“De woorden van Jeremia, de zoon van Hilkia, uit het priestergeslacht te Anatoth in het land van Benjamin.”
De afval in Israël was er met name onder de leiders in Jeruzalem: onder de koningen uit het huis van David en onder de priesters uit de stam Levi. Wie gaat de Heere daarvoor nu gebruiken? Wij zijn geneigd te zeggen: dat moet iemand zijn, die zijn mannetje staat. Iemand, die niet al te teergevoelig is, die geen zacht karakter heeft. Iemand dus met een dikke huid, die Gods oordelen onverbloemd weet af te kondigen. Laten wij maar zeggen: een figuur als Elia of als Johannes de Doper. Het liefst ook nog iemand uit een belangrijke plaats, zo mogelijk Jeruzalem, het kerkelijk centrum van die dagen, en uit een aanzienlijke familie, zoals dat bijvoorbeeld van Jesaja gold. Zo iemand zal volgens ons de juiste man op de juiste plaats zijn. Maar zie, hoe heel anders blijkt de Heere te werk te gaan. Hij laat Zijn keus niet bepalen door menselijke overwegingen. Hij kiest op Zijn wijze. En dan kiest de Heere een zekere Jeremia om door hem Zijn volk tot reformatie te brengen. Die keus is dwaas in mensenogen. Want deze Jeremia, de zoon van Hilkia, is bepaald geen man met een stalen karakter. Integendeel, hij is uitermate teergevoelig. Hij kan het maar amper opbrengen de strenge oordelen van God aan zijn volk aan te kondigen. Vaak is hij de wanhoop nabij en wil hij de dienst aan zijn Zender maar opzeggen. En verder: waar komt deze man vandaan? Hij komt niet uit vooraanstaande kringen, niet uit Jeruzalem, de grote stad. Hij komt uit het dorpje Anatoth, ergens ten noorden van Jeruzalem. En tenslotte: Jeremia is een geboren priesterzoon en dus bestemd om straks in de tempel dienst te doen. En nu moet juist hij tegen die tempel profeteren. Nee, wij hadden deze man nooit op deze plaats verkozen. Maar de Heere doet het wel. Hij doet het, opdat zal blijken, dat de Kerk niet bewaard wordt door menselijke, maar alleen door goddelijke wijsheid en kracht.