Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


preken:bijbeltekst:48_galaten:6_1-10

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisieVorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
preken:bijbeltekst:48_galaten:6_1-10 [22-06-2024 om 14.25 uur] ds. J.H. Zwartpreken:bijbeltekst:48_galaten:6_1-10 [07-09-2024 om 14.04 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 1: Regel 1:
 ====== Preek over Galaten 6:1-10 ====== ====== Preek over Galaten 6:1-10 ======
-<- ^ preken:bijbeltekst^ preken:bijbeltekst:48_galaten:6_11-18-onverwerkt|Preek over Galaten 6:11-18 (scans) -> 
 |Tekst|Galaten 6:1-10| |Tekst|Galaten 6:1-10|
 |Lezen|Psalm 25| |Lezen|Psalm 25|
Regel 15: Regel 14:
 Wij prediken u deze middag: Wij prediken u deze middag:
  
-Paulus’ vermaan aan de Galaten tot een wandel in de Geest tegenover de misleiding van het vlees.+//Paulus’ vermaan aan de Galaten tot een wandel in de Geest tegenover de misleiding van het vlees.//
  
 Het is een wandel: Het is een wandel:
Regel 34: Regel 33:
 Ja, een ieder zal zijn eigen pak hebben te dragen. En Paulus, hij spreekt hier zo tot de Galaten, opdat daar onder hen niet zal zijn een wandel met trotse ogen en uitgestrekte hals tot minachting van de ander. Want wat zal de een zich hier beroemen tegen de ander? Daar moet integendeel onder hen zijn een wandel door de Geest, in ware nederigheid en zachtmoedigheid, tot ondersteuning van elkaar. Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over wie geen barmhartigheid bewijst. Barmhartigheid echter roemt tegen het oordeel. Zodat wie barmharigheid bewijst, voor het komende oordeel van God niet behoeft te vrezen. Integendeel, zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. Ja, zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen het land beërven. En, broeders en zusters, hier is apostolisch onderwijs, dat altijd maar weer van kracht is in de gemeente van de levende God, die een woonstede is in de Geest en waarin gevonden moet worden een wandel in de Geest, in de zachtmoedigheid van de Geest, tot nederdrukking van alle vleselijke hoogmoed en tot lof van het evangelie van vrije genade alleen. Want genáde alleen doet ons standhouden in het gericht, en doet ons ontvangen wat God heeft beloofd. Als wij tenminste niet verslappen, maar volharden in de verwachting van de Geest, ons houdende aan het Woord, dat betrouwbaar is en niet misleidt. Ja, een ieder zal zijn eigen pak hebben te dragen. En Paulus, hij spreekt hier zo tot de Galaten, opdat daar onder hen niet zal zijn een wandel met trotse ogen en uitgestrekte hals tot minachting van de ander. Want wat zal de een zich hier beroemen tegen de ander? Daar moet integendeel onder hen zijn een wandel door de Geest, in ware nederigheid en zachtmoedigheid, tot ondersteuning van elkaar. Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over wie geen barmhartigheid bewijst. Barmhartigheid echter roemt tegen het oordeel. Zodat wie barmharigheid bewijst, voor het komende oordeel van God niet behoeft te vrezen. Integendeel, zalig zijn de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden. Ja, zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen het land beërven. En, broeders en zusters, hier is apostolisch onderwijs, dat altijd maar weer van kracht is in de gemeente van de levende God, die een woonstede is in de Geest en waarin gevonden moet worden een wandel in de Geest, in de zachtmoedigheid van de Geest, tot nederdrukking van alle vleselijke hoogmoed en tot lof van het evangelie van vrije genade alleen. Want genáde alleen doet ons standhouden in het gericht, en doet ons ontvangen wat God heeft beloofd. Als wij tenminste niet verslappen, maar volharden in de verwachting van de Geest, ons houdende aan het Woord, dat betrouwbaar is en niet misleidt.
  
-2. En dat is het tweede waarop wij letten. Immers, zo vervolgt de apostel nu in vers 6: "En hij die onderricht wordt in het Woord, dele van alle goed mee aan wie dat onderricht geeft". Paulus, die alle dwaalleer bestreden en verworpen wil zien worden door de Galaten, hij wil dat zij tegelijkertijd zorg dragen voor een ongehinderde voortgang van de goede leer, van de onderwijzing in die leer. Of nee, dat wil Paúlus maar niet, dat wil de Heilige Géést. Die Geest wil door onderwijzing hen die dwalen brengen in het rechter spoor. Dus weegt die onderwijzing de apostel zwaar, en zij moet ook de Galaten zwaar wegen. Aan die onderwijzing moet ruim baan worden verschaft. Zij mag niet door uiterlijke omstandigheden van armoede of gebrek bezwaard worden of in de verdrukking komen. Het Woord van de vrije genade vraagt om vrije onderwijzers, om leermeesters, die zich vrijmoedig aan de onderwijzing in het Woord kunnen geven, zonder dat zij bevreesd behoeven te zijn voor hun levensonderhoud. Ook hier geldt: "draagt elkanders lasten".+2. En dat is het tweede waarop wij letten. Immers, zo vervolgt de apostel nu in @Galaten 6 vers 6: "En hij die onderricht wordt in het Woord, dele van alle goed mee aan wie dat onderricht geeft". Paulus, die alle dwaalleer bestreden en verworpen wil zien worden door de Galaten, hij wil dat zij tegelijkertijd zorg dragen voor een ongehinderde voortgang van de goede leer, van de onderwijzing in die leer. Of nee, dat wil Paúlus maar niet, dat wil de Heilige Géést. Die Geest wil door onderwijzing hen die dwalen brengen in het rechter spoor. Dus weegt die onderwijzing de apostel zwaar, en zij moet ook de Galaten zwaar wegen. Aan die onderwijzing moet ruim baan worden verschaft. Zij mag niet door uiterlijke omstandigheden van armoede of gebrek bezwaard worden of in de verdrukking komen. Het Woord van de vrije genade vraagt om vrije onderwijzers, om leermeesters, die zich vrijmoedig aan de onderwijzing in het Woord kunnen geven, zonder dat zij bevreesd behoeven te zijn voor hun levensonderhoud. Ook hier geldt: "draagt elkanders lasten".
 En dat betekent dat hij die onderricht ontvangt in het Woord, vrijgevig en mededeelzaam moet zijn jegens zijn leermeester; hij dele van alle goed mee, zo beveelt Paulus, aan wie dat onderricht geeft. Ja, daar is het Woord, het goede Woord van God; het is het Woord des Evangelies, de leer van Jezus Christus, die ware en volkomen leer der zaligheid. En die leer vraagt om leraars tot onderwijzing van allen die zalig meoten worden. Had Christus Zelf niet aan Zijn discipelen een leerbevel gegeven, toen hij sprak: "Gaat dan henen, onderwijst alle volkeren, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en leert hen onderhounden al wat Ik u geboden heb?" En het is diezelde Christus ook, die door Zijn Geest gaven schenkt om te onderwijzen en die zo onderwijskrachten geeft tot toerusting van de heiligen, opdat zij toenemen in de kennis en genade van hun Heere Jezus Christus, vaststaande in de waarheid van het evangelie, en niet heen en weer geslingerd door allerlei wind van leer door het valse spel der mensen. Hoe dringend noodzakelijk was juist daarom ook voor de Galaten voortgaande catechese, doorgaande onderwijzing in de christelijke leer, opdat zij niet misleid zouden worden door de mooi klinkende woorden van mensen, maar geleid zouden worden door het alleen betrouwbare Woord van God! Vandaar de regel, die de apostel de Galaten hier inscherpt. Hij die van de geestelijke goederen van het het Woord ontvangt, zal wederkerig zijn leraar in zijn stoffelijke goederen doen delen. Elders, in 1 Korinthe 9, biedt de apostel ons de nadere uitwerking en motivering van deze regel. "Wie", zo vraagt hij daar, "doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder de vrucht daarvan te genieten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde?" En staat ook in de wet van Mozes niet: Gij zult een dorsende os niet muilbanden? Zegt God dit soms, omdat hij zich met de ossen bemoeit? Ja, maar veel meer nog omdat de verzorging van Zijn dienaren Zijn zorg is! Als zij het zijn, die voor u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten? En dan nog iets, zo zegt Paulus daar: Weet gij niet, dat zij die in het heiligdom de dienst verrichten, van het heiligdom eten, en dat zij die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar? Zo heeft de Heere ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven! Ja, dat is hier de regel; de regel die aan het evangelie hangt en die daarom wordt betracht door hen die zelf wederkerig aan het evangelie hangen, aan de lippen van de evangeliedienaar. Zij realiseren zich dat de arbeider zijn loon waard is. Ja, de arbeider; dat is hij die metterdaad arbeidt in het Woord! Want nee, de apostel steunt hier geen schíjndienaren of náámpredikers, die mensenwoorden en eigen wijsheid aan de man brengen. Hij steunt hier hen, die in waarheid mannen zijn van het Woord, die te midden van alle weerstand en tegenkanting het Woord hooghouden, die terdege onderricht geven in het Woord, betrouwbaar onderricht, tot ontsluiting van het evangelie en tot toesluiting van de mond van de leugenspreker. Om dat onderricht is het de apostel juist te doen. Vandaar zijn vermaan, dat hij die onderricht ontvángt, in al het goede zal laten delen hem die dat onderricht gééft; wie dat verder ook mag zijn, want niet die man zelf is hier belangrijk, maar wel diens woord en onderwijzing. Bij die onderwijzing behoort de onderwijzer laten delen in al het goede. En dat betekent dat hij die onderricht ontvangt in het Woord, vrijgevig en mededeelzaam moet zijn jegens zijn leermeester; hij dele van alle goed mee, zo beveelt Paulus, aan wie dat onderricht geeft. Ja, daar is het Woord, het goede Woord van God; het is het Woord des Evangelies, de leer van Jezus Christus, die ware en volkomen leer der zaligheid. En die leer vraagt om leraars tot onderwijzing van allen die zalig meoten worden. Had Christus Zelf niet aan Zijn discipelen een leerbevel gegeven, toen hij sprak: "Gaat dan henen, onderwijst alle volkeren, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en leert hen onderhounden al wat Ik u geboden heb?" En het is diezelde Christus ook, die door Zijn Geest gaven schenkt om te onderwijzen en die zo onderwijskrachten geeft tot toerusting van de heiligen, opdat zij toenemen in de kennis en genade van hun Heere Jezus Christus, vaststaande in de waarheid van het evangelie, en niet heen en weer geslingerd door allerlei wind van leer door het valse spel der mensen. Hoe dringend noodzakelijk was juist daarom ook voor de Galaten voortgaande catechese, doorgaande onderwijzing in de christelijke leer, opdat zij niet misleid zouden worden door de mooi klinkende woorden van mensen, maar geleid zouden worden door het alleen betrouwbare Woord van God! Vandaar de regel, die de apostel de Galaten hier inscherpt. Hij die van de geestelijke goederen van het het Woord ontvangt, zal wederkerig zijn leraar in zijn stoffelijke goederen doen delen. Elders, in 1 Korinthe 9, biedt de apostel ons de nadere uitwerking en motivering van deze regel. "Wie", zo vraagt hij daar, "doet ooit dienst in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard zonder de vrucht daarvan te genieten? Of wie weidt een kudde en geniet niet van de melk der kudde?" En staat ook in de wet van Mozes niet: Gij zult een dorsende os niet muilbanden? Zegt God dit soms, omdat hij zich met de ossen bemoeit? Ja, maar veel meer nog omdat de verzorging van Zijn dienaren Zijn zorg is! Als zij het zijn, die voor u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel dat wij van u het stoffelijke zouden oogsten? En dan nog iets, zo zegt Paulus daar: Weet gij niet, dat zij die in het heiligdom de dienst verrichten, van het heiligdom eten, en dat zij die het altaar bedienen, hun deel ontvangen van het altaar? Zo heeft de Heere ook voor de verkondigers van het evangelie de regel gesteld, dat zij van het evangelie leven! Ja, dat is hier de regel; de regel die aan het evangelie hangt en die daarom wordt betracht door hen die zelf wederkerig aan het evangelie hangen, aan de lippen van de evangeliedienaar. Zij realiseren zich dat de arbeider zijn loon waard is. Ja, de arbeider; dat is hij die metterdaad arbeidt in het Woord! Want nee, de apostel steunt hier geen schíjndienaren of náámpredikers, die mensenwoorden en eigen wijsheid aan de man brengen. Hij steunt hier hen, die in waarheid mannen zijn van het Woord, die te midden van alle weerstand en tegenkanting het Woord hooghouden, die terdege onderricht geven in het Woord, betrouwbaar onderricht, tot ontsluiting van het evangelie en tot toesluiting van de mond van de leugenspreker. Om dat onderricht is het de apostel juist te doen. Vandaar zijn vermaan, dat hij die onderricht ontvángt, in al het goede zal laten delen hem die dat onderricht gééft; wie dat verder ook mag zijn, want niet die man zelf is hier belangrijk, maar wel diens woord en onderwijzing. Bij die onderwijzing behoort de onderwijzer laten delen in al het goede.
 Ja, in ál het goede, zegt de apostel. Hier behoort dus niet gehandeld te worden in  een geest van enghartigheid en bekrompenheid, met ingehouden hand en afgepaste maat, maar eenvoudigweg en zonder verwijt; dat is: loyaal en van harte, met gulle hand. Ja, hier moet bij de hoorder blijken zijn loyaliteit jegens het goede Woord van God, dat is: zijn totale verwachting van dat Woord. Dat is het juist wat de apostel onder de Galaten zoekt, ook in de regel die hij hun hier inscherpt. Daar moet bij hen zijn een open staan voor het Woord, een ruim baan maken voor de onderwijzing in het Woord. Vandaar ook dat de apostel hier meteen aan toevoegt: "Dwaalt niet; God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten". Nee, de Galaten moeten zichzelf niets wijsmaken, zij moeten zich door mensenwoorden niet laten misleiden! God laat niet met Zich spotten. De Heere meent wat Hij zegt. Zijn Woord is metterdaad waarachtig en betrouwbaar, een ware kracht tot zaligheid voor allen die slechts geloven, en een ander evangelie is er niet. Hoe is daarom de instelling van de Galaten jegens het Woord van God en het evangelie van Christus? Is het dit Woord, waaraan zij hangen, dat hun leven beheerst, waarvoor zij offerbereidheid kennen? Is het dít evangelie, waarin zij roemen, waarin zij hun volle gelukzaligheid zoeken, waarop zij hun hart hebben gezet? Hoe vérstrekkend, ja allesbeslissend is die vraag voor heden en toekomst! Want: een mens oogst wat hij zaait! Dat is onherroepelijk. Zo zaaiing, zo oogst. Deze twee liggen zonder meer in elkaars verlengde! Wat is daarom het zaad, dat de Galaten onder zich laten zaaien en groeien? Is dat naar de Geest of naar het vlees? Houden zij stand in de Geest, of geven zij toe aan het vlees? Het laatste leidt onherroepelijk tot de dood! Want wie op de akker van zijn vlees zaait, die zal uit zijn vlees verderf oogsten. Wat uit het vlees is, dat is vlees en dat blijft vlees. En het vlees levert de mens niets goeds op. Wie het van het vlees verwacht, die wacht enkel onheil en verderf. Lijnrecht daartegenover staan zij die het van de Geest verwachten en die uit Hem alles nemen. Want wie op de akker van de Geest zaait, die zal uit de Geest eeuwig leven oogsten! Dat is vast en zeker! Want léven wil de Geest, nu en eeuwig, leven voor God! "Laten wij daarom", zo vermaant Paulus nu, "niet moe worden, niet vertragen het goede te doen, want wanneer het de tijd daarvoor is, zullen we oogsten, als wij niet verslappen". Hier geldt dus het gebod om onophoudelijk ijverig te zijn in het goede; in het kiezen van het goede deel. En dat is niet op vlees vertrouwen, maar alles van de Geest alleen verwachten, dat is: van het Woord en van de onderwijzing in het Woord. Die verwachting doet niet beschaamd uitkomen! Integendeel, die leidt, wanneer het de tijd is van Woord en Geest, onherroepelijk tot die machtige oogst van het eeuwige leven! Want betrouwbaar is het Woord! God meent wat Hij zegt; Hij doet ook ontvangen, wat Hij heeft beloofd! Dwaas zijn zij die op vlees vertrouwen en naar zichzelf kijken. Wijs zijn zij die van zichzelf afzien, in vertrouwen op de Geest van God, zich houdende aan het Wóórd van God, dat het Woord van het leven is; van het volle, eeuwige leven met God, alleen door genade. Ja, in ál het goede, zegt de apostel. Hier behoort dus niet gehandeld te worden in  een geest van enghartigheid en bekrompenheid, met ingehouden hand en afgepaste maat, maar eenvoudigweg en zonder verwijt; dat is: loyaal en van harte, met gulle hand. Ja, hier moet bij de hoorder blijken zijn loyaliteit jegens het goede Woord van God, dat is: zijn totale verwachting van dat Woord. Dat is het juist wat de apostel onder de Galaten zoekt, ook in de regel die hij hun hier inscherpt. Daar moet bij hen zijn een open staan voor het Woord, een ruim baan maken voor de onderwijzing in het Woord. Vandaar ook dat de apostel hier meteen aan toevoegt: "Dwaalt niet; God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten". Nee, de Galaten moeten zichzelf niets wijsmaken, zij moeten zich door mensenwoorden niet laten misleiden! God laat niet met Zich spotten. De Heere meent wat Hij zegt. Zijn Woord is metterdaad waarachtig en betrouwbaar, een ware kracht tot zaligheid voor allen die slechts geloven, en een ander evangelie is er niet. Hoe is daarom de instelling van de Galaten jegens het Woord van God en het evangelie van Christus? Is het dit Woord, waaraan zij hangen, dat hun leven beheerst, waarvoor zij offerbereidheid kennen? Is het dít evangelie, waarin zij roemen, waarin zij hun volle gelukzaligheid zoeken, waarop zij hun hart hebben gezet? Hoe vérstrekkend, ja allesbeslissend is die vraag voor heden en toekomst! Want: een mens oogst wat hij zaait! Dat is onherroepelijk. Zo zaaiing, zo oogst. Deze twee liggen zonder meer in elkaars verlengde! Wat is daarom het zaad, dat de Galaten onder zich laten zaaien en groeien? Is dat naar de Geest of naar het vlees? Houden zij stand in de Geest, of geven zij toe aan het vlees? Het laatste leidt onherroepelijk tot de dood! Want wie op de akker van zijn vlees zaait, die zal uit zijn vlees verderf oogsten. Wat uit het vlees is, dat is vlees en dat blijft vlees. En het vlees levert de mens niets goeds op. Wie het van het vlees verwacht, die wacht enkel onheil en verderf. Lijnrecht daartegenover staan zij die het van de Geest verwachten en die uit Hem alles nemen. Want wie op de akker van de Geest zaait, die zal uit de Geest eeuwig leven oogsten! Dat is vast en zeker! Want léven wil de Geest, nu en eeuwig, leven voor God! "Laten wij daarom", zo vermaant Paulus nu, "niet moe worden, niet vertragen het goede te doen, want wanneer het de tijd daarvoor is, zullen we oogsten, als wij niet verslappen". Hier geldt dus het gebod om onophoudelijk ijverig te zijn in het goede; in het kiezen van het goede deel. En dat is niet op vlees vertrouwen, maar alles van de Geest alleen verwachten, dat is: van het Woord en van de onderwijzing in het Woord. Die verwachting doet niet beschaamd uitkomen! Integendeel, die leidt, wanneer het de tijd is van Woord en Geest, onherroepelijk tot die machtige oogst van het eeuwige leven! Want betrouwbaar is het Woord! God meent wat Hij zegt; Hij doet ook ontvangen, wat Hij heeft beloofd! Dwaas zijn zij die op vlees vertrouwen en naar zichzelf kijken. Wijs zijn zij die van zichzelf afzien, in vertrouwen op de Geest van God, zich houdende aan het Wóórd van God, dat het Woord van het leven is; van het volle, eeuwige leven met God, alleen door genade.


Paginahulpmiddelen