Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Volgende revisie | Vorige revisie | ||
preken:catechismus:zondag-48:1975 [28-06-2024 om 12.46 uur] – aangemaakt ds. J.H. Zwart | preken:catechismus:zondag-48:1975 [09-09-2024 om 20.52 uur] (huidige) – Externe bewerking 127.0.0.1 | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
====== Preek over Zondag 48 (1975) ====== | ====== Preek over Zondag 48 (1975) ====== | ||
- | {{tag>" | + | {{tag>" |
<- preken: | <- preken: | ||
- | |Gehouden te: | + | |Gehouden te: |
|Tekst: | |Tekst: | ||
|Lezen: | |Lezen: | ||
Regel 10: | Regel 10: | ||
| |_Psalm 72:11| | | |_Psalm 72:11| | ||
| |_Gezang 5:3| | | |_Gezang 5:3| | ||
+ | |||
+ | //Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,// | ||
+ | |||
+ | Wij spreken vanmiddag tot u over de tweede bede in het volmaakte gebed.\\ | ||
+ | En wij zien dat Christus ons hier beveelt:\\ | ||
+ | |||
+ | //Het gebed om de komst van het Koninkrijk des Vaders.// | ||
+ | |||
+ | Om drie zaken leert Christus ons hier bidden: | ||
+ | - Wederbaar ons hart met het oog op de ingang in dat rijk. | ||
+ | - Vergaar Uw kerk als erfgename van dat rijk. | ||
+ | - Openbaar Uw Zoon ter wille van de volkomenheid van dat rijk. | ||
+ | |||
+ | 1) Wij hebben zo-even allen weer kunnen horen die bekende woorden uit het doopsformulier: | ||
+ | Want hoewel het woord wedergeboorte hier in deze Zondag niet wordt genoemd, bent u het allen met mij eens dat die zaak hier wel naar voren komt. Immers, zo begint het antwoord van de Catechismus: | ||
+ | De vraag die ons leven moet beheersen mag nooit zijn: wanneer komt het Koninkrijk Gods of waar komt het Koninkrijk Gods, maar gaan wij het Koninkrijk Gods binnen. Nu het Koninkrijk Gods komt, nu het, om zo te zeggen, voor de deur staat, moet die vraag ons beheersen. En als wij bidden om de komst van dat rijk, moeten wij dus bidden: Heere, doe ons dat rijk binnengaan. Met andere woorden, wederbaar ons hart met het oog op de ingang in dat rijk. Regeer ons alzo door Uw Woord en Uw Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen, | ||
+ | De komst van het Koninkrijk der hemelen is een krachtig appel om zich te laten wederbaren door Gods Woord en Geest. Vandaar ook het antwoord van de Heere Jezus op de vraag van de Farizeeën wanneer het Koninkrijk zal komen. “Het Koninkrijk Gods komt niet zó, dat het te berekenen is; ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u.” De Heere Jezus zegt hier tegenover de Farizeeën dat de komst van het Koninkrijk niet te berekenen valt door uiterlijke waarneming. Men zal niet zeggen: het is hier of het is daar, want zie, het rijk Gods is in u. Zo moeten wij dit laatste hier vertalen. Dus niet: het rijk Gods is bij u, maar: is in u, dat wil zeggen is in uw hart. Op het eerste gezicht is dit een onverwacht antwoord. Of beter gezegd: in feite is het helemaal geen antwoord op de vraag van de Farizeeën. Op de vraag wanneer het Koninkrijk komt, geeft Christus geen rechtstreeks antwoord. Maar, zegt Hij, het is in u! Daarmee wil Hij niet zeggen: het Koninkrijk is er dus al. Want uit het vervolg blijkt duidelijk dat het Koninkrijk iets toekomstigs is. En ook de Farizeeën wisten heel goed, blijkens hun vraag, dat het Koninkrijk van God nog moest komen. Nee, als Christus zegt: het Koninkrijk is in u, in uw hart, dan laat Hij daarmee zien dat het niet moet gaan om de vraag wanneer het Koninkrijk Gods komt of waar het komt, maar: of wij er zullen binnengaan. En dat binnengaan in het Koninkrijk is niet een kwestie van op je hoede zijn, of het morgen of overmorgen of volgend jaar komt, maar of het Koninkrijk in je hart is! Wanneer het rijk niet binnen in ons is, dan zullen wij het nooit binnengaan. De ingang naar het komende rijk moet niet gezocht worden in een of andere datum of een of ander jaartal, maar in het eigen hart, in de eigen wedergeboorte. In verband met de komst van Gods Koninkrijk moet het ons te doen zijn om wedergeboorte. Dat leert Christus hier. Dat hebben de Farizeeën toen niet verstaan. Voor hun oren was het woord van de Heiland onbegrijpelijk, | ||
+ | De Heere Jezus roept ze op tot zelfonderzoek, | ||
+ | En hier, geliefden, is het de plaats om nog iets meer te zeggen over de vraag wat wij onder dit Koninkrijk Gods hebben te verstaan, opdat wij te beter nog verstaan de noodzaak van bekering en dus ook van het gebed om die bekering. Wat wordt bedoeld met het Koninkrijk Gods, als Christus ons leert te bidden: ‘Uw Koninkrijk kome’? Wij kunnen het kort zo samenvatten: | ||
+ | Nu is het wel waar dat ons in het Oude Testament geleerd wordt Gods koningschap over heel de aarde, maar nergens komt in het Oude Testament de gedachte naar voren dat dat koningschap van God iets toekomstigs is. Integendeel, | ||
+ | Wij kunnen hier de aansluiting niet zoeken bij Gods koningschap, | ||
+ | Er zou een eeuwig Koninkrijk komen onder de grote Zoon van David. En de Heere heeft die verwachting onder Zijn volk levendig gehouden. Ook wanneer ten tijde van de ballingschap en reeds daarvoor er zo goed als niets meer is overgebleven van de staat Israël, onder goddeloze koningen uit Davids huis. Dan laat de Heere toch Zijn profeten optreden, en zij profeteren in een rijk dat op instorten staat, te midden van weggevoerde ballingen, en zij profeteren dat de Heere een nieuw rijk zal doen komen. Wij denken hier met name aan de belofte aan Daniël, de man die aan den lijve moest ervaren dat er niets meer was overgebleven van het Davidische koninkrijk, en die moest zien de schijnbare overmacht van het koninkrijk van deze aarde, zoals dat belichaamd werd in het wereldrijk van Nebukadnezar. Maar juist aan deze Daniël en aan Nebukadnezar heeft de Heere voorzegd dat er een hemelse staat zal komen, een rijk van God, dat alle aardse staten aan de kant zal schuiven. Wij lezen immers in Daniël 2 bij de uitlegging van Nebukadnezars droom: “Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet te gronde zal gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid.” En uit Daniël 7 blijkt ons dat dit het rijk zal zijn van de Zoon des mensen, want van deze Mensenzoon wordt gezegd: “en hem werd heerschappij gegeven en eer en koninklijke macht, en alle volken, natiën en talen dienden hem. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, | ||
+ | Het Oude Verbond eindigde niet met de ondergang en mislukking van het Davidische koninkrijk, maar met de verwachting van een onwankelbaar koninkrijk, dat vanuit de hemel op de aarde zal gevestigd worden. Dat Koninkrijk zal het resultaat zijn, niet van menselijk handelen, niet van een aardse koning, maar het resultaat van Gods verlossingswerk door de Zoon des mensen.\\ | ||
+ | Welnu, broeders en zusters, het is bij deze oudtestamentische belofte van een komend Koninkrijk dat op deze aarde zal gevestigd worden, dat het Nieuwe Testament aansluit. Het Nieuwe Testament zegt: nabijgekomen is het Koninkrijk Gods, of ook wel: het Koninkrijk der hemelen. Het resultaat van Gods verlossingswerk, | ||
+ | En dat Koninkrijk, dat in de hemel zijn oorsprong heeft, is met het aanbreken van het Nieuwe Testament nabij gekomen. Dat is de prediking van Johannes de Doper, van de Heere Jezus, ook van de apostelen. Nabij is het Koninkrijk. Nee, het is er nog niet. Maar het is wel zeer nabij. Waarom kan Johannes de Doper dat zeggen, en de Heere Jezus en de apostelen? Wel, het Koninkrijk is nabij dankzij de komst van Jezus Christus, Zijn komst in het vlees. De nabijheid van het Koninkrijk der hemelen heeft alles te maken met de komst van Jezus Christus. Dat blijkt wel heel duidelijk uit de wijze waarop de evangelist Mattheüs de prediking van dat Koninkrijk door Johannes de Doper beschrijft. Mattheüs vertelt immers in de hoofdstukken 1 en 2 over de geboren Koning der Joden, en dan begint hij hoofdstuk 3 als volgt: “In die dagen trad Johannes de Doper op, en hij predikte in de woestijn van Judea en zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” In die dagen trad Johannes de Doper op. Er wordt door Mattheüs een duidelijke verbinding gelegd tussen de komst van Christus – hoofdstuk 1 en 2 – en de prediking van Johannes over het nabijgekomen Koninkrijk. Met andere woorden, omdat Jezus geboren is, kan Johannes de Doper zeggen: Het Koninkrijk van God is nabij! Er is dus een duidelijke verbinding tussen enerzijds de geboorte van Jezus Christus, en anderzijds de nabijheid van het Koninkrijk der hemelen. Datzelfde leert ons Lucas ook in de beschrijving van de aankondiging van de geboorte van Jezus Christus, waar de engel tot Maria zegt: “En zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Heere God zal Hem de troon van Zijn vader David geven en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen, en Zijn Koninkrijk zal geen einde nemen!” Ook hier wordt gesproken over het beloofde eeuwige koninkrijk in verband met de geboorte van Jezus Christus.\\ | ||
+ | Met andere woorden, nu Christus gekomen is mag gepredikt worden dat het rijk nabij is. En zo wordt het gepredikt. Door Johannes de Doper, door de Heiland zelf, ook door Zijn apostelen, die Hij uitzendt tot aan de einden der aarde. Over heel de wereld wordt verkondigd, het blijde evangelie dat het Koninkrijk nabij is; dat nabij is, de onder het Oude Verbond reeds beloofde totale verlossing, zodat Gods volk weldra de eeuwige rust zal binnengaan, en dat alles dankzij de komst van Jezus Christus, Die de Koning is van dit rijk.\\ | ||
+ | En nu verstaan wij ook dat wij niet mogen zeggen, dat nu Christus gekomen is, ook Zijn Koninkrijk gekomen is. De komst van Jezus Christus is niet hetzelfde als de komst van Zijn Koninkrijk. Christus is niet het Koninkrijk zelf, maar Hij is de Koning van dat rijk. En die twee zijn duidelijk onderscheiden. Christus komt juist op deze aarde om Zijn Koninkrijk hier te vestigen. Maar daarvoor is nodig dat Hij als Koning eerst in vernedering komt, dat Hij wordt gekruisigd en sterft. Christus neemt de macht niet eigenhandig, | ||
+ | Nu dit Koninkrijk zo nabij is, gaat het erom dit rijk binnen te gaan. Want wij zijn er nog niet binnen. Ook vandaag, na Christus’ hemelvaart nog niet. Nee, het Koninkrijk is wel zeer nabij, maar het moet nog komen op aarde. Wij moeten er nog binnengaan, maar dat kan alleen door het geloof, door bekering, door wedergeboorte en vernieuwing. Daartoe wil de prediking van Gods komend Koninkrijk ons brengen. Het gaat er niet om dat wij zullen weten wanneer het Koninkrijk Gods komt, maar dat wij weten dat het zeer nabij is, opdat wij ons haastig bekeren om het te kunnen binnengaan. “Want nog een korte, korte tijd en Hij die komt zal er zijn en niet op zich laten wachten, en Mijn rechtvaardige zal door het geloof leven.” Door het geloof, jazeker, want ook vandaag is het Koninkrijk alleen nog maar op deze aarde in belofte. En alleen wie gelooft krijgt deel aan de vervulling van die belofte. Alleen hij zal het komende Koninkrijk binnengaan.\\ | ||
+ | Uw Koninkrijk kome. Dat gebed wordt ons geleerd door Hem, die de Koning is van dat rijk en door Wiens komst dat rijk zeer nabij is, voor de deur staat. En daarom is dit een bede om de vernieuwing van ons hart, opdat wij dat rijk kunnen binnengaan. Regeer ons alzo door Uw Woord en Uw Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen. Dat wil zeggen, doe ons in deze wereld, die Christus niet als Koning wil erkennen, maar Hem aan het hout heeft gekruisigd, doe ons in die wereld geloven dat Jezus Christus Koning is en dat Zijn rijk zeer nabij is. Doe ons dat geloven, opdat wij dat rijk mogen binnengaan. Geef dat wij ons hier reeds openbaren als mensen die wel leven in de rijken van deze aarde, maar die een totaal ander rijk uit de hemel verwachten en die zich daarom nu reeds hebben te gedragen als burgers van dat zeer nabije rijk. | ||
+ | |||
+ | 2) En wanneer wij zo hebben gezien, dat Christus ons hier leert bidden om de vernieuwing van ons hart, opdat wij als gehoorzame onderdanen dat rijk binnengaan, dan verstaan wij ook dat deze bede tegelijk inhoudt het gebed om de vergadering van Gods Kerk. ‘Bewaar en vermeerder uw Kerk.’ Nee, de Kerk is niet hetzelfde als het Koninkrijk Gods, maar de Kerk heeft er wel alles mee te maken. Wie gelooft dat het Koninkrijk van God op deze aarde komt, die is niet onverschillig inzake de Kerk. Want de Kerk is het volk waaraan God het Koninkrijk heeft toegezegd. Het Koninkrijk der hemelen is het eindresultaat van Gods verlossingswerk, | ||
+ | Het Koninkrijk Gods is datgene, wat de Heere van ouds af op het oog had voor Zijn uitverkorenen; | ||
+ | Bewaar Uw Kerk en vermeerder Uw Kerk; breidt haar getal uit, opdat zeer velen zullen binnengaan. [De verhoring van dat gebed hebben wij ook vandaag weer mogen zien in de doop van een pasgeboren kind der gemeente. Dat is rijke vrucht van de verhoring van dit gebed.] Als wij bidden om de komst van Gods Koninkrijk, dan moeten wij dus ook kinderen willen ontvangen uit de hand van God. Want ook in die weg wordt Zijn Kerk vermeerderd. Dan zullen wij onze kinderen ook moeten opvoeden naar de leer der Kerk. Want de Heere wil maar geen kinderen zonder meer, maar Hij wil kinderen die levende lidmaten zijn en worden van Zijn Kerk, Zijn uitverkoren volk, dat erfgenaam is van het komende Koninkrijk.\\ | ||
+ | Vergader Uw Kerk met het oog op Uw Koninkrijk. Dat houdt daarom ook in: Verstoor de werken des duivels en alle heerschappij, | ||
+ | |||
+ | 3) En dat is dan ook het laatste waarom wij bidden in deze bede: “Openbaar, | ||
+ | Laat dan, broeders en zusters, dit goede nieuws van de nabijheid van Gods eeuwig Koninkrijk u bemoedigen in de strijd tegen de satan en al uw doodsvijanden. Bidt des te vuriger om de komst van dat Koninkrijk en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing is nabij. | ||
+ | |||
+ | Amen. |