Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Volgende revisie | Vorige revisie | ||
preken:catechismus:zondag-52:1975 [28-06-2024 om 12.54 uur] – aangemaakt ds. J.H. Zwart | preken:catechismus:zondag-52:1975 [09-09-2024 om 20.52 uur] (huidige) – Externe bewerking 127.0.0.1 | ||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
====== Preek over Zondag 52 (1975) ====== | ====== Preek over Zondag 52 (1975) ====== | ||
- | {{tag>" | + | {{tag>" |
<- preken: | <- preken: | ||
|Gehouden te: | |Gehouden te: | ||
Regel 10: | Regel 10: | ||
| |_Psalm 3:4| | | |_Psalm 3:4| | ||
| |_Gezang 5:8-10| | | |_Gezang 5:8-10| | ||
+ | |||
+ | //Broeders en zusters, geliefden in onze Heere Jezus Christus,// | ||
+ | |||
+ | Wij moeten niet vergeten dat wij in het volmaakte gebed te doen hebben met het gebed dat gegeven is aan de kerk die leeft in de laatste bedeling; de bedeling die voorafgaat aan de wederkomst van de Christus. Voor die kerk is dit gebed bestemd om gebeden te worden. Het is immers de Heiland, onze Heere Jezus Christus, die dit gebed aan Zijn kerk geleerd heeft. En Hij is die Heiland, die door Zijn bloedstorting op Golgotha Zijn kerk deed overgaan in het Nieuwe Verbond. En dit Nieuwe Verbond, deze nieuwe bedeling, is tegelijk de laatste bedeling voor Christus' | ||
+ | Jazeker, de laatste bedeling is de bedeling van Gods rijkste genade. Door Christus is de kerk nu reeds meer dan overwinnaar. Aan de voorspoedige afloop behoeft niet getwijfeld te worden. Maar al leeft de kerk vandaag in de laatste bedeling, dat neemt niet weg dat zij nog steeds leeft in deze bedeling. En deze bedeling is de bedeling die is begonnen toen God in het paradijs sprak: “Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw.” De strijd, die op dat moment is ingezet door God Zelf, die duurt nog steeds voort. En al leven wij dan vandaag in de laatste bedeling van die strijd, en al mogen wij onze hoofden omhoog heffen wetende dat onze verlossing nabij is, de strijd gaat nog voort en de definitieve overwinning is er nog niet. Wij mogen zien op de overwinning van Christus via Golgotha, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren, maar die heerlijke werkelijkheid moet ons niet de ogen sluiten voor een zaak die niet minder werkelijkheid is, namelijk dat de strijd nog voortduurt totdat Christus al Zijn vijanden gemaakt heeft tot een voetbank voor Zijn voeten. En alleen wie de werkelijkheid van Golgotha, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren verstaat, die verstaat ook die laatste werkelijkheid.\\ | ||
+ | Er is voor de kerk van de laatste bedeling de rijkdom van de Heilige Geest, die de kerk bewaart en haar zal leiden in alle waarheid, maar er is tegelijk ook nog de uiterste woede van de satan. En dit laatste is niet minder reëel dan het eerste. Wie beide zaken in rekening brengt, de krachtige bewaring door de Heilige Geest en de uiterste krachtsinspanning van de satan om – ware het mogelijk – zelfs de uitverkoren te verleiden, die alleen verstaat de noodzaak van de zesde bede: “Vader, leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.” Want al is de overwinning zeker voor de kerk, dat neemt niet weg dat de strijd nog zeer reëel is. Ja, meer nog: wanneer de overwinning nabij is, dan is de strijd op het hevigst.\\ | ||
+ | Dankbaar zijn wij daarom dat de Heere Christus Zijn volk ook deze zesde bede leert bidden, opdat wij weten dat wij hebben te strijden en hoe wij in die laatste strijd allen staande kunnen blijven. Zo willen wij dan het Woord van de Heere overdenken, zoals de kerk daarvan belijdenis doet in de laatste Zondag van de Heidelbergse Catechismus. Ons thema is: | ||
+ | |||
+ | //Christus leert Zijn kerk het gebed om de bewaring door de Heilige Geest in de laatste bedeling.// | ||
+ | - Waarom dit gebed noodzakelijk is. | ||
+ | - Waarom dit gebed mogelijk is. | ||
+ | |||
+ | 1) Wij hebben zo-even, broeders en zusters, een gedeelte gelezen uit Openbaring 12. Wat wij daar lazen, is een geweldig vertroostend evangelie voor de kerk van de laatste bedeling. Immers, zo vernemen wij hier, het is de satan niet gelukt om het grote Zaad van de vrouw, dat is Jezus Christus, te verslinden. Integendeel, | ||
+ | En, geliefden, het is bij deze laatste schrikkelijke strijd tussen de wettige – wijl door God gezalfde – Koning en de vorst der duisternis, die zichzelf als koning heeft opgeworpen, dat de Heere Christus Zijn kerk inschakelt om de overwinning te behalen. Wij staan dus als levende lidmaten van de kerk aan het front. En wij hebben niet zelf dat front gezocht, maar wij zijn daarheen gestuurd door de gezalfde Koning Jezus Christus. Hij heeft ons tot de strijd geroepen en daarom moeten wij strijden; strijden om de satan te verdrijven uit zijn laatste schans. Welnu, geliefden, het is in verband met deze ons allen opgelegde strijd, dat Christus ons nu leert bidden: “leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze”. Deze bede kan dus nooit betekenen – dat verstaan wij nu: Heere, wilt U ons bewaren voor de strijd tegen de satan; wilt U ons vrijstelling geven van onze dienstplicht aan het front, in de vuurlinie. Nee, dat niet. Want dan zouden wij immers bidden om vrijstelling van die dienst waartoe Christus ons juist als levende leden van Zijn kerk geroepen heeft. Want de kerk is de kleine slagorde, die in dienst van Christus de strijd moet aanbinden tegen de slagorde van de satan en zijn handlangers. De kerk is het volk dat bestaat uit door de Christus weltoegeruste soldaten, die hun Koning moeten volgen in Zijn strijd om de satan van de aarde te verdrijven en de eeuwige vrede op deze aarde te vestigen. En zolang die strijd voortduurt – en die gaat ook vandaag nog onverminderd voort – zolang die strijd duurt, is daar nooit ook maar één moment pauze; laat staan, dat daar volledige vrijstelling zou zijn van die strijd. En daarom is het ondenkbaar, dat Christus, de Koning der kerk en Zelf de grote Tegenstander van satan, Zijn soldaten zou leren bidden om vrijstelling van hun dienst.\\ | ||
+ | Nee, wie Christus mag volgen in de strijd tegen satan, die moet niet menen, dat er in die strijd ook maar één moment pauze is, laat staan dat men van die dienst zou worden vrijgesteld. Waarom niet? Omdat Christus Zelf geen moment van pauze kent in die strijd. Integendeel, | ||
+ | En sinds Zijn hemelvaart is Hij met grote haast bezig – alweer met inschakeling van Zijn eigen volk, ditmaal het volk van het Nieuwe Verbond – om de satan nu ook van de aarde te verdrijven. Nee, de hemelvaart is niet het einde van Christus' | ||
+ | En bidden om toerusting tot de strijd betekent allereerst bidden of de Heere ons door Zijn Geest gewillig wil maken tot die strijd. En dat is maar al te zeer noodzakelijk. Want ingelijfd worden in de kerk van Christus om als Zijn soldaten aan het front te strijden, dat ligt ons van nature geen van allen. Van onszelf willen wij liever vrijgesteld worden van die strijd. Wij roepen van onszelf liever: ' | ||
+ | “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.” Dat is: Heere, maak ons door Uw Geest gewillig om te strijden; bewaar ons voor nalatigheid; | ||
+ | “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.” Nu Gij, Heere, ons tot de strijd gewillig hebt gemaakt, geef ons nu ook alles wat nodig is om in de strijd staande te blijven. En ook dit gebed is maar al te zeer noodzakelijk. Want, zo belijden wij in Zondag 52, van onszelf zijn wij alzo zwak, dat wij niet één moment zouden kunnen bestaan. Met andere woorden: van onszelf zijn wij volkomen onbekwaam om de strijd aan te binden waartoe Christus ons geroepen heeft. Wij hebben daartoe in onszelf geen enkele kracht. Eenmaal door Christus geroepen zijnde en door Hem gewillig gemaakt zijnde tot de strijd, blijven wij desondanks toch geheel en al van Hem afhankelijk. Want allereerst moeten wij door Hem elke dag opnieuw gewillig gemaakt worden, én Hij moet ons ook elke dag kracht geven tot de strijd, willen wij in de strijd staande blijven. Zo groot is onze zwakheid.\\ | ||
+ | Wij kunnen van onszelf niet volharden tot het einde toe? Waarom niet? Omdat wij van onszelf nog steeds tot alle boosheid geneigd zijn. Voor Gods kinderen blijft gelden dat zij in dit leven de volmaaktheid niet bereiken. Zelfs de allerheiligsten, | ||
+ | En nu moet u niet menen dat die zwakheid, die nog in ons is overgebleven, | ||
+ | Het werkwoord ' | ||
+ | Laten wij daar nooit gering van denken. U ziet ook hoe grote nadruk de Catechismus daarop legt. Onze doodsvijanden, | ||
+ | U bent gekocht en betaald met het bloed van Christus; u mag en u moet Christus volgen op Zijn weg naar de overwinning. Dat is een geweldig iets. En daarom zegt de brief van Jakobus: “Houdt het voor enkel vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt”. Inderdaad, zou er voor Gods verloste kinderen grotere vreugde denkbaar zijn, dan dat zij hun Heiland mogen volgen op Zijn weg naar de overwinning van Zijn en hun grote tegenstander? | ||
+ | En geliefden, voordat wij het zelf in de gaten hebben, kan het maar zo gebeuren, dat wij onze rijkdom vergeten; deze rijkdom, dat wij het Lam moeten volgen waar Hij ons roept. Wij zijn maar zo geneigd die heerlijke roeping te verzaken. Want het ligt ons geen van allen om steeds weer de strijd aan te binden met onze vijanden en om steeds weer antithetisch in deze wereld te staan. Wij kunnen ons maar zo met de wereld vermengen en er een levenspatroon op nahouden als de wereld. Dan blijken wij zo maar aan de verkeerde kant van de frontlinie ons te bevinden en niet te strijden vóór de waarheid, maar tegen de waarheid. Jazeker, voordat wij het zelf in de gaten hebben blijken wij maar zo onze geweldig hoge roeping te verzaken. Dan blijken wij allang de strijd te hebben opgegeven, waartoe Christus ons roept. Dan viert de laksheid en de lauwheid en de gemakzucht hoogtij in ons leven, in het leven van de kerk. En wij weten ons ook nog maar al te gauw voor onze houding te beroepen op de Schrift. Wij zijn immers in de wereld, zo zeggen wij dan, en je kunt toch niet uit de wereld gaan.\\ | ||
+ | Nee, inderdaad, je kunt niet uit de wereld gaan; dat mág zelfs niet. Maar je kunt als kerk ook nooit ván de wereld zijn en als de wereld leven. Want de kerk is woestijnkerk! Aldus Openbaring 12. En dat betekent dat de kerk in deze wereld moet leven uitsluitend door de kracht van het Woord en de Geest van Christus. En dat is dan ook de wapenrusting die wij hebben aan te trekken, opdat wij altijd sterke wederstand bieden. Om die wapenrusting te mogen ontvangen, daarom bidden wij in deze zesde bede. En wanneer wij deze wapenrusting weigeren aan te trekken dan – en nu citeer ik opnieuw de Dordtse Leerregels; hoofdstuk vijf, paragraaf vier: “dan kunnen de gelovigen niet alleen van het vlees, de wereld en de satan tot zware en ook gruwelijke zonden vervoerd worden, maar worden zij ook metterdaad, door Gods rechtvaardige toelating, daartoe somtijds vervoerd; zoals het droevig vallen van David, Petrus en andere heiligen, dat ons in de Schrift beschreven is, bewijst”. En zie, geliefden, op deze situatie spreekt de zesde bede in. Heere, wapen ons zo met Uw Woord en Uw Geest dat wij altijd, eerlijk en consequent U willen volgen in de strijd tegen de zonde, opdat wij nimmer ontrouw zijn in die strijd en U aldus naar Uw rechtvaardig oordeel Uw genade en Uw geest van ons zoudt moeten wegnemen. Want als Gij, Heere, Uw Geest en Uw Woord van ons neemt, dan zijn wij machteloos tegenover onze doodsvijanden. Zie hier, geliefden, de noodzaak van deze zesde bede.\\ | ||
+ | Wij zijn geroepen tot de strijd tegen de satan en zijn handlangers. Maar onze zwakheid is groot: wij willen van onszelf die strijd niet en wij kunnen van onszelf die strijd niet; wij zijn van onszelf daarom ook onwaardig tot deze heerlijke roeping. Maar Heere, leid ons niet in verzoeking, geef ons niet over in de hand van onze tegenstanders, | ||
+ | |||
+ | 2) Opdat wij de Christus kunnen blijven volgen, daarin, geliefden, ligt ook de mogelijkheid van deze bede. Wij vragen Gods beschermende hand niet op grond van onze eigen prestaties in de strijd, maar enkel en alleen op grond hiervan, dat het de Christus is, die ons tot deze strijd heeft geroepen en verwaardigd. En dat heeft Hij kunnen doen, omdat Hij zelf de verzoekingen van de satan, ja de helse benauwdheid daarvan, heeft ondergaan en heeft overwonnen. Want Hij bleef in de strijd tegen de satan volmaakt getrouw aan Zijn Vader. Hij heeft het Schriftmisbruik van de satan afgeslagen met Zijn gelovig en gehoorzaam Schriftgebruik. En in al deze verzoekingen van de hel was Christus ónze Borg. Hij heeft voor óns geleden en heeft voor óns overwonnen. Zo roept Hij ons achter Zich aan, om met en door Hem te overwinnen. Zo mag en kan Hij, de Christus, ons leren bidden: “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.” En dat leert Christus ons te bidden van de Váder. Jazeker, want in Christus, onze Middelaar, ontmoeten wij de Vader in Zijn liefde voor ons. Híj was het, die Zijn eniggeboren Zoon zond in deze wereld, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren zou gaan door de verzoekingen van de satan, maar eeuwig leven zou hebben door de Zoon te volgen. Hij was het Die Zijn Zoon deed ondergaan de helse verzoekingen in de woestijn en later aan het kruis, opdat wij daarvan zouden worden vrijgesteld en opnieuw bekwaam zouden zijn te strijden tegen de zonden. Wij doen in deze bede aldus een appèl op Gods eigen werk, dat Hij in ons is begonnen. Waarom wij op deze bede ook laten volgen: “Want van U is het Koninkrijk”; | ||
+ | En zo, geliefden, ligt de mogelijkheid van deze zesde bede – ja van heel dit gebed – vast in Gods eigen werk. Hij kán en wíl ons alles geven wat wij nodig hebben om Christus te blijven volgen. Want het gaat op de weg achter Christus aan niet om onze zaak, maar om Zijn zaak. Het gaat om de eer van de Naam des Vaders. En het is Zijn eer, dat wij door veel strijd heen als overwinnaars het Koninkrijk Gods zullen binnengaan. Daarom mag u aan de verhoring van dit gebed nooit twijfelen. Want dan zou u de waarachtigheid van Gods werk in twijfel trekken, alsof Hij niet bij machte zou zijn de satan weldra onder zijn voeten te vertreden. Moge daarom het laatste woord van uw gebed steeds weer zijn de belijdenis van uw geloof in die God, die Zelf zorg draagt voor de grootmaking van Zijn naam en daarin voor de troost van Zijn volk. Dan bemerkt u, geliefden, hoe onze Catechismus ook in deze laatste zondagsafdeling, | ||
+ | |||
+ | Amen. |