“En het woord des Heren kwam tot mij: Wat ziet gij, Jeremia? Toen zeide ik: Ik zie een amandeltwijg. Daarop zeide de Here tot mij: Gij hebt goed gezien, want Ik waak over mijn woord om dat te doen.”
Wat zal Jeremia eigen kleinheid en machteloosheid gevoeld hebben, nu hij geroepen was om te staan in de dienst van de Groot-Koning van hemel en aarde. De Heere laat hem daarom een beeld zien tot zijn bemoediging en om hem nader te onderrichten. “Wat ziet gij, Jeremia? Toen zeide ik: ik zie een amandeltwijg.” Van Zijn kant verbindt de Heere dan aan dit zien van Jeremia de mededeling: “Gij hebt goed gezien, want Ik waak over Mijn woord om dat te doen.” Om het treffende in dit beeld op te merken, moeten wij weten, dat hier in het Hebreeuws een woordspeling gebruikt wordt. Eigenlijk zegt Jeremia: Ik zie een waakzame boom, een boom, die wakker is, die waakt. Het is namelijk zo, dat een amandelboom in het Hebreeuws waakboom heet, en wel, omdat deze boom de eerste is, die in het voorjaar bloeit, terwijl dan heel de natuur nog in een diepe winterslaap verkeert. Op zulk een waakzame boom is Jeremia’s oog gevallen. Jeremia’s profetische woorden zullen maar geen holle klanken zijn, maar woorden vol van kracht, die hun uitwerking niet zullen missen. De amandelboom in een winterse wereld schreeuwt het uit: de Heere is wakker over Zijn woord om dat te doen! Jeremia behoeft maar te spreken en de Heere is er om het gesprokene te vervullen. Niet één woord van de profeet zal onvervuld ter aarde vallen. God Zelf, Die de “wachter Israëls” is, staat achter hem. Dat maakt Jeremia’s woord levend en krachtig, scherper dan enig tweesnijdend zwaard. De profeet zal nu werkelijk breken en bouwen! Het profetische Woord is ook vandaag vol kracht en waarheid. Wat de Heere zegt, dat doet Hij, volledig en snel! De prediking van het evangelie door Gods gezondenen is geen holle klank, maar is metterdaad bediening van zegen en vloek. Waar die prediking de zegen van het verbond verkondigt, daar is die zegen; waar zij de vloek van het verbond verkondigt, daar is die vloek. Tot hemelse vertroosting voor wie gelooft; tot helse verschrikking voor wie geloof weigert.