Lezen: Exodus 33:12-34:912 Toen zeide Mozes tot de Here: Zie, Gij zegt tot mij: doe dit volk optrekken, maar Gij hebt mij niet doen weten, wie Gij met mij zult zenden, terwijl Gij toch gezegd hebt: Ik ken u bij name en ook hebt gij genade gevonden in mijn ogen. 13 Nu dan, indien ik genade in uw ogen gevonden heb, maak mij toch uw wegen bekend, zodat ik U ken; opdat ik genade vinde in uw ogen. Bedenk toch, dat deze natie uw volk is. 14 Toen zeide Hij: Moet Ik zelf medegaan om u gerust te stellen? 15 En hij zeide tot Hem: Indien Gij zelf niet medegaat, doe ons vanhier niet optrekken. 16 Waaraan zal anders geweten worden, dat ik en uw volk genade in uw ogen gevonden hebben, dan doordat Gij met ons medegaat? Immers daardoor zijn ik en uw volk afgezonderd uit alle volken, die op de aardbodem zijn. 17 En de Here zeide tot Mozes: Ook deze zaak, waarover gij gesproken hebt, zal Ik doen, omdat gij genade in mijn ogen gevonden hebt en Ik u bij name ken. 18 Maar hij zeide: Doe mij toch uw heerlijkheid zien. 19 Hij nu zeide: Ik zal mijn luister aan u doen voorbijgaan en de naam des Heren voor u uitroepen: Ik zal genadig zijn, wie Ik genadig ben, en Mij ontfermen, over wie Ik Mij ontferm. 20 Hij zeide: Gij zult mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven. 21 De Here zeide: Zie, bij Mij is een plaats, waar gij op de rots kunt staan; 22 wanneer mijn heerlijkheid voorbijgaat, zal Ik u in de rotsholte zetten en u met mijn hand bedekken, totdat Ik ben voorbijgegaan. 23 Dan zal Ik mijn hand wegnemen en gij zult Mij van achteren zien, maar mijn aangezicht zal niet gezien worden. 1 De Here zeide tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen gelijk de eerste, dan zal Ik op de tafelen de woorden schrijven, die stonden op de eerste tafelen, welke gij verbrijzeld hebt. 2 Wees gereed tegen de morgen en beklim in de morgen de berg Sinai; vervoeg u daar bij Mij op de top van de berg. 3 Doch niemand zal met u opklimmen en ook mag niemand gezien worden op de gehele berg, zelfs het kleinvee en de runderen mogen niet weiden in de nabijheid van de berg. 4 Toen hieuw Mozes twee stenen tafelen gelijk de eerste; hij beklom vroeg in de morgen de berg Sinai, zoals de Here hem geboden had, en nam de twee stenen tafelen in zijn hand. 5 En de Here daalde neder in een wolk, stelde Zich daar bij hem en riep de naam des Heren uit. 6 De Here ging aan hem voorbij en riep: Here, Here, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, 7 die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft; maar (de schuldige) houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan kinderen en kindskinderen, aan het derde en vierde geslacht. 8 Mozes knielde haastig ter aarde, boog zich neder 9 en zeide: Indien ik genade in uw ogen gevonden heb, Here, dan ga toch de Here in ons midden, want het is een hardnekkig volk, maar vergeef onze ongerechtigheden en onze zonden; neem ons als erfdeel in bezit. & Jeremia 31:31-3431 Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. 32 Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. 33 Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. 34 Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.
“Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonden niet meer gedenken.”
Een nieuw verbond zal de Heere met Zijn volk sluiten. Het wordt weer goed tussen de Heere en Zijn kinderen. “Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.” Maar hoe is dat mogelijk voor een volk, dat van zichzelf dood is in zonde en ongerechtigheid? Nu, onze tekst geeft het antwoord. De Heere is die God, Die de ongerechtigheid van Zijn volk vergeeft en hun zonde niet meer gedenkt. Vergeven, dat is wegdoen, wegdragen, niet in rekening brengen. Zie, zo is Jahwe, de God van het verbond. Zijn verbond met Zijn volk vindt zijn grond in Zijn schuldvergevende genade. Barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Hij is de Heere, Die aan duizenden de ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft (Exodus 34:77 die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft; maar (de schuldige) houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan kinderen en kindskinderen, aan het derde en vierde geslacht.). Wat een onvoorstelbaar rijk evangelie. Dat wij de Heere zo mogen kennen, als de vergevende God van Israël! En zo maakt de Heere zich niet alleen in onze tekst bekend, maar in heel de bijbel! In de Wet en de Profeten en de Psalmen, in de evangeliën en de zendbrieven. Telkens weer klinkt daar de ontroerend blijde boodschap, dat de Heere zondaren vergeving aanbiedt. Is het een wonder, dat de Kerk deze verbondsweldaad elke zondag met evenzovele woorden belijdt? En wie zal zich over die weldaad niet eeuwig verblijden? Want wie van ons is er zonder zonde? Wie van ons loopt de wegen van de Heere onberispelijk? Nee, niemand. Telkens weer vallen wij. Maar evenzovele keren is daar ook Gods bevrijdende vergeving. Om Christus’ wil vergeeft God de zonden van Zijn volk, en er is voor niemand onzer reden daaraan te twijfelen. In het bloed van Christus ligt vast, dat ieder die de Naam des Heeren aanroept, behouden zal worden. Laat dit evangelie, dat voor het ongeloof een aanstoot en ergernis is, omdat al onze eigen zekerheden hier aan de kant moeten, uw enige troost zijn. U hebt in Christus vaste grond om op te staan, te leven en te werken.