“En het woord des Heren kwam andermaal tot mij: Wat ziet gij? Toen zeide ik: Ik zie een kokende pot, verschijnende van de noordzijde. Daarop zeide de Here tot mij: Uit het Noorden zal het onheil losbreken over alle inwoners van het land”.
Nogmaals ontvangt de profeet zichtbaar onderwijs. Ditmaal ziet hij een kokende pot, die vanaf de noordkant overstroomt. Letterlijk staat er in de tekst: een kokende pot zie ik en zijn oppervlak (is) vanaf het noorden. Bedoeld lijkt mij te zijn een pot met kokende inhoud, die aan de zuidkant enigszins is verzakt. Gevolg hiervan is, dat het oppervlak van de inhoud zich van het noorden af over de zuidelijke rand stort. Welnu, zo verklaart de Heere tegenover Jeremia, uit het noorden zal het onheil losbreken over alle bewoners van het land. Van die kant plegen de vreemde legers te komen, die hun invallen doen in het land Kanaän. Denk aan Syrië, Assyrië en Babel. De vijandelijke legers zullen zich dus binnenkort vanuit het noorden op Juda’s gebied storten en daar hun verwoestende werking doen als de inhoud van een kokende pot. Welke legers dat zijn, zegt de Heere niet. Is ook niet belangrijk. Jeremia moet alleen weten, dat het onheil komt, en zo moet de profeet spreken tot het volk. Het zal Juda en zijn inwoners vergaan als eens het Tienstammenrijk. Want dit volk brengt niet meer op de gehoorzaamheid, die de Heere van hen vraagt en ook van hen mag vragen. Hij is immers de Heere, hun God, Die hen heeft uitgeleid uit het land Egypte, opdat zij Hem zullen dienen. Maar dit volk is in stilte naar Egypte teruggekeerd. Het heeft de dienst aan de ene ware God ingeruild voor de dienst aan de afgoden en dat terwijl de Heere hen zo duidelijk en ernstig gewaarschuwd had niet terug te keren op de weg, waarlangs Hij hen had bevrijd. Maar zij luisterden daarnaar niet. O zeker, uiterlijk is alles prima, maar inwendig is dit volk verrot. Terwijl de tempeldienst volop in ere wordt gehouden, worden tegelijkertijd de Baäls in massa gediend. Juda weigert de Heere te vereren met een ongedeeld hart. Daarom komt het onheil over dit volk.
Moge hetgeen de Kerk van het Oude Verbond is overkomen ons tot waarschuwing zijn om toch de Heere te dienen met een eenvoudig hart.