingeschal horen? 22 Want onverstandig is mijn volk, Mij kennen zij niet; dwaze kinderen zijn het, en inzicht hebben zij niet; wijs zijn zij om kwaad te doen, maar van goed doen weten zij niet. 23 Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet. 24 Ik zag de bergen, en zie, zij beefden, en alle heuvelen schudden. 25 Ik zag, en zie, er was geen mens, en al het gevogelte des hemels was weggevlogen. 26 Ik zag, en zie, de gaarde was woestijn, en al zijn steden waren in puin gestort, voor de Here, voor zijn brandende toorn. 27 Want zo zegt de Here: Een woestenij zal het ganse land worden, al zal Ik niet voorgoed afrekenen; 28 hierom zal de aarde treuren, en de hemel boven rouw dragen, omdat Ik het gesproken en besloten heb, en er geen berouw van heb en er niet van zal terugkomen. 29 Voor het rumoer van ruiter en boogschutter is het gehele land op de vlucht; zij zijn gegaan in de kreupelbossen en geklommen op de rotsen; elke stad is verlaten, er is niemand meer, die erin woont.

“Nu, gij verwoeste, wat doet gij, dat gij u kleedt in scharlaken, u siert met gouden sieraad, uw ogen bijwerkt met zwart? Tevergeefs maakt gij u mooi, de minnaars versmaden u, zij staan u naar het leven.”

Een vlijmscherp woord, dat de profeet hier uitspreekt aan het adres van de ware Kerk. Zij, die Kerk, Jeruzalem, Sion, is een verwoeste. Die houdt in: totale ruïnering door oorlogsgeweld, volslagen duisternis, algehele ontvolking, een eenzame woestijn. In een visioen heeft Jeremia die verwoesting reeds aanschouwd, als komende over Juda. En dienovereenkomstig spreekt hij deze Bruid van de Heere nu aan als een verwoeste. Uiterlijk bezien was er geen reden tot dit scherp oordeel. Integendeel. Politiek ging het Juda vrij voorspoedig onder koning Josia. En wat het godsdienstige betreft: de officiële tempeldienst in Jeruzalem werd keurig onderhouden, precies volgens de wetten van Mozes. Ja, de buitenkant was prachtig. Maar intussen was Juda van binnen totaal verrot. Achter die mooie voorgevel ging niets anders schuil dan het zoeken van eigen voordeel en genot, wereldsgezindheid, mammondienst en het omgaan met de buurvolken als dat politiek voordelig leek. Jazeker, Juda maakte zich voor zijn buurstaten aantrekkelijk. Die schijn wordt in één keer door Jeremia’s scherpe woord ontmaskerd: “Nu dan, gij verwoeste, wat doet gij, dat gij u kleedt in scharlaken, u siert met gouden sieraad, uw ogen bijwerkt met zwart?” Versta dit woord niet verkeerd. Jeremia protesteert niet tegen versiering van de vrouw zonder meer. Integendeel. Lees maar in hoofdstuk 2:3232 Zal een meisje haar tooi vergeten, een bruid haar gordel? Maar mijn volk heeft Mij vergeten, talloze dagen.: “Zal een meisje haar tooi vergeten, een bruid haar gordel?” Dat de bruid zich versiert is normaal. Maar dan doet zij dat voor haar bruidegom! In onze tekst echter maakt de vrouw Juda zich mooi voor vreemde mannen. Jeremia is hier scherp, de bijbel is scherp, de belijdenis is scherp. Ook vandaag. De Kerk, de Bruid van Jahwe, die haar bruidsstaat veracht door te flirten met de wereld en valse kerk is ten ondergang gedoemd, zo zij zich niet haastig bekeert.

Zingen: Psalm 45:77 Straks leidt men haar in statie, uit haar woning,
In kleding, rijk gestikt, tot haren Koning;
Zo treedt zij voort met al den maagdenstoet,
Die haar verzelt, U vrolijk tegemoet.
Zij zullen blij, geleid met lofgezangen,
De vreugde voên, die afstraalt van haar wangen,
Tot zij, daar elk gewaagt van haren lof,
Ter bruiloft treên in 't koninklijke hof.


Paginahulpmiddelen