Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


Zijbalk

overdenkingen:1979_bijbels-dagboek-de-kracht-van-hunne-kracht:11-28_jeremia-23_7-8

28 november - Jeremia 23:7,8

Lezen: Hosea 11:1-111 Toen Israël een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen. 2 Hoe meer men hen riep, des te meer dwaalden zij weg: aan de Baäls offerden zij en aan de gesneden beelden brachten zij reukoffers. 3 En Ik leerde Efraïm lopen; Ik nam hen op mijn armen, maar zij erkenden niet, dat Ik hen genas. 4 Met mensenbanden trok ik hen, met koorden der liefde; Ik was hun als degenen die het juk van hun kinnebak hieven. Ik neigde Mij tot hem, gaf hem te eten. 5 Zal hij niet naar het land Egypte terugkeren? Ja, Assur zal zijn koning zijn, omdat zij geweigerd hebben zich te bekeren. 6 Het zwaard zal zijn steden treffen en zijn grendels vernietigen en verteren, wegens hun overleggingen. 7 Ja, mijn volk volhardt in het afdwalen van Mij. - En al roepen zij tot Hem omhoog, Hij zal hen geenszins opheffen. 8 Hoe zou Ik u prijsgeven, Efraïm, u overleveren, Israël? Hoe zou Ik u prijsgeven als Adma, u maken als Seboïm? Mijn hart keert zich om in Mij, ten volle wordt mijn erbarming opgewekt. 9 Ik zal mijn brandende toorn niet ten uitvoer brengen. Ik zal Efraïm niet verder verderven. Want Ik ben God en geen mens, heilig in uw midden, en Ik zal niet komen in toorngloed. 10 Zij zullen achter de Here aan gaan, als een leeuw zal Hij brullen. Wanneer Hij brult, dan zullen zonen uit het westen bevend komen. 11 Zij zullen bevend komen als een vogel uit Egypte, als een duif uit het land Assur, en Ik zal hen doen wonen in hun huizen, luidt het woord des Heren.

“Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat men niet meer zal zeggen: Zo waar de Here leeft, die de Israëlieten uit het land Egypte heeft doen optrekken, maar veeleer: Zo waar de Here leeft, die het nageslacht van het huis Israëls heeft doen optrekken en die het heeft doen komen uit het Noorderland en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had; en zij zullen op hun eigen grond wonen”

De Heere belooft hier een nieuwe exodus. “Zie, de dagen komen!” Het is vast en zeker, het zal gebeuren! Dit, dat Israël niet langer zal zweren bij de Heere, die hen heeft uitgeleid uit Egypte, maar bij de Heere, die hen heeft teruggevoerd uit de verstrooiing van de ballingschap. Tot dusver was voor Israël het bewijs van Gods reddende gerechtigheid zijn exodus uit Egypte. Daarom zwoer Israël bij de Heere. Maar dat zal anders worden. Voortaan zal Israël belijden dat hun heil is bij die Heere, die hen uit de ballingschap voerde. En die nieuwe exodus is gekomen ook! Eerst onder het oude Verbond in de terugkeer van een rest. Maar daarna ook onder het Nieuwe Verbond in de exodus van de eerste christelijke gemeenten uit de slavernij van de joodse synagoge, die het evangelie van vrije genade had ingeruild tegen dat van eigengerechtigheid. En ook daarna heeft God Zich telkens weer geopenbaard als de God van de exodus. Denk maar voor wat “onze” heilsgeschiedenis betreft aan de Reformatie, de Afscheiding en de Vrijmaking. Al deze heilsfeiten, ja heel de kerkgeschiedenis, zijn evenzovele bewijzen dat onze God is en blijft de God van de Exodus, die Zijn volk niet laat omkomen onder de slavernij van Egypte en Babel. En dat alles om Christus’ wil, die in “Egypte” is geweest toen Hij gehangen werd aan het kruis op Golgotha en die zo onze gerechtigheid voor God is geworden. Laat ons dan uit liefde tot deze Christus de geschiedenis van de Kerk kennen, opdat wij de Heere daarin zien in Zijn reddende gerechtigheid en opdat ook wij vandaag weten bij welke God wij hebben te zweren. En denk daarbij niet, dat wij vandaag kunnen teren op de strijd van onze voorouders. Wij moeten zelf de strijd willen voeren. Alleen dan leren wij ook uit te zien naar de dag van Christus’ komst, waarop de Kerk door de laatste reformatie, de laatste exodus heen zal worden binnengeleid in de nieuwe schepping, om een waarlijk hervormde Kerk te zijn, gereformeerd in de volle zin van het woord.

Zingen: Psalm 84:44 Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort;
Elk hunner zal, in 't zalig oord
Van Sion, haast voor God verschijnen.
Let, HEER der legerscharen, let
Op mijn ootmoedig smeekgebed;
Ai, laat mij niet van druk verkwijnen;
Leen mij een toegenegen oor,
O, Jakobs God, geef mij gehoor.


Paginahulpmiddelen