Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Volgende revisie | Vorige revisie | ||
preken:catechismus:zondag-38:1975 [28-06-2024 om 11.46 uur] – aangemaakt ds. J.H. Zwart | preken:catechismus:zondag-38:1975 [09-09-2024 om 20.52 uur] (huidige) – Externe bewerking 127.0.0.1 | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
====== Preek over Zondag 38 (1975) ====== | ====== Preek over Zondag 38 (1975) ====== | ||
- | {{tag>" | + | {{tag>" |
<- preken: | <- preken: | ||
|Gehouden te: | |Gehouden te: | ||
Regel 10: | Regel 10: | ||
| |_Gezang 1:5| | | |_Gezang 1:5| | ||
| |_Psalm 100:1,2| | | |_Psalm 100:1,2| | ||
+ | |||
+ | //Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,// | ||
+ | |||
+ | Het valt niet te ontkennen, dat wij in de sabbat, dat is de rustdag, te doen hebben met een goddelijke instelling reeds vanaf de schepping. Men heeft in de loop van de geschiedenis wel geprobeerd om de bijbelse sabbat te verklaren vanuit buiten-bijbelse instellingen of gebruiken, zoals die voorkwamen in oud-oosterse landen als Assur, Babel, Egypte en Kanaän.\\ | ||
+ | Nu valt het niet te ontkennen, op grond van wetenschappelijke gegevens, dat ook in die landen wel een soort sabbat voorkwam, die sterke overeenkomst heeft met de bijbelse sabbat. Maar de conclusie die men aan dit feit verbindt, namelijk dat wij derhalve de sabbat in de Bijbel moeten verklaren vanuit en hebben te bezien in het licht van deze oud-oosterse instelling, is ten enenmale ongeoorloofd, | ||
+ | Maar Israëls godsdienst, en dat is de ware godsdienst, is niet ontstaan door evolutie, door ontwikkeling van lager naar hoger, maar door goddelijke openbaring. De ware godsdienst is er alleen dankzij het feit dat God Zich heeft bekendgemaakt aan de mens, met de opdracht om Hem te dienen als de ene, ware God. En zo is ook de sabbat alleen te verklaren vanuit goddelijke instelling. Dat er in vele oud-oosterse godsdiensten ook een soort sabbat bestond, valt alleen te verklaren vanuit het feit dat God zelf aan het begin der schepping de sabbat heeft ingesteld. Al die oud-oosterse sabbatten zijn een herinnering aan en een gevolg van deze goddelijke instelling. Die sabbatten zijn een verbastering van de ware goddelijke sabbat. Het valt immers op bijbels standpunt niet te loochenen dat ook die volkeren op een een of andere manier in contact zijn geweest met de goddelijke openbaring. Door de geslachten heen is die openbaring evenwel verbasterd, en zo is het ook gegaan met de sabbat. Valse godsdienst ontstaat altijd door verbastering van de ware godsdienst. Zo komt er ook onder praktisch alle heidense godsdiensten een of ander zondvloedverhaal voor. Dat is nog een herinnering aan het bijbelse zondvloedverhaal. Via Noach en zijn zonen zijn immers alle volken in hun voorouders bekend geweest met de zondvloed, zoals de Heilige Schrift ons die bericht.\\ | ||
+ | En hierbij moeten wij niet vergeten dat na de zondvloed het Woord van de Heere nog een hele tijd lang bekendheid genoot over heel de wereld. Ook dus het gebod om de zevende dag als sabbat te vieren. Gods openbaring kwam toen nog tot alle mensen. Vandaaruit valt ook te verklaren wat wij lezen in Genesis 14, waar Abram, Melchisedek ontmoette. Van deze Melchisedek wordt gezegd dat hij was koning des vredes en priester van de allerhoogste God! Ook hij kende dus de goddelijke openbaring! Al heeft de Heere later zich uitsluitend tot Israël beperkt, om zo Zijn Woord te bewaren tot aan Christus’ komst, dat neemt niet weg dat vele, ja zelfs alle volken daarmee op de hoogte zijn geweest. Vandaar nog de vele herinneringen in de heidense godsdiensten aan de ware godsdienst van Israël. Wie het andersom leert, doet tekort aan de Heilige Schrift. Daarom mogen wij de sabbat alleen maar verklaren vanuit de goddelijke instelling reeds terstond bij de schepping. Daarmee hangt ook samen het feit, dat de sabbat reeds direct bij de schepping is ingesteld. De sabbat is niet iets typisch Israëlitisch, | ||
+ | |||
+ | //Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God.//\\ | ||
+ | In dat verband letten wij dan op: | ||
+ | - de betekenis van de sabbat; | ||
+ | - de viering van de sabbat; | ||
+ | - de vervulling van de sabbat. | ||
+ | |||
+ | 1) Het vierde gebod van de wet des Heeren roept ons op om de sabbatdag te gedenken. Dat gedenken van de sabbat bestaat hierin, dat wij die dag heiligen door te rusten van onze dagelijkse arbeid. En de Heere zegt ons ook waaróm wij aldus moeten doen. ‘Want in zes dagen heeft de Heere de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de Heere de sabbatdag, en heiligde die. Het is dus voor ons allen zonder meer duidelijk dat de Heere ons voor de motivering van dit gebod verwijst naar Zijn doen bij het begin van de schepping. Aan het begin van de geschiedenis, | ||
+ | De mededeling in dit vers is enigszins verrassend. Immers vers 1 zegt al dat God de hemel en de aarde en al hun heir voltooid had. Je zou dus verwachten dat vers 2 direct met de mededeling kwam: “En God rustte op de zevende dag. ” Evenwel, daaraan gaat eerst vooraf: “Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had.’’ Pas daarna wordt ons gezegd dat Hij op de zevende dag rustte van al het werk dat Hij gemaakt had. Uit het verband van deze twee verzen kunnen wij moeilijk anders concluderen dan dat Gods scheppingswerk zijn afsluiting vond hierin, dat Hij de zevende dag maakte tot rustdag. Op de eerste zes dagen heeft God alles geschapen, wat Hij scheppen wilde. Na de zesde dag behoefden er geen nieuwe dingen meer geschapen te worden. Maar het scheppingswerk van deze zes dagen vindt hierin zijn afsluiting en bekroning, dat God de zevende dag maakt tot een rustdag, een sabbatdag, een feestdag.\\ | ||
+ | Op die manier voltooide de Heere Zijn scheppingswerk. En het maken van die zevende dag tot een rustdag bestaat blijkens vers 3 hierin, dat God die dag zegende en heiligde. Met de mededeling in vers 3 zijn wij dan gekomen bij de afsluiting en tevens het hoogtepunt van het scheppingsbericht. God voltooit Zijn scheppingswerk door aan de zes scheppingsdagen een rustdag toe te voegen. Daarmee is Gods scheppingsweek ten einde gekomen: 6 werkdagen en 1 rustdag. Bij de zes scheppingsdagen behoort onafscheidelijk de zevende dag als rustdag. Zo maakte God door deze zevende dag de week vol. Aan deze zeven dagen als tijdseenheid, | ||
+ | En wij weten allen, dat dit rusten van God inhoudt dat Hij zich verlustigde in Zijn schepping, die het werk van Zijn handen was. Het gaat niet om de schepping, maar om de Schepper. God zoekt in de schepping Zijn eigen eer en verheerlijking. Daaraan wordt de schepping dienstbaar gemaakt. Daarin vindt Zijn scheppingswerk zijn doel. Vandaar ook dat God de zevende dag zegende en die heiligde. Zegenen, dat wil zeggen dat God die dag overlaadt met stromen van goddelijke kracht. De voortgang van ál het geschapene is gegarandeerd doordat God die ene dag maakt tot een bron van kracht, waaraan alle volgende dagen hun kracht ontlenen. Tegelijkertijd wordt die zevende dag door God geheiligd; dat wil zeggen afgezonderd, | ||
+ | En dan is dit het opvallende, dat God eerst zes dagen werkt, om daarna op de zevende dag te rusten en zich zo in het werk Zijner handen te verlustigen, | ||
+ | Welnu, die zegen moest eerst tot de mens uitgaan. Daardoor zou hij toegerust zijn om zijn ambt te volbrengen. Want zonder God, zijn Schepper, zou die mens niets kunnen. Die sabbatsviering van de mens met God, Zijn Vader, was tegelijk ook het teken dat het God in de schepping te doen was om heen te werken naar de ééuwige sabbatsrust, | ||
+ | Immers, ten gevolge van die zonde kan God zich niet langer verheugen over het werk Zijner handen. Want die zonde maakte de mens als beeld Gods slecht en verdorven, maakte die mens tot alle boosheid geneigd. En dientengevolge kwam ook de schepping te liggen onder de vloek van God. De mens had het beeld-Gods-zijn verloren, en zo was de weg naar de eeuwige sabbatsrust opgebroken. En toch handhaaft God ook na de zondeval de sabbat als rustdag, als teken dat heenwijst naar de eeuwige sabbatsrust. En in de handhaving van die sabbat, ook na de zondeval, openbaart zich heel het goddelijke werk van de verlossing der zonden, die Hij zelf zou gaan bewerken door het Vrouwenzaad, | ||
+ | Immers, die eeuwige sabbat komt er nu alleen maar in de weg van Gods verlossingswerk, | ||
+ | Er blijft een sabbatrust voor het volk van God. Dat is het evangelie der goddelijke vertroosting, | ||
+ | Welnu, die herschepping van de mens, die wedergeboorte, | ||
+ | Ingang in die eeuwige rust is er alleen door het geloof. Hoe duidelijk leert de Heere ons dat in de geschiedenis van Israël. En alleen vanuit die door God aan te brengen rust heeft de arbeid van de mens weer zin en doel. Dan verlustigt God zich ook in de arbeid van de mens. Zonder rust, die God werkt, is alle menselijke arbeid zinloos. Welnu, van die rust is de sabbat een teken, een afschaduwing. Daarom zullen wij de sabbat, de rustdag onderhouden, | ||
+ | |||
+ | 2) En daarom zullen wij op de sabbat, de rustdag, ons dagelijks werk laten liggen, en zullen wij genieten van de rust, die God schenkt. Eén van de zeven dagen is voor Gods volk een rustdag. Daarmee leert de Heere Zijn volk, dat ons werk in dienst moet staan van de komende eeuwige sabbatsrust. Die rust is het grote einddoel dat God voor ogen heeft. Maar tegelijk leert de Heere ons in het gebod van de rustdag, dat de rust die wordt aangebracht niet te danken is aan menselijke prestatie maar aan Gods verlossingswerk. Alle dagelijkse arbeid wordt stil gelegd, opdat wij oog zouden hebben voor Gods werk ter verlossing, opdat wij zouden weten dat wij alleen uit genade en door geloof deel hebben aan die verlossing en ingaan in Gods sabbatsrust. Die rustdag is voor de nieuwtestamentische gemeente de eerste dag van de week, de dag van Christus’ opstanding.\\ | ||
+ | Voor Israël was het de zevende dag van de week. In dit verschil tussen de oude en de nieuwe bedeling zien wij de voortgang van Gods verlossingswerk. Tijdens de oude bedeling moest de ware rust nog aangebracht worden. Maar wij mogen zien op de Christus, die door Zijn offer de ware rust heeft aangebracht, | ||
+ | En omdat het deelhebben aan die rust er alleen is door de gemeenschap met de Christus, moet nu ook die Christus verkondigd worden. Daar moet het om gaan op de zondag: de Christus moet gepredikt worden; Hij is de grote Rustaanbrenger voor de Zijnen. ‘’Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’’ Welnu, die rust wordt u verkondigd in de prediking van het evangelie, want daarin wordt u geschonken de vergeving van de zonden in Christus’ bloed, van die zonden, die de oorzaak zijn dat de ware rust niet genoten kan worden. En dus, waar de verkondiging van het heilig evangelie ontbreekt, daar kan geen sabbat, geen rust worden gevierd, want daar ontbreekt de rust van Christus, de verzoening der zonden in Zijn bloed, de herstelde gemeenschap met God door Zijn heiligmakende Geest.\\ | ||
+ | En daarom is sabbat vieren allereerst het gebod dat de kerkedienst of het predikambt en de scholen onderhouden worden. De Christus moet verkondigd, en dus moeten er predikers zijn. Want hoe zal het evangelie verkondigd worden zonder predikers? En hoe zullen er predikers komen zonder bekwaammaking en opleiding tot hun ambt? Daarom behoort tot de gehoorzaamheid aan het vierde gebod ook uw gebed en uw gave voor de Hogeschool der kerken, en ook de zorg, dat er steeds weer nieuwe studenten aankomen! Want het gaat erom zo deel te krijgen aan de sabbatsrust, | ||
+ | En dan vraagt de Heere ook van ons de dienst der barmhartigheid, | ||
+ | En dus zal alle arbeid, die niet strikt noodzakelijk is, vermeden worden, opdat wij ons inzonderheid op die dag verlustigen in Gods verlossingswerk. Wie zo de rustdag viert, die geeft de Heere ruimte in zijn leven om hem deel te geven aan de ware rust, die hier door Gods volk in beginsel wordt genoten en straks in volkomenheid. Maar dat beginsel wil de Heere in ons leven niet alleen op de zondag zien, maar al de dagen van ons leven. Immers, als God beslag legt op de eerste dag van de week, en mijn dienst daar voor Zich opeist, dan legt Hij daarmee beslag op alle dagen en eist Hij dus de dienst van heel mijn leven voor Zich op. Dan schenkt Hij mij niet alleen op de zondag deel aan Zijn rust, maar geeft Hij mij die rust elke dag. Maar dan betekent sabbat vieren ook, dat ik al de dagen van mijn leven die rust moet zoeken, die rust, die bestaat in de verzoening der zonden door Christus’ bloed en de heiliging door Zijn Geest. En dus vraagt de Heere nu ook van mij, dat ik al de dagen van mijn leven van mijn boze werken rust en Hem door Zijn Geest in mij laat werken. Christus heeft die rust voor mij verworven, en daarom zal ik vanuit die rust ook leven. Zo vangen wij in dit leven reeds de eeuwige sabbat aan, dat is het feest van de herstelde gemeenschap tussen God en Zijn volk, het feest van de vergeving der zonden en het eeuwige leven, het feest dat niet weer zal eindigen. Er blijft dus nog een sabbatsrust voor het volk van God, ook voor u. Geliefden, door het gelóóf gaat u in, in die sabbatsrust. | ||
+ | |||
+ | Amen. |