Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Volgende revisie | Vorige revisie | ||
preken:catechismus:zondag-39:1975 [28-06-2024 om 11.47 uur] – aangemaakt ds. J.H. Zwart | preken:catechismus:zondag-39:1975 [09-09-2024 om 20.52 uur] (huidige) – Externe bewerking 127.0.0.1 | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
====== Preek over Zondag 39 (1975) ====== | ====== Preek over Zondag 39 (1975) ====== | ||
- | {{tag>" | + | {{tag>" |
<- preken: | <- preken: | ||
|Gehouden te: | |Gehouden te: | ||
Regel 10: | Regel 10: | ||
| |_Gezang 1:6| | | |_Gezang 1:6| | ||
| |_Psalm 102:12| | | |_Psalm 102:12| | ||
+ | |||
+ | //Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,// | ||
+ | |||
+ | De wet des verbonds, die de Heere aan Zijn volk bekendmaakte bij de verbondssluiting op de berg Horeb spreekt maar niet alleen over onze houding tegenover de Heere, maar zij regelt ook onze houding tegenover de naaste. Daarin zien wij hoe de Heere Zijn volk in de uitleiding uit Egypte een volkómen verlossing had geschonken. Immers tot de volkomen verlossing van de mens uit het diensthuis der zonde – en daarvan was de uitleiding uit Egypte toch een afschaduwing en garantie – tot die volkomen verlossing uit de ballingschap der zonde behoort maar niet alleen het herstel van de geschonden verhouding tussen God en de mens, maar ook het herstel daarvan tussen de mensen onderling. Want, dat moeten wij niet vergeten, de ware vrede, die Adam voor de val in zonde in het Paradijs genoot, bestond niet alleen in de enig goede verhouding, waarin hij gesteld was tot God, Zijn Schepper, maar tot het genieten van die vrede behoorde ook de harmonische verhouding met de naaste. Voor het beleven van de echte, volle vrede had Adam zijn vrouw nodig om die vrede te beleven naar de zijde van het onderlinge verkeer tussen de mensen. Door de zonde heeft de mens die vrede grondig verknoeid. Door die zonde werd niet alleen de verhouding van de mens tegenover God geschonden, maar evenzeer die tegenover de naaste. Toen en zo werd voor de aarde kenmerkend de Onvrede.\\ | ||
+ | Maar in het geven van de moederbelofte lag de garantie van volkomen herstel door Jezus Christus, het grote Zaad van de vrouw. En dat God die verlossing volkomen voor Zijn volk had bewerkt en zou gaan bewerken, kwam hierin uit, dat Hij in de wet der tien geboden maar niet alleen predikt het herstel van de verhouding met God, maar evenzeer het herstel daarvan met de naaste. En alleen het herstel van die beide verhoudingen betekent de weg van de volkomen verlossing, de ware vrede, die eenmaal kenmerkend is geweest voor de aarde, maar die eenmaal opnieuw en dan voor eeuwig deze aarde zal kenmerken. Die vrede doet God Zijn volk hier reeds in beginsel genieten, want Hij schenkt dat volk Zijn tien woorden van het Verbond, waarin niet alleen gezegd wordt dat onze houding tegenover de Heere hersteld is, maar ook die tegenover onze naaste.\\ | ||
+ | Het gehoorzamen aan deze geboden uit dankbaarheid voor deze volkomen verlossing doet ons hier reeds het beginsel van de Paradijsvrede genieten, om haar straks ten volle te genieten. Om die gehoorzaamheid te kúnnen volbrengen stellen wij ons maar wat graag onder de prediking van de tweede tafel der wet, wetende dat ons ook daarin wordt uitgedeeld de verlossing der zonden door Jezus Christus en de herstelde vrede door de laatste Adam; in dit uur luisteren wij dan naar het evangelie van het eerste gebod van de tweede tafel. Ons thema is:\\ | ||
+ | |||
+ | //De Heere gebiedt Zijn volk zich te onderwerpen aan alle wettige gezag,// want:\\ | ||
+ | - alle wettige gezag is in de Heere gegrond;\\ | ||
+ | - alle wettige gezag brengt ons tot de Heere. | ||
+ | |||
+ | 1) Onderwerping aan het wettige gezag is alleen dan mogelijk, wanneer wij erkennen dat het gezag niet ligt in de mens zelf, maar in de Heere, die roept om het gezag uit te oefenen. Onderwerping aan het gezag mag en kan dan ook niet plaatsvinden ter wille van de mens die dit gezag uitoefent, maar alleen ter wille van de Heere, die dit gezag aan de gezagsdragers geeft. In de Heere is alle wettige gezag gegrond en om de Héére moet daarom het gezag geëerbiedigd worden. Ook in de tweede tafel van de wet gaat het niet om de mens, maar om de Heere. Wie te kort doet aan de tweede tafel van de wet, die doet de Heere tekort, die tast Hem aan in Zijn eer. Alle humanisme, dat de mond vol heeft over de naaste en voor hem het goede zegt te zoeken, heeft daarom niets uit te staan met, maar gaat daarentegen lijnrecht in tegen de tweede tafel van de wet. Want wie in zijn handelen tegenover de naaste de Heere niet zoekt en diens eer niet wil bevorderen, die is ongehoorzaam aan de tweede tafel van de wet. En dat begint direct al bij het eerste gebod van deze tafel. Erkenning van en ongehoorzaamheid aan het gezag is alleen daar, waar men dat doet om de Heere en niet om de mens. Immers, van de Heere komt alle gezag en waartoe zou de Heere het anders door mensen laten uitoefenen om daardoor Zichzelf groot te maken? Want alles wat de Heere geeft moet tot Hem terugkeren. Dat is Zijn eer en tegelijk onze troost.\\ | ||
+ | Nu, dat inderdaad alle wettige gezag in de Heere is gegrond, daarover laat de Heilige Schrift ons niet in het onzekere. Zovaak die Schrift ons vermaant om het wettige gezag te gehoorzamen, | ||
+ | Zij die het gezag uitoefenen en zij die er zich aan hebben te onderwerpen, | ||
+ | Maar zulk gezag is radicaal tegenovergesteld aan het gezag, waar het vijfde gebod van spreekt. Waar men het gezag niet erkent als een góddelijke gave en opgave, daar is geen echt gezag meer, ook al lijkt het uiterlijk nog wel zo. Daarom is er ook geen principieel verschil, hoogstens een gradueel verschil, tussen de humanist, die zich schijnbaar heel getrouw onderwerpt aan allen die boven hem staan, en de provo, die tegen de politie staat te schelden en te schoppen en de straten barricadeert. Beiden zijn even ongehoorzaam aan het gebod des Heeren. De humanist wil nog wel van gezag weten, omdat het blijkbaar altijd zo geweest is en omdat de maatschappij er toch niet zonder kan. Ja, maar de provo heeft evenveel recht om te zeggen: als het gezag dan toch iets menselijks is en als vanzelf is gegroeid, waarom zullen wij het dan nu niet eens op een andere manier proberen. De mensen kunnen zich vroeger heel goed vergist hebben, toen zij het gezag instelden. Misschien gaat het zonder gezagsverhoudingen wel veel beter. Tot nog toe hebben immers zij, die het gezag willen handhaven ter wille van de maatschappij nog niet veel van die maatschappij terechtgebracht. Het zo vurig begeerde paradijs is er nog steeds niet. En daarom weg met alle gezag; wij gaan het eens anders proberen. Bovendien, waarom zou de één ook moeten heersen over de ander. Alle mensen zijn toch gelijk. En alle mensen willen toch graag eigen baas zijn. Gaat elke vorm van gezag eigenlijk niet lijnrecht in tegen het wezen van de mens? Is gezag eigenlijk niet mensonwaardig? | ||
+ | Zo wordt er vandaag door velen geredeneerd en verkeren wij midden in een gezagscrisis. Geen gezag meer in het huwelijk, in het gezin, op de straat. Flink schoppen tegen de politie, dan ben je in. Schelden op de rechters, wanneer die een keer een fikse straf uitdelen, etc., etc. Zo is de situatie vandaag. Dat is erg. Jazeker, maar dit zijn uiteindelijk nog maar enkelingen. Veel erger is dat de meesten vandaag, die uiterlijk het gezag nog erkennen en gehoorzamen, | ||
+ | Want van Hem komt alle gezag en Hij wil in alle gezagsverhoudingen herkend en erkend worden. Daar gaat het de Heere om als Hij het vijfde verbondswoord aan Zijn volk voorhoudt. Dat laat de Heere ons dan ook heel duidelijk in Zijn Woord zien. Zo zegt Hij in Efeze. 5:22 en verder: “Vrouwen, weest aan uw man onderdanig, als aan de Héére – met andere woorden de vrouw moet de man onderdanig zijn, niet om haar man als man, maar omdat die man door de Heere is bekleed met gezag over zijn vrouw; daarom: weest aan uw man onderdanig als aan de Heere.” In hoofdstuk 6:1 zegt Paulus: “Kinderen, | ||
+ | Hoe duidelijk laat de Schrift op al deze plaatsen zien dat het in de erkenning van de gezagsverhouding niet gaat om de mens, maar om de Heere. Van Hem komt alle gezag; Hij wil daarin geëerd en geëerbiedigd worden. Dat geldt met name ook voor het gezag, waarmee de overheid is bekleed. “Ieder mens – zo zegt Paulus in Romeinen 13 – moet zich onderwerpen aan de overheden die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God, en die er zijn, zijn door God gesteld. Wie zich dus tegen de overheid verzet, wederstaat de instelling Gods, en wie dit doen, zullen een oordeel over zich brengen.”\\ | ||
+ | Ditzelfde getuigenis wordt ons ook door de apostel Petrus voorgehouden, | ||
+ | Nee, de Heilige Schrift laat ons niet in het onzekere als het gaat over de gezagsverhoudingen. Dat is maar geen menselijk bedenksel, maar een goddelijke gave. In Zijn Woord liggen de gezagsverhoudingen vast van kinderen tegenover hun ouders, van werknemers tegenover hun werkgevers, van onderdanen tegenover de overheid. Daarom is het gezag ook nooit ouderwets of verouderd, zoals vandaag door velen wordt geroepen. O zeker, er kunnen wel bepaalde veranderingen intreden, maar het gezag als zodanig, de zeggenschap van de ene mens over de andere, die moet er altijd blijven, want dat gezag is gegrond in de Heere, in Zijn Woord, en dat Woord is nooit ouderwets of verouderd, want het is het Woord des Heeren, dat blijft tot in der eeuwigheid.\\ | ||
+ | En geliefden, nu het zo is gesteld met het gezag volgens het Woord Gods, nu wordt het moeilijk om ons aan de wettige ambtsdragers te onderwerpen. O nee, niet voor de brave humanist, want hij is klaar wanneer hij zich voor het oog der mensen en dus óm de mensen aan het gezag onderwerpt. Maar moeilijk wordt het nu wel voor Gods volk, dat zich niet aan het gezag onderwerpt om de mens, maar ter wille van de gehoorzaamheid aan het vijfde gebod.\\ | ||
+ | En dat is niet een zaak van de buitenkant, geen ogendienst om mensen te behagen, zoals Paulus schrijft, maar dat is hartendienst om God te behagen. Want om Hem gaat het ook in dit gebod. En Hij wil niet alleen de buitenkant, maar allereerst ons hart. Daarom heeft de Catechismus dit gebod ook geheel Schriftuurlijk, | ||
+ | Behoorlijke gehoorzaamheid, | ||
+ | O zeker, daar zijn ook in de gezagsdragers zwakheden en gebreken, want zij blijven gewone mensen, die tot alle boosheid zijn geneigd, maar dat neemt hun gezag en hun ambt niet weg. Dat gezag heb ik te erkennen en daarom zal ik met hun zwakheden en gebreken geduld moeten hebben. Niet meteen met een grote mond klaar staan of een protestactie beginnen, maar geduld hebben, dat is de hand op de mond leggen en geloven dat God ondanks die zwakheden en gebreken bij machte is mij door hun hand te regeren. Want zo belieft het de Heere.\\ | ||
+ | De gehoorzaamheid aan dit gebod houdt ook in dat wij onze ouders, wanneer zij oud zijn geworden, blijven eren, liefhebben en trouw bewijzen. Dan zullen wij ze niet vergeten, maar ze terzijde staan en ondersteunen, | ||
+ | Daarom blijven wij alle door God gestelde gezagsverhoudingen erkennen en eerbiedigen, | ||
+ | De apostel noemt dus genade, wanneer iemand, omdat hij met God rekening houdt, moet lijden ten onrechte. Omdat hij met God rekening houdt, dat betekent dat zo iemand erkent dat het gezag van zijn meester in God gegrond is. Daarom onderwerpt hij zich aan zijn meester, ook al is het een kwade meester, zodat hij ten onrechte moet lijden. En dat nu is voor hem genade. Hij mag zich niet onttrekken aan de kwade gezagsdrager, | ||
+ | |||
+ | 2) En daarmee zijn wij gekomen bij het tweede, dat onze aandacht vraagt. Wij moeten ons aan alle wettige gezag onderwerpen, | ||
+ | Vandaag zullen er niet minder vele oprechte kinderen van God zijn, die ten onrechte moeten lijden, omdat zij rekening houden met God, en zich daarom niet aan het wettige gezag onttrekken. Het is veelal zo in deze wereld, dat met name de christenen, vanwege hun christen-zijn, | ||
+ | Dat is het evangelie van het vijfde gebod. Door middel van het gezag zoekt God ruimte en gelegenheid op deze aarde om Zijn verlossingswerk te volbrengen, om Zijn kerk te vergaderen, om Zijn koningsheerschappij hier erkend te zien. Daaraan stelt Christus, die door God bekleed is met alle macht, het gezag op aarde dienstbaar, ook het gezag van kwade gezagsdragers. Dat heeft Christus het rijkst gedemonstreerd toen Hij Zichzelf vrijwillig begaf in de macht van Pilatus, de wettige overheid, en zich door die overheid onrechtvaardig liet veroordelen. Hoewel Hij zich gemakkelijk aan het gezag van deze overheid kon onttrekken, immers zo sprak de Heiland toen: “Gij zoudt geen macht tegen Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven was” – heeft Hij desondanks zich aan die overheid niet onttrokken, want Hij wist dat door het gezag van de wettige overheid Gods verlossingswerk zich op deze aarde een weg zou banen.\\ | ||
+ | En het is gebeurd ook. Want in Christus’ kruisiging op gezag van de wettige overheid is Gods verlossingswerk op deze aarde verschenen. Christus’ erkende het wettige gezag, ook al moest Hij, de Rechtvaardige, | ||
+ | Ja, maar wordt daardoor alle misbruik van het wettige gezag in gezin, huwelijk of staat niet goed gepraat? Integendeel, | ||
+ | Het vijfde gebod is niet alleen voor de kinderen, maar ook voor de ouders. Dit gebod raakt ons allemaal. Het is niet voor niets dat Paulus in Efeze 6, nadat hij de kinderen vermaand heeft vader en moeder te eren, daar meteen op laat volgen: “En gij, vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heeren.” De ouders moeten de tucht oefenen in het gezin; zij moeten hun kinderen met strakke hand leiden op de weg ten leven. Die kinderen maar niet hun gang laten gaan, maar ze terechtwijzen. Want zonder de tucht en de terechtwijzing met het Woord van de Heere komt niemand bij Christus, verdorven als ieder mens is tot in de vezels van zijn bestaan.\\ | ||
+ | Maar God geeft ter wille van Zijn verlossingswerk het gezag als een genadegave. En daarom: wee de ouders, die deze gave niet als een opgave uitvoeren. Wee de overheid ook, die zich met haar wettige gezag niet stelt in dienst van Christus’ komend Koninkrijk, voor zover die overheid daartoe geroepen wordt. En dat wordt ze hierin, dat zij het zwaard draagt in dienst van God om de goeden te beschermen, en wie kwaad drijft rechtvaardig te straffen. Want dat is het ambt van de overheid, door God haar geschonken. Zij zal zich met haar gezag moeten betonen dienares van Jezus Christus, de Koning der koningen, om zo Zijn Rijk te bevorderen.\\ | ||
+ | Wee allen, die met gezag bekleed zijn, waar en hoe ook, die dat gezag niet aanwenden in dienst van Hem in Wie alle gezag is gegrond, en die het aan mensen gaf, om zo Zijn Koninkrijk te komen vestigen. Want daartoe geeft Hij het gezag. Daarom is het ook een gemene leugen, zovaak men zegt dat het gezag de mens in de weg staat om zich te ontplooien, dat alle gezag mensonwaardig is, en dat daarom alle gezag moet worden afgeworpen. Want zo is het niet. Integendeel. Zonder het gezag kan de mens niet tot ontplooiing komen, komt hij nooit tot het echte leven. Dat leven is er alleen wanneer wij het wettige gezag eerbiedigen, | ||
+ | Daarom zullen wij bídden voor allen die door God over ons zijn gesteld: voor onze ouders, voor onze onderwijzers en onderwijzeressen, | ||
+ | Zo stond Christus tegenover het wettige gezag, en daarom kan Hij het – zoals Petrus zegt – overgeven aan Hem, die rechtvaardig oordeelt. Want Christus wist dat door het wettige gezag Gods Koninkrijk op aarde zou komen. Geliefden, laat ons hier in Christus’ voetspoor treden, gelovende dat wij door middel van het wettige gezag worden ingeleid in het Koninkrijk der hemelen. Dan leren wij het gezag liefhebben en voor onze gezagsdragers te bidden. Dan zal mede door onze gehoorzaamheid aan het vijfde gebod weldra het Koninkrijk der hemelen op deze aarde verschijnen. | ||
+ | |||
+ | Amen. |