spring naar tekst
Ds. J. Hoorn
verzamelde werken
Zijbalk
Artikelen
Brochures
Overdenkingen
Preken
preken:catechismus:zondag-41:1975
←
Preek over Zondag 40 (1975)
Preek over Zondag 42 (1975)
→
Dit is een oude revisie van het document!
←
Preek over Zondag 40 (1975)
Catechismuspreken
Preek over Zondag 42 (1975)
→
←
Preek over Zondag 40 (1975)
Preek over Zondag 42 (1975)
→
Preek over Zondag 41 (1975)
Prekenbundel 'Horen naar het Woord' (2014)
,
Pinksteren
Gehouden te:
Grootegast (18 mei 1975)
Tekst:
Zondag 41
108
Wat leert ons het zevende gebod?
Dat alle onkuisheid van God vervloekt is, en dat wij daarom, haar van harte vijand zijnde, kuis en ingetogen leven moeten, hetzij in den heiligen huwelijken staat of daarbuiten.
109
Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreken en dergelijke schandelijkheden?
Dewijl ons lichaam en ziel tempelen des Heiligen Geestes zijn, zo wil Hij, dat wij ze beide zuiver en heilig bewaren; daarom verbiedt Hij alle onkuise daden, gebaren, woorden, gedachten, lusten, en wat den mens daartoe trekken kan.
van de Heidelbergse Catechismus
Lezen:
1 Korintiërs 6:10-20
10
Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven.
11
En sommigen uwer zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus en door de Geest van onze God.
12
Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten.
13
Het voedsel is voor de maag en de maag voor het voedsel, en God zal zowel het een als het ander teniet doen. Maar het lichaam is niet voor de hoererij, doch voor de Here, en de Here voor het lichaam.
14
God heeft niet alleen de Here opgewekt, maar zal ook ons opwekken door zijn kracht.
15
Weet gij niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn? Zal ik dan leden van Christus wegnemen om er leden ener hoer van te maken? Volstrekt niet!
16
Of weet gij niet, dat wie zich aan een hoer hecht, één lichaam (met haar) is? Want, zegt Hij, die twee zullen tot één vlees zijn.
17
Maar die zich aan de Here hecht, is één geest (met Hem).
18
Vliedt de hoererij. Elke andere zonde, die een mens doet, gaat buiten zijn eigen lichaam om. Maar door hoererij bezondigt men zich aan zijn eigen lichaam.
19
Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt?
20
Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam.
Zingen:
Psalm 84:1,2
1
Hoe lief'
lijk, hoe vol heil
genot,
O
HEER, der leger
scharen God,
Zijn
mij Uw huis en tempel
zangen!
Hoe
branden
mijn ge
negen
heên,
Om
's HEEREN
voorhof
in te
treên!
Mijn
ziel be
zwijkt van
sterk ver
langen;
Mijn
hart roept
uit tot
God, Die
leeft,
En
aan mijn ziel het
leven geeft.
2
Zelfs vindt
de mus een huis,
o HEER,
De
zwaluw legt haar
jongskens neer
In
't kunstig nest bij Uw al
taren,
Bij
U, mijn
Koning
en mijn
God,
Ver
wacht mijn
ziel een
heilrijk
lot;
Ge
duchte
HEER der
leger
scharen,
Wel
zalig
hij, die
bij U
woont,
Ge
staâg U prijst en
eerbied toont.
Psalm 84:4
4
Zij gaan
van kracht tot kracht
steeds voort;
Elk
hunner zal, in
't zalig oord
Van
Sion, haast voor God ver
schijnen.
Let,
HEER der
leger
scharen,
let
Op
mijn oot
moedig
smeekge
bed;
Ai,
laat mij
niet van
druk ver
kwijnen;
Leen
mij een
toege
negen
oor,
O,
Jakobs God, geef
mij gehoor.
Psalm 127
1
Ver
geefs op bouwen toege
legd;
Ver
geefs, om 't huis vol
tooid te zien,
Ge
zwoegd, gezweet, o arbeids
liên,
Zo
God Zijn hulp aan
't werk ontzegt.
Ver
geefs, o wachters,
is uw vlijt,
Zo
God niet zelf
de stad
be
vrijdt.
2
Ver
geefs van 's morgens vroeg ge
slaafd
Tot
's avonds, en het
brood der smart
Ge
geten, met een angstig
hart;
Ver
geefs den gansen
dag gedraafd;
God
geeft het, hoe een
ander schraap',
Dien
Hij bemint,
als in
den
slaap.
3
Zo
gaat het elk, dien God be
mint.
Wie
kind'ren voortbrengt
tot Gods eer,
Ver
krijgt een erfdeel van den
HEER;
Wie
zich met kroost ge
zegend vindt,
Dat
zich oprecht en
dankbaar toont,
Ziet
al zijn zorg
naar wens
be
loond.
4
Ge
lijk de pijlen in de
hand
Eens
sterken helds, die,
fier en blij,
Door
hunne kracht zijn weêrpar
tij
Doet
zwichten voor zijn
tegenstand;
Zo
zijn ook, tot der
vaad'ren vreugd,
De
brave zo
nen hun
ner
jeugd.
5
Wel
zalig hij, die als een
held,
Deez'
pijlen in zijn
koker gaart,
En
zijne zonen ziet ge
spaard;
Zij
zullen, schaamrood
noch ontsteld,
Het
hoofd den weêrpar
tijd'ren biên,
En
in de poort
voor hen
niet
vliên.
Psalm 51:6
6
Ver
werp mij
van Uw
aange
zicht toch niet;
Ai,
laat van
mij Uw
Heil'gen Geest niet
scheiden.
Die
kan al
leen op
't rechte spoor mij
leiden;
Be
stier mijn
gang, daar
Gij mijn zwakheid
ziet.
Geef
mijn ge
moed, dat
nu angst
vallig vreest,
De
blijdschap
weer; doe
op Uw heil mij
hopen;
Laat
mij, ge
sterkt door
enen
eed'len geest,
Vol
vaardig
't pad van
Uw geboden
lopen.
Gezang 22:2
2
Looft den Geest, die van den Vader
en den Zoon is uitgegaan!
Zingt Hem psalmen altegader,
roept zijn naam uit, bidt Hem aan!
Hem, die Gaaf en Gever tevens,
uitzendt en gezonden wordt,
God is, en wordt uitgestort!
Looft, o volk, den Geest des levens,
Hem, die schept en wederschept,
dien g' in 't hart ontvangen hebt!
←
Preek over Zondag 40 (1975)
Catechismuspreken
Preek over Zondag 42 (1975)
→
Paginahulpmiddelen
Toon bronpagina
Oude revisies
Terug naar boven
Website doorzoeken