Ds. J. Hoorn

verzamelde werken


preken:bijbeltekst:65_judas:12-16

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Volgende revisie
Vorige revisie
preken:bijbeltekst:65_judas:12-16 [20-01-2025 om 15.08 uur] – aangemaakt ds. J.H. Zwartpreken:bijbeltekst:65_judas:12-16 [20-01-2025 om 15.22 uur] (huidige) ds. J.H. Zwart
Regel 1: Regel 1:
-|Tekst|*Judas:12-16|+|Tekst|*Judas 1:12-16|
 |Lezen|2 Petrus 2| |Lezen|2 Petrus 2|
 |Zingen|_Psalm 76:1,3| |Zingen|_Psalm 76:1,3|
Regel 7: Regel 7:
 | |_Psalm 99:8| | |_Psalm 99:8|
  
 +@Judas 1
 //Preek gehouden te Grootegast (02-08-1981)// //Preek gehouden te Grootegast (02-08-1981)//
  
Regel 27: Regel 28:
 3) En in //die// zin sluit Judas zijn tekening van deze dwaalleraars dan ook af. Want, zo schrijft hij nu in vers 19: ‘Dit zijn de morrenden, mokkend om hun lot, wandelende naar hun eigen begeerten, en met een mond vol grootspraak, terwijl ze om hun voordeel de mensen in het gezicht vleien’.\\ ‘Morrend en mokkend om hun lot’. Deze typering geeft aan dat deze mensen zich niet //willen// laten verzoenen met God; dat ze niet //willen// luisteren naar het Woord van God; dat ze niet //willen// aanvaarden de Messias die God in Zijn wijsheid en goedheid aan Zijn volk heeft geschonken. Deze mensen, ze ergeren zich aan het evangelie van een //gekruisigde// Christus. Dat is hun één stuk dwaasheid en aanstoot. Zij begeren een Messias die grootse tekenen en wonderen doet. Een Messias die de Romeinen uit het land verdrijft en Jeruzalem bevrijding schenkt. Dat zijn hun verlangens en begeerten, en die willen ze vervullen ook. Ze wandelen naar hun eigen begeerten. Ze hebben hun hart en oren toegestopt voor het enig ware evangelie van verlossing, en ze gaan voort op hun eigengekozen wegen. Hier geldt het woord van Stefanus uit Hand. 7: ‘Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren; gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij’. Ja, hier is een ongehoorzaam en tegensprekend volk, dat niet //wil// ingaan in de messiaanse rust. Hoewel ze menen met God te wandelen, wandelen ze naar de verstoktheid van hun eigen hart. Daarom hebben ze ook een mond vol grootspraak. Ze tergen de Allerhoogste God en weerspreken Zijn woorden; zij honen en lasteren de levende God van Israël, zoals Goliath dat deed en koning Sanherib. Deze mensen, ze blijken ten volle instrumenten te zijn in de hand van de satan. In hun optreden zien we het Beest uit de zee, waarvan wij horen in Openbaring 13, dat hem een mond werd gegeven om grote woorden en godslasteringen te spreken.\\ En daarbij laten zij het niet na om, ter wille van hun zaak, met lieflijke en zoete woorden de mensen in het gezicht te vleien. Zelf kinderen van het verderf, trachten ze anderen achter zich aan te lokken naar het verderf. Vrijheid spiegelen ze voor, een nieuwe exodus, een nieuwe heilstijd, een nieuw Jeruzalem. Maar het is alles leugenprofetie. Ja, hier wordt met bijbelse termen een //omgekeerd// evangelie gebracht. Dat is nu de duivel ten voeten uit! Christus had het reeds voorzegd: ‘Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zij zullen velen verleiden’. Welnu, hier zien wij ze, de valse profeten, de eigenmachtige Schriftuitleggers, die wandelen naar de verstoktheid van hun eigen boze hart, en die heimelijk binnengeslopen zijn om met hun namaak-evangelie de Bruid van Christus tot zonde en afval te verleiden. Daarom gebruikt Judas hier zulke scherpe taal en waarschuwt hij zo indringend. De situatie is ernstig; de duivel weet wat hij doet. Hij treedt op als de grote //Nabootser// van de Christus, opdat de mensen hem zullen volgen. Voortdurende waakzaamheid is geboden.\\ Laten we nuchter zijn, schriftuurlijk nuchter. De antichrist //moet// niet meer komen; hij //is// reeds gekomen sedert de dagen der apostelen. En zijn optreden //toen// is een baken in zee voor de kerk van alle volgende eeuwen; ook vandaag voor ons. Laten we erop toezien dat we deze ‘namaak-christus’ niet volgen en aan zijn ‘leugen-evangelie’ niet het oor lenen, want dan vallen we onder het zware oordeel van God. Judas heeft zijn brief geschreven ter waarschuwing, ook voor ons vandaag, opdat we weten te onderscheiden waarop het aankomt. Ja, opdat we wijs zijn met en naar de Schrift, en haar uitleggen zoals ze zichzelf uitlegt. Dan staan we sterk in deze laatste dagen, want dan hanteren we de wapenrusting Gods, //Zijn// heilig Woord, het zwaard van de Geest. Dan zijn we ook waarachtig getroost, want dan weten we dat de Heere, zelf de God der legerscharen, voor ons strijdt en al onze vijanden doodt met de adem van zijn mond. In Christus, maar dan ook alleen in //Hem// is ons de overwinning verzekerd. Het geslachte Paaslam is ook de Leeuw uit Juda’s stam. Zijn heilsplan faalt niet, en de namen van Zijn uitverkorenen staan in Zijn boek geschreven. Laten we niet oppervlakkig zijn en naïef, maar nuchter en waakzaam en strijdbaar en weerbaar, en laten we kennen en koesteren in onze harten de liefde tot de waarheid, tot al de waarheid, tot al de stukken en beloften van het allerheiligst evangelie, met daarbij alles gericht op en gehecht aan Hem, die Zelf in eigen Persoon de weg is, de waarheid en het leven, Hij, de Zoon des Vaders, de Zoon der belofte, onze Leidsman en Aanvoerder, die ons ’t gezegend land zal doen beërven. Door het volhardend geloof gaan wij tot die rust in, vandaag reeds, en op één dag ten volle. De stad van de mens en zijn ideeën gaat ten onder, maar de stad van onze God blijft eeuwig. 3) En in //die// zin sluit Judas zijn tekening van deze dwaalleraars dan ook af. Want, zo schrijft hij nu in vers 19: ‘Dit zijn de morrenden, mokkend om hun lot, wandelende naar hun eigen begeerten, en met een mond vol grootspraak, terwijl ze om hun voordeel de mensen in het gezicht vleien’.\\ ‘Morrend en mokkend om hun lot’. Deze typering geeft aan dat deze mensen zich niet //willen// laten verzoenen met God; dat ze niet //willen// luisteren naar het Woord van God; dat ze niet //willen// aanvaarden de Messias die God in Zijn wijsheid en goedheid aan Zijn volk heeft geschonken. Deze mensen, ze ergeren zich aan het evangelie van een //gekruisigde// Christus. Dat is hun één stuk dwaasheid en aanstoot. Zij begeren een Messias die grootse tekenen en wonderen doet. Een Messias die de Romeinen uit het land verdrijft en Jeruzalem bevrijding schenkt. Dat zijn hun verlangens en begeerten, en die willen ze vervullen ook. Ze wandelen naar hun eigen begeerten. Ze hebben hun hart en oren toegestopt voor het enig ware evangelie van verlossing, en ze gaan voort op hun eigengekozen wegen. Hier geldt het woord van Stefanus uit Hand. 7: ‘Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren; gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij’. Ja, hier is een ongehoorzaam en tegensprekend volk, dat niet //wil// ingaan in de messiaanse rust. Hoewel ze menen met God te wandelen, wandelen ze naar de verstoktheid van hun eigen hart. Daarom hebben ze ook een mond vol grootspraak. Ze tergen de Allerhoogste God en weerspreken Zijn woorden; zij honen en lasteren de levende God van Israël, zoals Goliath dat deed en koning Sanherib. Deze mensen, ze blijken ten volle instrumenten te zijn in de hand van de satan. In hun optreden zien we het Beest uit de zee, waarvan wij horen in Openbaring 13, dat hem een mond werd gegeven om grote woorden en godslasteringen te spreken.\\ En daarbij laten zij het niet na om, ter wille van hun zaak, met lieflijke en zoete woorden de mensen in het gezicht te vleien. Zelf kinderen van het verderf, trachten ze anderen achter zich aan te lokken naar het verderf. Vrijheid spiegelen ze voor, een nieuwe exodus, een nieuwe heilstijd, een nieuw Jeruzalem. Maar het is alles leugenprofetie. Ja, hier wordt met bijbelse termen een //omgekeerd// evangelie gebracht. Dat is nu de duivel ten voeten uit! Christus had het reeds voorzegd: ‘Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zij zullen velen verleiden’. Welnu, hier zien wij ze, de valse profeten, de eigenmachtige Schriftuitleggers, die wandelen naar de verstoktheid van hun eigen boze hart, en die heimelijk binnengeslopen zijn om met hun namaak-evangelie de Bruid van Christus tot zonde en afval te verleiden. Daarom gebruikt Judas hier zulke scherpe taal en waarschuwt hij zo indringend. De situatie is ernstig; de duivel weet wat hij doet. Hij treedt op als de grote //Nabootser// van de Christus, opdat de mensen hem zullen volgen. Voortdurende waakzaamheid is geboden.\\ Laten we nuchter zijn, schriftuurlijk nuchter. De antichrist //moet// niet meer komen; hij //is// reeds gekomen sedert de dagen der apostelen. En zijn optreden //toen// is een baken in zee voor de kerk van alle volgende eeuwen; ook vandaag voor ons. Laten we erop toezien dat we deze ‘namaak-christus’ niet volgen en aan zijn ‘leugen-evangelie’ niet het oor lenen, want dan vallen we onder het zware oordeel van God. Judas heeft zijn brief geschreven ter waarschuwing, ook voor ons vandaag, opdat we weten te onderscheiden waarop het aankomt. Ja, opdat we wijs zijn met en naar de Schrift, en haar uitleggen zoals ze zichzelf uitlegt. Dan staan we sterk in deze laatste dagen, want dan hanteren we de wapenrusting Gods, //Zijn// heilig Woord, het zwaard van de Geest. Dan zijn we ook waarachtig getroost, want dan weten we dat de Heere, zelf de God der legerscharen, voor ons strijdt en al onze vijanden doodt met de adem van zijn mond. In Christus, maar dan ook alleen in //Hem// is ons de overwinning verzekerd. Het geslachte Paaslam is ook de Leeuw uit Juda’s stam. Zijn heilsplan faalt niet, en de namen van Zijn uitverkorenen staan in Zijn boek geschreven. Laten we niet oppervlakkig zijn en naïef, maar nuchter en waakzaam en strijdbaar en weerbaar, en laten we kennen en koesteren in onze harten de liefde tot de waarheid, tot al de waarheid, tot al de stukken en beloften van het allerheiligst evangelie, met daarbij alles gericht op en gehecht aan Hem, die Zelf in eigen Persoon de weg is, de waarheid en het leven, Hij, de Zoon des Vaders, de Zoon der belofte, onze Leidsman en Aanvoerder, die ons ’t gezegend land zal doen beërven. Door het volhardend geloof gaan wij tot die rust in, vandaag reeds, en op één dag ten volle. De stad van de mens en zijn ideeën gaat ten onder, maar de stad van onze God blijft eeuwig.
  
-Amen+Amen.


Paginahulpmiddelen