Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


Zijbalk

overdenkingen:1979_bijbels-dagboek-de-kracht-van-hunne-kracht:11-25_jeremia-12_5

25 november - Jeremia 12:5

Lezen: Hebreeën 12:1-171 Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. 2 Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. 3 Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt. 4 Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde, 5 en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als tot zonen spreekt: Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt, 6 want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt. 7 Als tuchtiging hebt gij dit te dragen: God behandelt u als zonen. Want is er wel een zoon, die door zijn vader niet getuchtigd wordt? 8 Blijft gij echter vrij van de tuchtiging, welke allen ondergaan hebben, dan zijt gij bastaards, en geen zonen. 9 Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op; zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven? 10 Want zíj hebben ons voor luttele dagen naar hun beste weten getuchtigd, maar Híj doet het tot ons nut, opdat wij deel verkrijgen aan zijn heiligheid. 11 Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid. 12 Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën, 13 en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze. 14 Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien. 15 Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden. 16 Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. 17 Want gij weet, dat hij later, toen hij (toch) de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht.

“Als gij met voetgangers loopt, maken zij u moede; hoe zult gij dan een wedloop beginnen met paarden? In een vredig land voelt gij u niet veilig; hoe zult gij het dan maken in de pronk van de Jordaan?”

Jeremia voelt zich door zijn Zender in de steek gelaten. Daarover spreekt hij Hem aan. Onze tekst bevat nu het antwoord van de Heere. Een hard antwoord. De Heere zegt tegen Jeremia: dit is nog maar het begin! Wat u nu doet is nog maar het lopen met voetgangers, maar straks moet u wedijveren met paarden. Als u stapvoets dan al moe wordt, wat moet dat dan straks wel niet worden, als het een wedren tegen paarden wordt? En in een vredig land voelt Jeremia zich al niet veilig, hoe zal hij het dan maken in de pronk van de Jordaan, waar gevaarlijke dieren zijn? De tegenstand van nu is nog maar kinderspel vergeleken met wat gaat komen. Straks zal de officiële priesterstand van Jeruzalem zich tegen hem keren en zullen koningen trachten hem te doden! Inderdaad, een hard antwoord. Jeremia wordt ontdekt aan eigen machteloosheid, want het wordt nog veel moeilijker voor hem. Hij kon weten, dat de strijd ontzaggelijk zwaar zou worden. Dat had de Heere bij zijn roeping al gezegd. Maar de Heere had ook gezegd: zij zullen u niet overmogen, want Ik ben met u!

Ook wij vandaag, opdat wij zelfs met paarden kunnen wedijveren en rustig blijven, wanneer gevaren dreigen. En dat kan door Christus, de meerdere van Jeremia. Deze Christus stond te midden van de bedreiging van Zijn eigen volk, maar door Zijn geloofstrouw heeft Hij de wedloop volbracht. En vandaag is Hij als de Voleinder des geloofs gezeten aan Gods rechterhand. Door Hem kunnen en moeten wij verder, jagend naar de krans der overwinning. Wij zullen ons door tegenstand niet laten ontmoedigen noch ons door de schijn laten bedriegen. Wij zullen met de zwakkeren geduld hebben en de kleinmoedigen opbeuren zonder evenwel onze gang te vertragen terwille van hen, die in de genade verachteren, omdat zij weigeren zich tot het uiterste in te spannen. Alleen zo kunnen en zullen wij de wedloop volbrengen dankzij Christus.

Zingen: Psalm 18:1010 't Is God, die mij met sterkte wil omgorden;
Hij doet mijn weg volkomen effen worden;
Maakt, dat mijn voet als die der hinden snelt,
Terwijl Hij mij op mijne hoogten stelt.
Hij leert mijn hand heldhaftig orelogen;
Mijn strijdbaar' arm verbreekt zelfs stalen bogen.
Mij gaaft G' Uw schild, Uw hand heeft mij gesterkt;
Uw goedheid heeft mijn grootheid uitgewerkt.


Paginahulpmiddelen