“Daarom zegt de Here aldus van de mannen van Anatot, die u naar het leven staan en zeggen: Profeteer niet in de naam des Heren, of gij sterft door onze hand – daarom zegt de Hereder heerscharen aldus: Zie, Ik zal bezoeking over hen doen; de jonge mannen zullen sterven door het zwaard, hun zonen en dochters zullen sterven door de honger, niemand van hen zal overblijven; want Ik zal onheil brengen over de mannen van Anatot in het jaar van hun bezoeking.”
U moet bidden om de wraak van God over uw tegenstanders. U mag dat doen in de zekerheid, dat die wraak komt en ook dat die wraak vreselijk is. Vreselijk ook, wanneer die wraak uzelf treft. Onze tekst bewijst dat. De mannen van Anatoth die Jeremia monddood wilden maken door met levensberoving te dreigen, zullen door de Heere bezocht worden. Het zal hun vergaan naar wat zij de profeet hadden toegedacht. Zij wilden Jeremia’s naam uitroeien, welnu, hun eigen naam zal uitgeroeid worden. Zij zullen niemand overhouden, die hun naam zal voortdragen. Want niet alleen zullen zij zelf getroffen worden door de honger en het zwaard, maar ook hun nageslacht. Dat is de stijl, waarnaar de Heere straft in Zijn verbond. Нij bezoekt de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen, die Hem haten. Nee, de Heere straft de kinderen niet om de zonde van hun ouders, maar Hij laat de kinderen wel gaan in de zondige wegen van hun ouders. Aldus straft de Heere die ouders zelf. Zij worden tot in hun kinderen getroffen.
En vanwege Jezus Christus, de meerdere van Jeremia, is die vloek ook vandaag zeer reëel. “Het zal zijn, dat ieder die naar deze Profeet niet luistert, uit het volk zal worden uitgeroeid” (Handelingen 3:2323 en het zal geschieden, dat alle ziel, die naar deze profeet niet hoort, uit het volk zal worden uitgeroeid.). Dit oordeel is over de onbekeerlijke Joden gekomen. Lees het boek Handelingen maar! Zij kwamen buiten het volk des verbonds te staan, terwijl bekeerde heidenen hun plaats innamen. En hoe heeft God ook sindsdien niet telkens weer hele geslachten aan het oordeel overgegeven, omdat ouders het profetische Woord verachtten? Beseffen wij dus, dat onze houding tegenover het Woord van God van allesbeheersende betekenis is voor onze kinderen? Als dat Woord ons onverschillig wordt, spelen wij ook met de zaligheid van onze kinderen. Ongehoorzame ouders trekken hun nageslacht mee onder het oordeel van God. Laten wij dan niet hoogmoedig zijn, maar vrezen voor dit strenge oordeel van God. Want God zal ook ons niet sparen, zo wij niet blijven bij Zijn goedertierenheid.