Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


preken:bijbeltekst:02_exodus:1_15-22

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
preken:bijbeltekst:02_exodus:1_15-22 [19-08-2024 om 16.07 uur] ds. J.H. Zwartpreken:bijbeltekst:02_exodus:1_15-22 [29-08-2024 om 17.13 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 1: Regel 1:
 ====== Kerkvervolging in Egypteland II (Exodus 1:15-22)====== ====== Kerkvervolging in Egypteland II (Exodus 1:15-22)======
 {{tag>"Prekenbundel ‘Het evangelie van Gods barmhartigheid over Israël’ (1985)"}} {{tag>"Prekenbundel ‘Het evangelie van Gods barmhartigheid over Israël’ (1985)"}}
-|Tekst|*Exodus 1:15-22|+|Tekst|#Exodus 1:15-22|
 |Lezen|Jesaja 66:5-11\\ Openbaring 12:1-6| |Lezen|Jesaja 66:5-11\\ Openbaring 12:1-6|
-|Zingen|Psalm 95:1,2| +|Zingen|_Psalm 95:1,2| 
-| |Psalm 95:4| +| |_Psalm 95:4| 
-| |Psalm 42:3,4,5| +| |_Psalm 42:3,4,5| 
-| |Psalm 110:1,2| +| |_Psalm 110:1,2| 
-| |Psalm 110:3,4|+| |_Psalm 110:3,4|
  
 Broeders en zusters, gemeente van onze Heere Jezus Christus. Broeders en zusters, gemeente van onze Heere Jezus Christus.
Regel 14: Regel 14:
  
 //De Farao van Egypte verhevigt zijn aanval op het messiaanse zaad van God.// //De Farao van Egypte verhevigt zijn aanval op het messiaanse zaad van God.//
 +@Exodus 1
 Daarin verhevigt hij: Daarin verhevigt hij:
-  - zijn onrecht (vs. 15,16); +  - zijn onrecht (vers 15,16); 
-  - zijn onverstand (vs. 17-21); +  - zijn onverstand (vers 17-21); 
-  - zijn onbarmhartigheid (vs. 22).+  - zijn onbarmhartigheid (vers 22).
  
 1. De Farao, broeders en zusters, heeft reeds één pijl afgeschoten op het volk van God. Hij heeft hun mannen onder de meest onbarmhartige slavernij gebracht. Hij behandelt hen als waren het dieren en geen mensen. Maar het brengt hem weinig baat. Want hoe meer men hen onderdrukte, des te meer vermenigvuldigden zij zich, zodat de Egyptenaren een afkeer van hen kregen. Maar goed, de Farao heeft nog wel een pijl op zijn boog. Hij zal zich nu keren rechtstreeks tegen de kinderen, die geboren worden in Israël. En dan moet u er goed op letten hoe de Farao daarbij te werk gaat. Hij doet dat nl. door middel van de beide vroedvrouwen der hebreeuwse vrouwen. Deze beide vrouwen gaat de koning van Egypte inschakelen en dat niet tot hulp en bescherming van de moeders en kinderen in Israël maar om hen kwaad te doen. Voordat we nu van dit laatste meer horen, wordt ons eerst meegedeeld wie [24] deze vroedvrouwen waren. De ene heette Sifra en de andere Pua. Zo worden ze hier aan ons voorgesteld, want zo waren ze algemeen bekend onder Israël, met name wel onder de Israëlitische vrouwen. En dat ongetwijfeld juist vanwege het beroep dat deze twee onder Israël uitoefenden, het beroep van vroedvrouw. Dat was nl. een heel opvallende zaak, dat deze beide vrouwen als vroedvrouwen optraden. Want het beroep van vroedvrouw kwam eigenlijk niet voor onder Israël. Waarom niet? Wel, omdat de Israëlitische dochters niet geroepen waren om beroepshalve anderen te helpen bij het kinderen krijgen, maar om zelf kinderen te krijgen, als de Heere vruchtbaarheid gaf. Israëls dochters waren in de wieg gelegd om __moeder__ te worden, om zaad ter wereld te brengen, messiaans zaad. Hun levensroeping was gelegen in het messiaanse moederschap, opdat het messiaanse zaad in groten getale geboren zou worden. Dat was de eer en de heerlijkheid, waartoe God de dochters in Israël bestemd had: zij mochten en moesten daarom ook dienstbaar zijn aan het ter wereld brengen van het zaad der belofte. En bij dat werk, bij die moeitevolle arbeid, die gepaard ging met smart, mochten de aanstaande moeders in Israël kracht putten uit de rijke belofte, dat de Heere zelf hun terzijde stond als hun hulp, als hun Man, voor Wie zij kinderen baarden. Want al die moeders tezamen waren de vrouw van God, Zijn Bruid, die zwanger ging van Zijn Zaad, van Zijn eigen Zoon, de beloofde Messias. Die wetenschap gaf de moeders in Israël rust en kracht bij de bevalling. De Heere zelf was hun Man, hun Helper, want het ging om de geboorte van Zijn zaad. Zij baarden dan ook geen kinderen voor zichzelf, voor eigen eer, maar voor God, hun Man en daarom ook hun Helper. En Hij toonde hun Zijn hulp via de liefdevolle hulp van buurvrouwen of zusters, die ook zelf kinderen baarden en daardoor praktische wijsheid en ervaring bezaten. Aan die buurvrouwen kon de moeder zichzelf en vooral ook haar kind met een gerust hart toevertrouwen.\\ 1. De Farao, broeders en zusters, heeft reeds één pijl afgeschoten op het volk van God. Hij heeft hun mannen onder de meest onbarmhartige slavernij gebracht. Hij behandelt hen als waren het dieren en geen mensen. Maar het brengt hem weinig baat. Want hoe meer men hen onderdrukte, des te meer vermenigvuldigden zij zich, zodat de Egyptenaren een afkeer van hen kregen. Maar goed, de Farao heeft nog wel een pijl op zijn boog. Hij zal zich nu keren rechtstreeks tegen de kinderen, die geboren worden in Israël. En dan moet u er goed op letten hoe de Farao daarbij te werk gaat. Hij doet dat nl. door middel van de beide vroedvrouwen der hebreeuwse vrouwen. Deze beide vrouwen gaat de koning van Egypte inschakelen en dat niet tot hulp en bescherming van de moeders en kinderen in Israël maar om hen kwaad te doen. Voordat we nu van dit laatste meer horen, wordt ons eerst meegedeeld wie [24] deze vroedvrouwen waren. De ene heette Sifra en de andere Pua. Zo worden ze hier aan ons voorgesteld, want zo waren ze algemeen bekend onder Israël, met name wel onder de Israëlitische vrouwen. En dat ongetwijfeld juist vanwege het beroep dat deze twee onder Israël uitoefenden, het beroep van vroedvrouw. Dat was nl. een heel opvallende zaak, dat deze beide vrouwen als vroedvrouwen optraden. Want het beroep van vroedvrouw kwam eigenlijk niet voor onder Israël. Waarom niet? Wel, omdat de Israëlitische dochters niet geroepen waren om beroepshalve anderen te helpen bij het kinderen krijgen, maar om zelf kinderen te krijgen, als de Heere vruchtbaarheid gaf. Israëls dochters waren in de wieg gelegd om __moeder__ te worden, om zaad ter wereld te brengen, messiaans zaad. Hun levensroeping was gelegen in het messiaanse moederschap, opdat het messiaanse zaad in groten getale geboren zou worden. Dat was de eer en de heerlijkheid, waartoe God de dochters in Israël bestemd had: zij mochten en moesten daarom ook dienstbaar zijn aan het ter wereld brengen van het zaad der belofte. En bij dat werk, bij die moeitevolle arbeid, die gepaard ging met smart, mochten de aanstaande moeders in Israël kracht putten uit de rijke belofte, dat de Heere zelf hun terzijde stond als hun hulp, als hun Man, voor Wie zij kinderen baarden. Want al die moeders tezamen waren de vrouw van God, Zijn Bruid, die zwanger ging van Zijn Zaad, van Zijn eigen Zoon, de beloofde Messias. Die wetenschap gaf de moeders in Israël rust en kracht bij de bevalling. De Heere zelf was hun Man, hun Helper, want het ging om de geboorte van Zijn zaad. Zij baarden dan ook geen kinderen voor zichzelf, voor eigen eer, maar voor God, hun Man en daarom ook hun Helper. En Hij toonde hun Zijn hulp via de liefdevolle hulp van buurvrouwen of zusters, die ook zelf kinderen baarden en daardoor praktische wijsheid en ervaring bezaten. Aan die buurvrouwen kon de moeder zichzelf en vooral ook haar kind met een gerust hart toevertrouwen.\\


Paginahulpmiddelen