Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Volgende revisie | Vorige revisie | ||
preken:catechismus:zondag-45:1975 [28-06-2024 om 12.41 uur] – aangemaakt ds. J.H. Zwart | preken:catechismus:zondag-45:1975 [09-09-2024 om 20.52 uur] (huidige) – Externe bewerking 127.0.0.1 | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
====== Preek over Zondag 45 (1975) ====== | ====== Preek over Zondag 45 (1975) ====== | ||
- | {{tag>" | + | {{tag>" |
<- preken: | <- preken: | ||
|Gehouden te: | |Gehouden te: | ||
Regel 10: | Regel 10: | ||
| |_Psalm 27:5| | | |_Psalm 27:5| | ||
| |_Psalm 141:2,3| | | |_Psalm 141:2,3| | ||
+ | |||
+ | //Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,// | ||
+ | |||
+ | De laatste Zondagen van de Catechismus handelen over het gebed. En ook hier zullen wij ons moeten laten onderwijzen door de Heere Zelf. Want het gebed is gebonden aan goddelijke voorschriften. Evenals het gebod behoort het gebed immers tot het leven der dankbaarheid, | ||
+ | Welnu, de Heere leert ons, dat Hij ons gebed wil, maar daarom tegelijk ook hóe Hij ons gebed wil. En daarom hebben wij scherp te luisteren naar wat de Heere ons leert over het leven der dankbaarheid, | ||
+ | |||
+ | //Christus brengt Zijn volk tot de eredienst van het gebed,// door ons te leren: | ||
+ | - de noodzaak van het gebed; | ||
+ | - de kenmerken van het gebed; | ||
+ | - de inhoud van het gebed; | ||
+ | - het voorbeeld van het gebed. | ||
+ | |||
+ | 1) Waarom moet Gods volk bidden? Met deze vraag begint de Catechismus het onderwijs over het gebed. En daarmee worden wij allen, zoals wij hier samen zijn in de kerk, voor deze vraag gesteld. En het is goed, dat de Catechismus ons allereerst voor deze vraag plaatst. Want van twee kanten wordt Gods volk hier steeds weer bedreigd door de leugen van de satan en van ons eigen vlees.\\ | ||
+ | De eerste leugen is, dat het gebed voor de christen helemaal niet noodzakelijk is. En daarvoor heeft men allerlei vroomschijnende argumenten, bijvoorbeeld: | ||
+ | En zo komt satan met Schriftuurlijk-schijnende argumenten ons de leugen voorhouden: alle bidden is totaal overbodig. Maar er is nog een tweede leugen, waarmee satan ons gebedsleven bedreigd. De vraag namelijk, waarom het gebed noodzakelijk is voor de christenen, wordt door velen een dwaze vraag genoemd. Want, zo zegt men, bidden is iets dat vanzelf gaat; dat komt zo maar uit je hart op. Bidden is iets wat bij de mens hoort; dat is gewoon een ingeschapen iets; bidden is eigen aan de mens, zoals het bij een bloem hoort, dat hij bloeit en bij een boom, dat hij vruchten draagt. En als iets vanzelf gaat, dan vraag je niet naar het waaróm ervan. Iets wat natuurlijk is, wat bij de natuur behoort, behoeft geen verklaring. En dat geldt nu ook voor het bidden van een mens. Dat gaat vanzelf. En daarom acht men de vraag naar de noodzaak van het gebed een dwaze en onnodige vraag.\\ | ||
+ | Nu, de Catechismus denkt daar anders over. Want reeds in de vraagstelling kiest de Catechismus oppositie enerzijds tegenover de leugen, dat het gebed niet noodzakelijk is, en anderzijds blijkt uit de vraag zelf reeds, dat het gebed geen vanzelfsprekend iets is. Zou dat wel zo zijn, dan was de vraag inderdaad dwaas en overbodig. Maar dat betekent nu ook voor ons, dat wij het gebed nooit als iets vanzelfsprekends mogen beschouwen; dat wij het gebed dus nooit mogen verklaren als iets, dat behoort bij de natuur van de mens, zoals het licht behoort bij de zon of de ademhaling bij het leven. En wat betreft die eerste leugen, dat ons bidden Gods raad toch niet verandert en ons gebed derhalve overbodig is, terecht werpt de Catechismus deze voorstelling ver van zich, maar dat betekent wel, dat wij ons rekenschap hebben te geven van de vraag hoe dan de verhouding is tegenover enerzijds Gods raad en anderzijds ons gebed. En het Schriftuurlijke antwoord op die vraag zal dan ook de wijze van ons bidden moeten bepalen.\\ | ||
+ | Is het gebed dus een vanzelfsprekende zaak, dat de mens van nature eigen is? Zeker niet! Is het gebed eigenlijk overbodig, omdat je het hooguit kunt beschouwen als een middel om voor je eigen ziel rust te vinden, maar dat verder helemaal geen betekenis heeft voor Gods doen en laten met de bidder, omdat diens weg toch al bepaald ligt in Gods raad? Nee, ook dat gaat lijnrecht tegen de Schrift in; ja tegen het onderwijs van onze Hoogste Profeet en Leraar, die Zijn volk zegt: “Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.”\\ | ||
+ | Maar hoe zullen wij dan over het gebed hebben te spreken? Nu, daarin gaat de Catechismus een heel duidelijke weg. Want op de vraag, waarom het gebed de Christenen van node is, wordt geantwoord: “omdat het het voornaamste stuk van de dankbaarheid is, welke God van ons vordert.”\\ | ||
+ | Het gebed een vanzelfsprekend iets in die zin, dat het eigen is aan de mensen om te bidden? Nee, dat niet; het is het voornaamste stuk van de dankbaarheid. En dankbaarheid komt nooit maar vanzelf. Dankbaarheid is geheel en al te danken aan Christus, die ons verlost heeft uit onze zonde en ellende en ons daarna vernieuwt door Zijn Heilige Geest. Bidden, echt bidden, kan alleen de mens die verlost is door Jezus Christus. Het gebed is niet te verklaren uit de natuur. Maar is enkel en alleen te verklaren uit Christus, die ons tot het gebed brengt door de verlossing, die Hij heeft aangebracht.\\ | ||
+ | Waarom moeten wij bidden? Wel, omdat Christus ons daartoe heeft verlost. Het is, zegt de Catechismus, | ||
+ | Waarom moet een christen bidden? Niet omdat dat hoort bij de natuur van de mens, maar omdat dat hoort bij, ja meer nog: de wezenlijke inhoud is van het verbond tussen God en Zijn volk. En omdat dat Verbond door Christus voor ons is hersteld, kan het ook niet anders of God wil ons gebed en dat als voornaamste stuk van de dankbaarheid. God eist van ons het gebed. Jazeker, want Hijzelf heeft door Christus het levende verbondsverkeer tussen Zich en Zijn volk hersteld. En daarom zal uit ons gebed moeten blijken of wij werkelijk leven willen vanuit dit aangebrachte herstel, of wij werkelijk leven willen in het verbond met de Heere! Waar het gebed ontbreekt, daar ontbreekt het leven in het verbond met de Heere! God eist van ons het gebed; Hij wil dat wij tot Hem spreken, want Hijzelf heeft door Christus de weg daartoe weer geopend. Daarom zegt de Heere in Zijn Woord: Bidt zonder ophouden.\\ | ||
+ | Altijd maar weer zullen wij ons voor het aangezicht van de Heere moeten stellen, want dat is de levende gemeenschap die er is tussen God en Zijn volk. Nergens komt die gemeenschap heerlijker in uit dan hierin, dat wij tot de Heere spreken. En wie het gebed zo ziet, als bewijs en tegelijk als beleving van de omgang met God, die verstaat dat niet onze behoefte de norm is voor het gebed, maar alleen Gods verlossingswerk. In dat werk is ons gebed gefundeerd. De noodzaak van het gebed kan daarom nooit zijn, dat ik tot God wil spreken, maar alleen, dat God wil, dat ik tot Hem spreek. Steeds zullen wij er op hebben te letten, dat wij het gebed zo zien; alleen dan is ons bidden eredienst aan God; alleen dan eren wij Hem met de gave van het gebed, uit Zijn hand ontvangen. Wie het anders ziet, die maakt het gebed tot dienst aan zichzelf, en dat is de Heere een gruwel. Want het gebed is niet uit de mens te verklaren maar enkel en alleen gave van God, vrucht van Zijn verlossingswerk en daarom moet deze gave gebruikt worden tot eredienst aan Hem. Met ons gebed moeten wij God vereren als die God, die de levende gemeenschap met Zijn kinderen wil, dat is de gemeenschap door het Woord. Vandaar dat de Catechismus als tweede reden voor de noodzaak van ons gebed noemt: “dat God Zijn genade en de Heilige Geest alleen aan diegenen geven wil, die Hem met hartelijk zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken.”\\ | ||
+ | Hier wijst de Catechismus radicaal af, de leugen dat ons bidden overbodig is, omdat toch alles al in Gods raad vastligt, ons gebed verandert daar niets meer aan. En: ‘de Heere weet wel, wat wij nodig hebben; dat hoeven wij Hem echt niet meer te zeggen’. Maar wie zo redeneert, die geeft er blijk van niets te verstaan wat het betekent te leven in het verbond met de Heere. Want zeker, het is wel waar, dat Gods raad vastligt en dat geen mens daar iets aan kan veranderen. En het is ook waar, dat de Heere weet wat wij nodig hebben, elke dag weer. Maar wat is Gods raadsplan met ons anders dan dit, dat Hij ons ertoe bestemd heeft om in het verbond met Hem te leven. En leven in het verbond met de Heere betekent: pleiten op Zijn beloften; vragen om Zijn genade-gaven te mogen ontvangen. God geeft nooit automatisch, | ||
+ | Waarom moeten wij bidden? Omdat wij door God gemaakt zijn tot levende kinderen. Hij heeft ons levend gemaakt, niet ómdat wij hebben gebeden, maar ópdat wij zouden bidden. En Hij wil dat gebed van ons, omdat Hij geen automaat is, maar de levende God, die in het verbond met Zijn volk gemeenschap heeft. Daarom zullen wij bidden, zonder ophouden, want dat is ons leven in het verbond met God. | ||
+ | |||
+ | 2) Daarom zullen wij ook bidden – en dit is het tweede – naar de stijl van het verbond. Daarover handelt vraag en antwoord 117. Wat behoort tot zulk een gebed, dat God aangenaam is en door Hem verhoord wordt? En dan worden de drie eigenschappen genoemd, die het christelijke gebed kenmerken.\\ | ||
+ | Het is duidelijk waarom de Catechismus deze vraag stelt. Bidden is immers spreken tot de Heere; maar zal dit spreken de Heere aangenaam zijn, zodat Hij ook hoort en verhoort, dan zullen wij ook zo moeten bidden als de Heere wil. Wie wil, dat de Heere naar hem luistert, zal eerst zelf naar de Heere moeten luisteren. Want van onszelf kunnen wij niet bidden. Wij weten niet hoe wij hebben te bidden, noch ook wat wij zullen bidden. Alles wat automatisch in ons hart opkomt is geen gebed, ook al wordt dat vaak zo genoemd. In werkelijkheid is het niet anders dan een vloek. Omdat het gebed het voornaamste stuk van de dankbaarheid is, geldt met name hier, dat wij ons in ons bidden door de Heere moeten laten onderwijzen. Want werken der dankbaarheid zijn alleen die werken, die worden gedaan uit waar geloof naar Gods wet tot Zijn eer en niet die naar ons eigen gevoel of denken goed zijn. Wij zullen ons dus inderdaad door de Heere moeten laten onderrichten. Nu, dat onderricht treffen wij uitvoerig aan in de Heilige Schrift.\\ | ||
+ | Allereerst betekent bidden, dat wij de enige ware God moeten aanroepen. Wij moeten ons gebed richten tot de Heere; alleen Hem moeten wij aanspreken in ons bidden, en dat als de enige, ware God. Dus mogen wij ons niet zelf een voorstelling van God maken, maar wij moeten Hem kennen als de God, die Hij werkelijk is. En dat kan alleen maar als wij luisteren naar wat Hij van Zichzelf heeft bekendgemaakt in Zijn Woord. Hij is immers die God, die Zich in Zijn Woord aan ons heeft geopenbaard. Bidden vereist dus kennis van God en daarvoor is nodig kennis van Gods Woord. Want in Zijn Woord zegt Hij, Wie Hij voor ons is en wat Hij voor ons doet. Buiten dat Woord om is geen enkele kennis van God mogelijk. Wie buiten dat Woord omgaat, die fantaseert zich een eigen god, een afgod; zo iemand kent dan niet de enige ware God. Bidden kan alleen hij, die kennis heeft van Gods Woord. Waar deze kennis ontbreekt, daar verschraalt het gebedsleven. Wie ernst maakt met de eredienst van het gebed, die zal allereerst ernst moeten maken met het leren kennen van de Heere uit Zijn Woord. Want zoals Hij zich daar heeft geopenbaard, | ||
+ | En de Heere houden aan Zijn verbondsbelofte houdt tegelijk ook in, dat ik mijn eigen nood en ellende zie. Want Gods beloften zijn geadresseerd aan Zijn volk in de situatie waarin dat volk verkeert. Onze nood, dat is onze afhankelijkheid van God. Zonder Hem is er geen leven mogelijk. Buiten Hem is de dood; daar sterft alles. In alles wat ik nodig heb om te leven ben ik van God afhankelijk. Tegelijk moet ik kennen mijn ellendigheid. En mijn ellendigheid is mijn schuld tegenover God. Alles wat ik nodig heb om te leven verdien ik niet; ik heb er geen enkel recht op; integendeel, | ||
+ | Bidden is dus geen waagstuk. Nee, het christelijke gebed wordt uitgesproken in de zekere wetenschap dat het verhoring zal vinden. Want hoewel de bidder van zichzelf die verhoring geheel en al onwaardig is, ontvangt hij die nochtans om Christus’ wil. Om Christus’ wil, dat betekent, dat God mij aanziet in Christus. Door Christus ben ik, ondanks eigen onwaardigheid, | ||
+ | |||
+ | 3) En omdat God elk oprecht gebed verhoort, volgt daaruit dat de ínhoud van dat gebed altijd gericht is op de krachtdadige werking van Gods Woord en Geest in en aan ons, Zijn volk. Want dat is immers het grote doel van God met Zijn volk. Zijn Woord en Geest moeten onder dat volk krachtig werkzaam zijn. Daaróm bidt de rechtvaardige. Zijn gebed is niet egoïstisch, | ||
+ | |||
+ | 4) En daarom kunnen wij niet dankbaar genoeg zijn voor het volmaakte gebed dat Christus Zelf aan ons heeft geleerd. Daarin heeft Hij ons geleerd wat onze werkelijke nooddruft is, geestelijk en lichamelijk. Daarmee heeft Hij ons tegelijk geleerd wat onze roeping is in het verbond als kinderen van onze Vader in de hemel. Christus heeft Zijn volk dit volmaakt gebed gegeven, opdat wij al ons bidden aan dit voorbeeld zouden toetsen, en aldus recht leren bidden. Want dat moeten wij steeds weer: léren bidden. Van onszelf kunnen wij het niet. Nee, zeker niet. Want het gebed is het voornaamste stuk van de dankbaarheid en daarom zullen wij juist hier ons eigen vlees moeten kruisigen om Christus na te volgen. | ||
+ | |||
+ | Amen. |